Vaktherapie in Noord Nederland Liza Aerts, junior onderzoeker Rob Giel Onderzoekcentrum (RGOc) UMCG Groningen www.rgoc.nl l.c.aerts@umcg.nl
Doel pilot studie: Aanvragen onderzoek subsidie bij ZONMW – programma doelmatigheid Achtergrond: Wetenschappelijk onderzoek naar effecten en kosten beperkt Toenemende noodzaak effectonderzoek: ontwikkeling ‘evidence based’ zorgpaden in GGZ Sinds 2008 werkgroep Onderzoek Vaktherapie Noord Nederland
Werkgroep Onderzoek Liza Aerts RGOc junior onderzoeker Jooske van Busschbach RGOc senior onderzoeker Durk Wiersma RGOc (voorzitter) Herma Betten GGZ Friesland - beeldend therapeut Mimy ter Braak UCP (UMCG) - beeldend therapeut Stenden University - docent Marieke Dorhout Lentis - psychomotorisch therapeut Carry Kappelhof UCP (UMCG) - psychomotorisch therapeut Gerrit Maliepaard GGZ Drenthe - psychomotorisch therapeut Peter Wartena GGZ Friesland - beeldend therapeut Ruud Bosscher Hogeschool Windesheim - lector Bewegen, Gezondheid en Welzijn VU Amsterdam - fac. Bewegingswetenschappen Mia Scheffers Hogeschool Windesheim - docent/onderzoeker Subsidieverlener: UMCG – fonds stimuleringsgelden (doelmatigheidsonderzoek)
1. Profiel vaktherapie in Noord Nederland 2. Opzet en resultaten pilotstudie 3. Beperkingen en aandachtspunten voor vervolgonderzoek 4. Plannen voor vervolgonderzoek
1. Profiel Vaktherapie in NN respons 90% (n=112): Gemiddelde werkweek van 27 uur Gemiddeld 43 patiënten per week, 80% in groepsverband Heterogene patiëntendoelgroep respons 68% (n=80): Ervaren en honkvaste beroepsgroep 34% met post-HBO of Master 37% geregistreerd bij de SRVB
Omvang beroepsgroep (2010, n=115)
Emotieregulatie (agressieregulatie) Contact met eigen gevoelsleven Autonomie (identiteit, assertiviteit) Psychiatrische ziektesymptomen Verwerking, plaatsgeving Spanningsregulatie, ontspanning
Behandeldoelen Volgens vaktherapeuten (respons: 67%, n=77): Autonomie, identiteit, assertiviteit Emotieregulatie Kenmerkend voor PMT (respons 66%, n=42): Grenzen; spanningsregulatie; agressieregulatie; lichaamsbeleving Kenmerkend voor Beeldend (respons: 66%, n=25): Contact met gevoelsleven; verwerking en plaatsgeving
Zelfvertrouwen Verwoorden van gevoelens Inzicht in eigen gedrag onder druk of stress Inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen Gevoelens ervaren
Verbetergebieden 75% van de patiënten (n=214): Inzicht in eigen gedrag Inzicht in eigen mogelijkheden Gevoelens ervaren 60% van de patiënten: Zelfvertrouwen
2. Pilotstudie: opzet Pre-post design Inclusieperiode van 4 maanden Onderzoeksperiode van 4 maanden Meetmoment 1: start vaktherapie (voormeting) Meetmoment 2: bij afronding of na 4 maanden (nameting) Inclusie: nieuwe verwijzing vaktherapie 18+ Afgelopen 3 maanden geen vaktherapie gehad Exclusie: Weigering of niet in staat tot invullen vragenlijsten
Instroom Vaktherapeuten: 51 Deelnemers: Totale instroom: 392 Respons: 267 (68%) Drop-out: 53 (20%) Onderzoek afgerond: 214
Representativiteit PMT en beeldend therapeuten goed verspreid over de vier instellingen Drama- en muziektherapeuten representeren één instelling Enige oververtegenwoordiging van jonge vrouwelijke deelnemers (< 25 jaar, waarvan 80% vrouw) Ondervertegenwoordiging van ouderen, kinderen, jeugdigen, langdurig vaktherapie volgend en net opgenomen patiënten
Deelnemersprofiel n=267 Vrouwelijke deelnemers 66%, gem. 34 jaar (sd:12) Mannelijke deelnemers 34%, gem. 37 jaar (sd: 12) Baan of opleiding 52% Werkeloos of arbeidsongeschikt 42% Emotionele stoornis 67% Diagnose persoonlijkheidsstoornis 43% Gebruikt medicatie 55% In zorg sinds: < 1 jaar 24% 1-5 jaar > 5 jaar 34%
Verdeling deelnemers per behandelsetting en vaktherapievorm
2. Pilotstudie - Resultaten Deelnemersgroep (n=214) is significant verbeterd (p<0.001) op alle gebruikte meetinstrumenten: Psychisch functioneren (OQ-45) Kwaliteit van leven (MANSA) Vertrouwen in eigen mogelijkheden (MHCS) Lichaamsbeleving (DKB-35)
Verbetering per subgroep Verbetering in punten op OQ-45 totaalscore: n Totaal 214 7.8* PMT+BT 69 15.2* PMT 67 4.1 BT 32 3.1 overig 28 2.7 DT/MT 15 6.8 *p<0.01
Anders weergegeven: Verandering in percentages op OQ totaalscore: RCI= reliable clinical index (14 punten of meer)
..per vaktherapie
Wie verbetert het meest? Met name deelnemers: - met de behandelcombinatie PMT en beeldend - met de slechtste score bij de start - die minder dan een jaar in zorg zijn - die vaktherapie binnen 4 mnd hebben afgerond. Ambulante deelnemers functioneren op beide tijdstippen beter, verbeteren evenveel als (dag)klinische deelnemers
Tevredenheid Tevredenheid met vaktherapie; CSQ 3.2 (0.5) 1 – 4 Gemiddeld cijfer (sd) Min – max waarde Tevredenheid met vaktherapie; CSQ 3.2 (0.5) 1 – 4 Waardering behandelrelatie door respondent; HAS 7.8 (1.3) 0 – 10 Waardering behandelrelatie door vaktherapeut; HAS 7.5 (0.9) Ambulant of korter dan 2 jaar in zorg > meer tevreden Tevredenheid zegt weinig over of het ook beter gaat
Hoeveel baat gehad bij vaktherapie? 21% zeer veel 40% behoorlijk wat 25% tamelijk 14% bijna niet M (n) 1. Psychotherapeut 2.84 (95) 2. Psycholoog 2.65 (113) 3. Vaktherapeut 2.63 (209)
3. Beperkingen en aandachtspunten Beperkingen in de huidige behandelpraktijk: Verwijzing vaktherapie later in behandelproces Indicatiestelling onduidelijk Vaktherapie vrijwel altijd aanvullend Voorgenomen behandelduur en frequentie zeer divers Beperkt gebruik van modules Kortom: vaktherapie lijkt een zinvolle behandelinterventie, dat weet u natuurlijk al lang, maar wordt bevestigd door deze studie. Patienten zijn tevreden en men verbetert op alle ingezette meetinstrumenten. Echter, hoe nu verder? Uit de behandelpraktijk komen een aantal kenmerken naar voren die het doen van een gecontroleerde effectstudie lastig maken. Zo wordt vaktherapie pas later in het behandelproces ingezet en staat een vaktherapeutische behandeling vrijwel nooit op zich. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om resultaten toe te schrijven aan uitsluitend deze interventie. Andere complicerende factor is de enorme verscheidenheid aan vaktherapeutische interventies, afhankelijk van de afdeling en instelling en behandelsetting. En het beperkte gebruik van beschreven modules. Complicerende factoren voor onderzoek!
Voor vervolgonderzoek: Controlegroep noodzakelijk Heldere indicatiestelling Behandelprotocol; beschreven, herhaalbaar en toetsbaar Valide meetinstrumenten Samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen en (opleiding)praktijk Financiën
4. Plannen vervolg onderzoek Nieuwe aanvraag ZONMW ronde 2013: 4-jarige doelmatigheidsstudie beeldende therapie Nieuwe pilotstudie in 2012 (interne financiering UMCG): behandelprotocol, indicatiestelling, meetinstrumenten Quasi experimentele studie naar effectiviteit assertiviteitsmodule “Op PAD met dramatherapie en PMT” GGZ Drenthe (in aanvraag bij Fonds Psychische Gezondheid) …
Bedankt voor uw aandacht… Vragen?
l.c.aerts@umcg.nl
Meetinstrumenten Gegevensverzameling: Respondenten: sociodemografie, activiteiten, zorgduur, zorgconsumptie Vaktherapeuten: DSM IV diagnose, aantal sessies, therapiedoelen Primaire uitkomstmaat: Psychische klachten en functioneren (OQ-45.2 Lambert 2004) Secundaire uitkomstmaten: Kwaliteit van leven (MANSA, Priebe, 1999) Vertrouwen/coping (MHCS, Carpinello, 2000) Lichaamsbeleving (DKB-35, Pölmann, 2007) Tevredenheid (CSQ, Larsen, 1979) Kwaliteit behandelrelatie (HAS, Priebe, 1993)