Vraagstukken: intrest

Presentatie over: "Vraagstukken: intrest"— Transcript van de presentatie:

1 Vraagstukken: intrest

2 Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening?

3 Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 100

4 Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 100

5 Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 600 euro 100

6 Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 600 euro 100 intrest

7 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro =
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 600 euro 100 intrest euro euro =

8 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 600 euro 100 intrest euro euro = euro

9 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro
Jan heeft euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van euro = 600 euro 100 intrest euro euro = euro kapitaal na één jaar