de zeven kostensoorten kosten van belastingen paragraaf 1.4.4 kosten van belastingen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 Belastingen geheven over het inkomen, de winst of het vermogen rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering (lokale belastingen en heffingen) gedragen door verbruikers De belastingen waarmee de ondernemer in een detailhandelsonderneming rekening te houden heeft, zijn in drie groepen te onderscheiden, te weten de belastingen die: geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen, De uitgaven aan belastingen die geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen worden in een detailhandelsonderneming niet als kosten beschouwd. rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering, De uitgaven aan de belastingen die rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering worden in een detailhandelsonderneming wel als kosten beschouwd. Tot deze groep behoren ook de lokale belastingen en de heffingen. door de verbruikers gedragen moeten worden. De uitgaven aan de belastingen die door de verbruikers gedragen moeten worden, worden door de eigenaar van een detailhandelsonderneming in opdracht van de overheid, geïnd en afgedragen en mogen daarom niet als kosten aangemerkt worden. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 Belastingen geheven over het inkomen, de winst of het vermogen: inkomstenbelasting vennootschapsbelasting geen kosten De belastingen waarmee de ondernemer in een detailhandelsonderneming rekening te houden heeft, zijn in drie groepen te onderscheiden, te weten de belastingen die: geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen, De uitgaven aan belastingen die geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen worden in een detailhandelsonderneming niet als kosten beschouwd. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 Belastingen rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering invoerrechten accijnzen motorrijtuigenbelasting bedrijfsauto onroerendzaakbelasting winkelpand baatbelasting wel kosten rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering De uitgaven aan de belastingen die rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering worden in een detailhandelsonderneming wel als kosten beschouwd. Tot deze groep behoren ook de lokale belastingen en de heffingen. Baatbelasting Gemeenten kunnen baatbelasting heffen, om bedrijven te laten meebetalen aan de herinrichting van een winkelgebied. De kosten worden dan verhaald op de zakelijk gerechtigden of eigenaren van de onroerende zaken die baat hebben bij de herinrichting. Het gaat hierbij om het voordeel van de onroerende zaak en niet van een bedrijf dat erin is gevestigd. Huurders betalen dus geen baatbelasting. Of er sprake is van voordeel, hangt af van de functie van het pand. Kosten die gemeenten mogen verhalen via de baatbelasting: Kosten voor het realiseren van voorzieningen. Voorzieningen die met medewerking van de gemeente gerealiseerd zijn. Voorzieningen waarbij onroerende zaken baat hebben. Voorzieningen in een gebied waarbij onroerende zaken baat hebben. De gemeente moet op basis van redelijkheid en billijkheid bepalen hoe hoog de baatbelasting is. Betaling baatbelasting Ondernemers kunnen baatbelasting betalen op basis van een overeenkomst met de gemeente of op basis van een aanslag baatbelasting. Het uitgangspunt van de betaling is betaling ineens. De wet biedt belastingplichtigen echter de mogelijkheid om over een periode van maximaal dertig jaar te betalen. De gemeente mag regels verbinden aan gespreide betaling. Deze regels moeten vooraf worden vastgesteld. Verdeelsleutel De gemeente kan kiezen uit verschillende verdeelsleutels voor de baatbelasting: een vast bedrag; de grenslengte van het pand aan de heringerichte straat; de oppervlakte van het pand; een combinatie hiervan. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
verplichting: innen & afdragen Belastingen gedragen door verbruikers: loonbelasting omzetbelasting verplichting: innen & afdragen door de verbruikers gedragen moeten worden. De uitgaven aan de belastingen die door de verbruikers gedragen moeten worden, worden door de eigenaar van een detailhandelsonderneming in opdracht van de overheid, geïnd en afgedragen en mogen daarom niet als kosten aangemerkt worden. geen kosten Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
systeem omzetbelasting Het systeem van de heffing van de omzetbelasting, in het spraakgebruik de btw, komt erop neer dat de ondernemer: zakelijk ontvangen btw moet afdragen zakelijk betaalde btw mag terugvorderen per saldo: Belasting Toegevoegde Waarde Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 voorbeeld inkoop partij jeansbroeken € 4.000,- consumentenomzet partij € 9.520,- gevraagd Toon aan dat de omzetbelasting een belasting is over de toegevoegde waarde Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 inkoop partij jeansbroeken € 4.000,- consumentenomzet partij € 9.520,- Consumentenomzet € 9.520,- 119 % Btw 1.520,- 19 - Omzet 8.000,- 100 Inkoopwaarde omzet 4.000,- 50 Brutowinst Zakelijk ontvangen btw: € 1.520,- Zakelijk betaalde btw: € 760,- Zakelijk verschuldigde btw: € 760,- Verschuldigd: 19% van € 4.000 = € 760,- Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 tariefgroepen 0-tarief 6%-tarief (l-tarief) 19%-tarief (h-tarief) De omzetbelasting kent drie tarieven: 0-tarief Het tarief van 0% voor leveringen en diensten die betrekking hebben op het goederen‑ en dienstenverkeer met het buitenland. Voor tabaksfabrikanten geldt een bijzondere regeling. l-tarief Het verlaagde tarief geldt voor alle voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische producten of diensten en bepaalde culturele zaken. h-tarief Het algemene tarief ofwel het hoge tarief geldt voor alle artikelen en diensten die niet onder het 0- en l-tarief vallen. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 OPGAVEN 51, 54 57, 62 67, 68 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
KleineOndernemersRegeling Vanaf hier alleen voor ondernemer Verschuldigde btw factuurstelsel kasstelsel KleineOndernemersRegeling De verschuldigde omzetbelasting kan op twee manieren worden berekend, namelijk volgens het: factuurstelsel Bij het factuurstelsel is de omzetbelasting verschuldigd op het moment van uitreiken c.q. versturen van de factuur. Dit stelsel wordt meestal toegepast voor leveringen tussen ondernemingen. kasstelsel Bij het kasstelsel wordt de omzetbelasting pas verschuldigd op het tijdstip dat de vergoeding voor de prestatie wordt ontvangen. Met andere woorden: de omzetbelasting is pas verschuldigd als er sprake is van gerealiseerde consumentenomzet. Voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting van een detailhandelsonderneming, is alleen het kasstelsel relevant. kleine ondernemersregeling De Wet op de Omzetbelasting kent verschillende soorten ondernemers. Zo zijn er ondernemers die aan alle “normale regels” van de omzetbelasting moeten voldoen en er zijn ondernemers die onder de zogenaamde kleine ondernemersregeling (KOR) vallen. Deze regeling voorziet in een vermindering van de “te verrekenen btw” (af te dragen omzetbelasting). Soms hoeft er zelfs geen omzetbelasting te worden afgedragen. Voor een vermindering kunnen alleen die ondernemers in aanmerking komen, die gekozen hebben voor een persoonlijke ondernemingsvorm. De regeling houdt in, dat een ondernemer voor vermindering van de te betalen omzetbelasting in aanmerking komt, als de afdracht in één jaar minder is dan een bepaald bedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 registratie schriftelijk verzoek bij eenheid “ondernemingen” van de Belastingdienst formulier “opgaaf: gegevens startende onderneming” invullen Een ondernemer moet zich bij het starten van een detailhandelsonderneming laten registreren bij de belastingeenheid “ondernemingen”. De detailhandelsonderneming krijgt een btw-nummer (aangiftenummer), dat bij een eenmanszaak gelijk is aan het burgerschapsnummer met de toevoeging: /B01. Bij een persoonlijke vennootschap krijgt de vennootschap een btw-nummer en niet de vennoten/aandeelhouders. Een aanvraag voor een btw-nummer neemt minimaal twee maanden in beslag. Het registreren kan op twee manieren: de startende ondernemer kan een schriftelijk verzoek indienen bij de eenheid “ondernemingen” van de Belastingdienst, gebruikmaken van het formulier “opgaaf: gegevens startende onderneming” dat verkrijgbaar is bij de belastingeenheid “ondernemingen”. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 administratief uitgaande facturen (facturen (rekeningen) ontvangen facturen (facturen die hij moet betalen) uitgaven en ontvangsten ingevoerde artikelen uit derde landen (niet EU-landen) uitgevoerde artikelen naar derde landen (niet EU-landen) privégebruik/-verbruik van goederen en diensten Om aan te kunnen tonen hoeveel omzetbelasting de ondernemer verschuldigd is, moet hij als ondernemer aan bepaalde administratieve verplichtingen voldoen. Het gaat hierbij om de inrichting van de boekhouding en om de manier van factureren. De ondernemer is verplicht de administratie duidelijk en overzichtelijk in te richten. Dit betekent dat uit de administratie duidelijk moet blijken hoeveel omzetbelasting er te verrekenen is (te betalen/terug te vragen). Voor de praktijk betekent dit, dat de ondernemer de volgende zaken moet ordenen en bijhouden: uitgaande facturen (facturen (rekeningen) die hij zelf uitschrijft), ontvangen facturen (facturen die hij moet betalen), uitgaven, ontvangsten, ingevoerde artikelen uit derde landen (niet EU-landen), uitgevoerde artikelen naar derde landen (niet EU-landen), privégebruik/-verbruik van goederen en diensten. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 administratief inkomende/uitgaande facturen doorlopend nummeren btw-identificatienummer voor alle uitgaande facturen van de inkomende en uitgaande facturen noteren: datum en nummer naam en adres van de leverancier of de afnemer btw-identificatienummers bij intracommunautaire transacties omschrijving van het geleverde artikel of de verrichte dienst prijs exclusief btw het btw-bedrag Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 lokale belastingen algemene gemeentelijke belastingen onroerendzaakbelasting rioolrechten afvalstoffenheffing specifieke gemeentelijke belastingen reclamebelasting precariorechten baatbelasting (leges) algemene waterschapslasten Iedere ondernemer krijgt te maken met de gemeentelijke belastingen. Door de deregulering van de centrale overheid wordt de burger, dus ook de ondernemer, geconfronteerd met stijgende lasten die door de plaatselijke overheid worden opgelegd. Doordat de gemeentelijke belastingen door de plaatselijke overheid worden opgelegd, kunnen de tarieven per gemeente (sterk) verschillen. De onroerendzaakbelasting (OZB) is tegenwoordig een belangrijke inkomstenbron van de plaatselijke overheid. De gemeente is in het kader van de Wet Milieubeheer verplicht om al het afvalwater dat binnen haar grondgebied vrijkomt, doelmatig in te zamelen en af te voeren. Op basis van het rioolrecht mag de gemeente de daaraan verbonden kosten verhalen op de betrokkenen. De rioolrechten vallen veelal uiteen in een vast en een variabel deel. Het variabel deel wordt gebaseerd op het waterverbruik per jaar. Niet alle gemeenten heffen rioolrechten. Naast de genoemde OZB en rioolrechten moet de ondernemer ook meebetalen aan de kosten van het verwijderen van bedrijfsafval. Voor zover dit huishoudelijk afval betreft, is de gemeente verplicht dit op te halen. Hiervoor brengt de gemeente een afvalstoffenheffing (ook wel reinigingsrechten genoemd) in rekening. specifieke gemeentelijke lasten Een ondernemer detailhandel komt in de dagelijkse praktijk in aanraking met de diverse specifieke gemeentelijke lasten, waaronder de precariorechten, de reclamebelasting en de baatbelasting. Naast deze twee “lokale lasten” zal de ondernemer rekening moeten houden met de kosten van het aanvragen van vergunningen. Deze kosten (leges) moeten bij de aanvraag van een vergunning aan de gemeente betaald worden. Afhankelijk van de gemeente waar de detailhandelsonderneming gevestigd is, kan de gemeente precariorechten heffen. Gesteld kan worden, dat de precariorechten betaald moeten worden als men gebruikmaakt van gemeentebezittingen. Voor een detailhandelsonderneming geldt dit als de ondernemer voor zijn winkel een gedeelte van de openbare weg “gebruikt”. Te denken valt aan luifels, buitenpresentaties, sandwichborden en lichtbakken. Precariorechten en reclamebelasting zijn veelal niet los van elkaar te zien. Vergelijkbare objecten (neonverlichting) geven in sommige gemeenten aanleiding tot het betalen van precariorechten, in andere gemeenten wordt hiervoor een aanslag reclamebelasting opgelegd. Vandaar dat beide begrippen door elkaar gebruikt mogen worden. Als een winkelstraat verbouwd is tot bijvoorbeeld een winkelerf, dan gaat de gemeente ervan uit dat de daar gevestigde ondernemers hiervan profiteren (er baat bij hebben). Op basis van die redenering wordt er een “verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting (naam winkelstraat)” ingesteld. Over een periode van maximaal 30 jaar krijgen de daar gevestigde ondernemers een (extra) belastingaanslag, die gebaseerd kan zijn op de strekkende meters frontbreedte. Andere verdeelsleutels kunnen zijn een hoofdelijke verdeling (alle ondernemers betalen hetzelfde bedrag), de WOZ-waarde, de mate van profijt of combinaties van de genoemde verdeelsleutels. algemene waterschapslasten De algemene waterschapslasten zijn geregeld in de Waterschapswet (1996). Deze wet biedt de waterschappen de mogelijkheid om rechten te heffen voor het gebruik van haar bezittingen. Om die reden heffen de waterschappen: een verontreinigingsheffing als bijdrage voor de waterzuiveringskosten, waterschapsomslagen als bijdrage in de kosten van waterkerings-, waterkwantiteits- en wegen- en vaarwegenbeheer. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 heffingen hoofdbedrijfschapdetailhandel algemene heffing filiaalheffing bestemmingsheffing kamer van koophandel Een hoofdbedrijfschap is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) waarin ondernemers/werkgevers en werknemers samenwerken. De PBO-organen zijn in 1956 door de overheid op verzoek van het bedrijfsleven ingesteld. Ze zijn gebaseerd op de Wet op de bedrijfsorganisatie. Ondernemers die een bedrijf uitoefenen dat in het instellingsbesluit of de instellingsverordening is genoemd, moeten de werkzaamheden van een hoofdbedrijfschap betalen. Er is geen sprake van vrijwilligheid. Vandaar dat elke detailhandelsonderneming verplicht is mee te betalen aan de kosten van de werkzaamheden van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Het HBD is een publiekrechtelijk samenwerkingsverband van alle centrale ondernemers- en werknemersorganisaties in de detailhandel, te weten MKB-Nederland, Raad NDH, CVAH, FNV Bondgenoten en Dienstenbond CNV. Het komt op voor de belangen van de detailhandel en ondersteunt de bedrijfstak met diverse activiteiten. Het HBD wordt dus via heffingen bekostigd door de ondernemers in de detailhandel. Een bestemmingsheffing wordt per branche geheven, als het HBD bijzondere uitgaven voor die branche doet. Dit gebeurt altijd in overleg met de betreffende brancheorganisatie. Bestemmingen kunnen onderzoek en collectieve reclamecampagnes zijn. heffing kamer van koophandel Elke ondernemer moet binnen een week voor of na het vestigen van zijn onderneming worden ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel waaronder de vestigingsplaats valt. Als de ondernemer meerdere filialen exploiteert, dan wordt alleen de hoofdvestiging ingeschreven bij de betreffende KvK. De filialen betalen zelf dus geen eigen jaarlijkse bijdrage. Het Handelsregister kan gezien worden als de burgerlijke stand van het bedrijfsleven. Voor de eerste inschrijving en daarna jaarlijks, legt de Kamer van Koophandel een heffing op die per kamer (regio) wordt vastgesteld. De hoogte van de vergoeding die de KvK in rekening brengt, wordt onder andere bepaald aan de hand van de ondernemingsvorm. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4 OPGAVEN 51, 53, 54 55, 57, 62 67, 68, 72 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.4