Bezit en bezitsacties Eindversie 14. Bezit en bezitsacties Eindversie
Inhoud De regeling van het bezit in B.W. Possessio in het Romeinse recht Bezit in het costumiere en latere recht
Regeling van het bezit in het B.W. (1) Het bezit wordt soms bij de zakelijke rechten behandeld, maar is eigenlijk geen zakelijk recht. Het is eerder een feit dat door het recht wordt beschermd Ons B.W. geeft in artikel 2228 een definitie van het bezit (overgenomen uit de C.C.): “Bezit is het houden van een zaak die wij in onze macht hebben of van een recht dat wij uitoefenen, hetzij in persoon, hetzij door een ander die in onze naam de zaak in zijn macht heeft of het recht uitoefent” Uit deze definitie kunnen wij al afleiden dat ons recht naast het bezit en de eigendom ook de situatie kent dat een ander (bijv. huurder, bewaarnemer) in onze naam de macht uitoefent over een zaak, situatie die men meestal omschrijft als detentie
Regeling van het bezit in het B.W. (2) Verder is ons bezit georganiseerd om er verjaring door te verkrijgen. Het moet hiervoor voortdurend en ononderbroken, ongestoord, openbaar en niet dub-belzinnig zijn (art. 2229), men wordt steeds geacht voor zichzelf te bezitten (art. 2230), daden van ge-weld kunnen niet als grondslag dienen voor een bezit waaruit verjaring ontstaat (art. 2233 B.W.) en om de verjaringstermijn te bereiken mag men de tijd van de rechtsvoorganger meerekenen (art. 2235 B.W.) Van waar komt nu die rechtsregeling? Antwoord (zoals dikwijls) uit het Romeinse recht vermengd met regels van het costumiere recht
Possessio in het Romeinse recht (1) Begrip en ontstaan van de possessio Voorwaarden van de possessio Gevolgen van de possessio De belangrijkste bezitsacties
Begrip en ontstaan van de possessio (1) De Romeinen ontwikkelden een notie van bezit die het best te omschrijven is als de macht van iemand over een goed die door de praetor/keizerlijke rechter werd be-schermd met een (bezits)interdict D. 43 somt de standaardoplossingen op die de praetor (of kei-zerlijke rechter) uitsprak in allerhande gevallen van hinder, gaande van de versperring van een uitweg of doorvaart, het laten lopen van water in een aquaduct tot hinder bij werken aan rioleringen. De praetor loste deze praktische problemen op door het ne-men van voorlopige maatregelen. Na controle van enkele summiere gegevens sprak hij in een kortgeding ‘tussendoor’ recht (interdicere). Eén van de ruziemakers kreeg dan in afwachting van de uitspraak in een proces ten gronde de possessio: hij mocht voorlopig de zaak feitelijk bij zich houden
Begrip en ontstaan van de possessio (2) Het befaamste interdict was het (algemene) interdict undi vi (D. 43, 16) dat gegeven werd aan een slachtoffer van geweld of eigenrichting. De praetor luisterde nog alleen naar klachten wanneer de gevolgen van geweld of eigenrichting waren uit-gewist. Het slachtoffer kreeg voorlopig possessio, ook al had hij geen argumenten voor een later proces. Deze voorlopige maatregel was geen zakelijk recht, maar een procesmaatregel waartegen geen beroep mogelijk was. Wie ertegen wou reageren moest een proces ten gronde aanspannen. Als dusdanig gold die maatregel erga omnes De bezitsbescherming van goederen ontwikkelde zich in het klassieke Romeinse recht toen het leger in de Repu-bliek steeds meer grond (gratis of tegen betaling) in concessie gaf aan particulieren. Deze precariumpraktijk werd ook overgenomen door rijken tegenover armen
Begrip en ontstaan van de possessio (3) Tegenover het leger (rijke) stond de particulier in een precaire positie (in precario): het leger (rijke) kon de concessie steeds herroepen. Maar de precarist wilde intussen wel beschermd worden tegenover derden die zijn goed opeisten en deed hiervoor een beroep op de praetor die, wanneer hij vaststelde dat hij met een precarist te doen had, hem automatisch het interdictum uti possidetis (interdict voor onroerend goed) gaf De rechtstoestand die door de verlening van het interdict was geschapen, noemde men possessio. Het bezit kreeg hier voor het eerst zijn politionele functie : verzekeren van de openbare orde door de bescherming van een bezitter tegen het optreden van een derde
Begrip en ontstaan van de possessio (4) Het interdict was veel goedkoper en ging veel vlugger dan een procedure met acties. Bijgevolg werd het interdictum uti possi-detis ook voor particuliere grond ingevoerd, naast de revindicatie In de 3de eeuw kwam er een interdictenbescherming voor roeren-de goederen bij, het interdictum utrubi, en later nog meerdere andere interdicten (zie verder) Doordat de interdictenprocedure eenvoudiger en goedkoper was dan de revindicatieprocedure, besliste de praetor op een zeker ogenblik om geen revindicatie meer toe te staan als er niet eerst met een interdict was geageerd. Alleen wie verloren had in een interdictenproces kwam voor een revindicatie in aanmerking (zie hoger) In de klassieke periode kreeg possessio een bijkomende functie: het werd een voorwaarde voor usucapio en nog later voor praescriptio longi temporis (zie hoger)
Voorwaarden van de possessio (1) Bezit kon alleen voor goederen in de handel De bezitsverkrijging moest corpore et animo (met lichaam en geest) geschied zijn. Die twee elementen werden samen gelezen. Zo kon men voor bezit niet alleen inroepen dat men de goederen werkelijk had vastgenomen, maar ook dat men vanuit een toren hun grenzen had aangewezen of ze in een loods lagen waarvan men de sleutels had of er een bewaker voor betaalde. Corpore et animo werd ook in rekening gebracht voor bezitsverlies. Animo volstond soms (Bijv….)
Voorwaarden van de possessio (2) Voor bezit was ook een voorafgaande geldige ti-tel (iusta causa) nodig. Hiermee verwees men eigenlijk naar de personen die de praetor bereid was om te beschermen Dit was vooreerst het geval voor personen die de eigendom van goederen via usucapio wilden verwerven en daarvoor een juiste titel hadden Dit kon ook de eigenaar zelf zijn (die hiermee een lastig eigen-domsproces vermeed), de bezitter ter goeder trouw (verkregen van een non domino), de bezitter ter kwader trouw, de precarist (zij het niet tegenover het leger of rijke!), de erfpachter, de pandcrediteur en het sekwester Dit was in het Romeinse recht echter duidelijk niet het geval voor de huurder, pachter, bewaarnemer, voogd, curator : zij bezaten slechts voor een ander (animus alieno nomini tenendi)
Gevolgen van de possessio De bezitter werd beschermd met een interdict De bezitter had de (voordelige) positie van de verweerder in een revindicatieproces. De deten-tor moest de hulp van zijn dominus inroepen (laudare dominum suum) Het bezit deed eigendom verkrijgen: bij traditio, bij usucapio, bij praescriptio longi en bij prae-scriptio longissimi temporis. Bij de eerste drie moest hij (zoals gezegd) wel ter goeder trouw zijn
Belangrijkste bezitsacties in het Romeinse recht (1) De Romeinsrechtelijke edicten strekten tot vrijwaring van het bezit (retinendae possessionis causa) of tot recuperatie van het bezit (reciperandae possessionis causa) Het interdictum uti possidetis was een interdict tot vrijwaring van bezit van een onroerend goed tegen stoornis. Voorwaarde was dat het bezit vreedzaam, openbaar en niet als precarist tegenover zijn eige-naar werd ingeroepen (nec vi, nec clam, nec precario). Het interdict kon dus, met uitzondering van de precarist, ook tegen de eigenaar worden ingeroepen !
Belangrijkste bezitsacties in het Romeinse recht (2) Het interdictum utrubi (letterlijk ‘één van de twee’) bood bescherming voor roerende goederen. Ook hier gold de regel nec vi, nec clam, nec precario. In tegenstelling met het vorige edict bood het geen bescherming aan diegene die momenteel bezat, maar aan diegene die het grootste deel van het jaar bezat. Als dusdanig werkte dit in-terdictum nu eens vrijwarend en dan eens recuperend Het (algemeen) interdictum unde vi bood recupererende bescherming tegen geweld op voorwaarde dat het slacht-offer de bescherming aanvroeg binnen het jaar na de geweldpleging. Het interdict de precario bood recuperende bescherming voor de eigenaar tegen de precarist die het goed niet wou teruggeven!
Het bezit in het costumiere recht Het begrip saisine Bezitsacties in het costumiere recht
Het begrip saisine (1) Het middeleeuwse recht kende geen precies onder-scheid tussen eigendom en bezit. Beiden begrippen za-ten verweven in het begrip saisine of weer, zijnde een beter gebruiks- of genotsrecht De saisine keek vooral naar de opbrengst (fructus) van een goed. Op één en hetzelfde goed konden er dan ook terzelfder tijd meerdere saisines zijn, bijv. van de leen-man, van de leenheer, van de douarière, van de cijns-pachter en van de pachter Men beschermde ook saisine van iemand die geen fei-telijke heerschappij over de zaak had, bijv. van de erfgenaam die nog niet in het bezit was van het goed Saisine sloeg in beginsel op erven, met inbegrip van onroerende rechten
Het begrip saisine (1) Saisine werd verworven door 1° feitelijke of symbo-lische bezitsverschaffing (overgeven aardkluit of strohalm) gevolgd door uit- en inbezitstelling (onter-ven ende erven) door het plaatselijke gerecht als het om een onroerend goed ging. 2° Saisine werd van rechtswege verkregen door erfenis (Le mort saissit le vif : art. 724 B.W.) en huwelijksgift Vanaf 14de eeuw maakte men opnieuw een onder-scheid tussen eigendom en bezit. De bezitsacties die vanaf dan ontstonden (bijv. de complainte) sloe-gen alleen op bezit, dat soms verkeerd als saisine werd genoemd
Bezitsacties in het costumiere recht (1) Simpele saisine : was de vordering tegen diege-ne die een inbreuk (onghebruuc) pleegde op ie-mands saisine (in de gemengde betekenis van eigendom en bezit) teneinde de eiser in zijn sai-sine te laten behouden of te herstellen en aan de stoorder een verbod op te leggen dat in de toe-komst nog te doen De eiser riep voor zijn beter recht een titel of de feitelijke macht over het goed gedurende onheugelijke tijden (geen memorie ter contrarie) Indien er schade was geleden kon hij bijkomend een schadevergoeding bekomen
Bezitsacties in het costumiere recht (2) Complaincte in cas van nieuwichede : was de eerste echte (van de eigendomsvordering volledig te onder-scheiden) en belangrijkste bezitsvordering Ze gold alleen voor onroerende goederen en rechten (erven) Er moest een stoornis of ontzetting van bezit zijn De eiser moest het goed één jaar en één dag nec vi, nec clam, nec precario in zijn bezit hebben en de vordering moest binnen het jaar na de bezitsstoornis zijn ingesteld Over het bezit werd in kortgeding uitspraak gedaan in drie fazen: eerst door een deurwaarder ter plaatste (retablissement), ver-volgens door de rechtbank hangende het geding (recredentie) en vervolgens definitief door de rechtbank bij eindvonnis. Daarna kon nog een eigendomsproces volgen Het is deze bezitsvordering die werd overgenomen in ons recht (artikel 1370-1371 Ger.W)
Verval van de bezitsacties Bezitacties deden zich vooral voor in een tijd dat men geen eigendomsakte kon voorleggen. Door het verschriftelijken van de cultuur raakten ei-gendomstitels meer verspreid en konden eigen-domsprocessen (petitoire processen) gemakke-lijker worden ingespannen De Franse revolutie voerde allerlei kortgeding- procedures in die ook voor onroerende goederen kunnen gebruikt worden De bezitsacties worden nu nog zelden gebruikt … maar bestaan nog