Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
Advertisements

Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
Het Eigen Vermogen. Het eigen vermogen is het geld dat de eigenaar zelf in zijn onderneming heeft gestoken. Het is een schuld, want de onderneming zou.
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
H4 Kopen is kiezen 4.1 Kopen en betalen 4.2 Consumeren en behoeften
G E L D.
KRITISCHE KOPER?.
Rekenen Cito M6 oefenen.
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Lesplanning • Binnenkomst • Intro • Vragen huiswerk • Uitleg docent 2.5 • Zelfstandig werken, met radio?? • Afsluiting van de les. • Lokaal verlaten.
Winst- & verliesrekening (of resultatenrekening of baten- & lastenrekening) Het Eigen Vermogen verandert als gevolg van de bedrijfsactiviteiten gedurende.
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Hoofdstuk 2.
Herhaling H4  Iedereen gaat staan  Lees en luister naar de vraag  Kies het voor jouw juiste antwoord doordat je het groene of rode kaartje toont.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
Hoofdstuk 6 - Boekhouden
Geldschepping door banken
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
Wat is geld?.
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
REKENEN.
Geld tekort en geld over
2.1 Procenten en promillages
2.3 Vreemde valuta.
Goedemiddag H3b.
Goedemorgen H3b.
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3 Uitgedeelde stencil Rekentrainer!
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Een verandering = -Een afname -Een toename (nieuwe bedrag – oudste bedrag) : oudste bedrag X 100 =...%
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.4 Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Paragraaf Huren  Huur  Gas, water en licht  Klein onderhoud Kopen  Hypotheek  aflossing en rente  Onroerendezaakbelasting  Gas,

Economie Paragraaf
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Samenvatting hoofdstuk 1
Herhaling Hoofdstuk 1.
Vraagstukken: intrest
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
Stap 3; Constant of Variabel?
1.2 Binnenkomst Nakijken herhaling 1.1 Uitleg 1.2 Lezen 1.2
§2.1 Hoe betaal je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
§1.1 Wat voor een inkomen heb je?
§2.3 Hoe leen je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Lenen
Met gebruik van een verhoudingstabel
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Geschiedenis van het geld
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
Instructie hfst 4. Belangrijke begrippen Premie= bedrag dat je voor de verzekering betaalt. Hoogte hangt af van het risico,de waarde van het verzekerde,wel.
Soorten verzekeringen  Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)  WA-verzekering  WA- + cascoverzekering ‘allrisk’  Reisverzekering 
Domein Verhoudingen 11 Rente van spaartegoeden 2 Rente van spaartegoeden Als je geld op een spaarbankrekening stort en voor langere tijd laat staan,
Instructie hfst 1 klas 3tl. Koopkracht Koopkracht= hoeveel kun je kopen met je geld Inflatie= algemene prijsstijging Koopkrachtstijging= loonstijging.
Exameneenheid: Consumptie
Hoofdstuk 4 Verzekeren.
Rekenen.
Welkom havo 4..
Hoofdstuk 7.2 Les 1.
Geld Inleiding.
De bank en jouw geld Hoofdstuk 3 Geheel.
Geld en Welvaart Exameneenheid Consumptie
Boek 4 - Hoofdstuk 3 GELD VOOR DE OVERHEID
Transcript van de presentatie:

Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2 Begrippenlijst achterin Op onderwijsportaal, bij leermiddelen, staan heel goede oefeningen. Leraareconomie.nl

Indirecte ruil Directe ruil Ruilen van product/ dienst voor een ander product/ dienst.

Waarom geld? Ruilmiddel (zie vorige dia) Rekenmiddel (makkelijk om mee te rekenen) Spaarmiddel (is makkelijk op te bergen en gaat lang mee)

Chartaal geld Giraal geld Munten en bankbiljetten Geld op de bankrekening

Soorten ontvangsten Ontvanst zonder tegenprestatie: geld dat je krijgt waar je niks voor hoeft te doen (bijvoorbeeld zakgeld) Ontvangst met tegenprestatie: geld kan je krijgt waar je wel iets voor moet doen (bijvoorbeeld loon van een bijbaan)

INFLATIE Koopkracht Koopkracht In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht Koopkracht INFLATIE = Het geld wordt minder waard

http://www.youtube.com/watch?v=8aFkpFIKhFc

Onzeker voorval (iets wat je van tevoren niet verwacht had) Materiële schade Schade die in geld is uit te drukken. Immateriële schade Schade die niet in geld is uit te drukken. inboedelverzekering Verzekert goederen in jouw huis Premie (per maand) Opstalverzekering Verzekert jouw huis Reisverzekering Schade als je op reis bent, ook als je daar ziek wordt. Ziektekostenverzekering Vergoedt kosten als je ziek wordt.

(nieuw bedrag - oud bedrag):oud bedrag x 100 - Premie wordt berekend per promille, dus per 1000 en niet per 100 zoals bij procent - Let op! Gebruik nooit punten op je rekenmachine als het gaat over grote getallen (bv. 1.000.000). Puntjes op je rekenmachine zijn komma’s! -Verandering (zowel afname als toename) reken je uit door: (nieuw bedrag - oud bedrag):oud bedrag x 100 Gebruik altijd de haakjes!

Rente BETALEN bij geld lenen Pietje leent €30.000 bij de bank. Hij moet 6,75% rente per jaar betalen. Hoeveel moet Pietje per jaar aan rente betalen? €30.000 = 100% 1%= €30.000/ 100 1% = €300 6,75% = €300 * 6,75 6,75% = €2025 Dus Pietje betaalt €2025 rente per jaar

Verandering in procenten: Opdracht 6) maak gebruik van het HB bron 4. Ibrahim koopt een paar sportschoenen ie afgeprijsd zijn van €85 naar €59,50. Hoeveel procent bedraagt de korting? Nieuw: €59,50 Oud: €85 (€59,50 - €85) / €85 X 100 = -30 korting = 30%

Hoeveel procent is €300 van €1200? Wat is de verandering in procenten als het bedrag stijgt van €350 naar €450? Hoeveel is 18,75% van €350? 300/1200 *100= 25% (450-350) / 350*100= 28,6% 350 /100*18,75= €65,6