Paulus en Israël Romeinen 9-11
Paulus is naar het vlees een Israëliet, uit de stam Benjamin… Filippenzen 3:4-8
1 e :Zij zijn Israëlieten…
Jakob = vasthouder, hiel werd: Isra-ël / vorst met God oprecht met God
Jeremia 30 – het herstel van Israël: lijden - heerlijkheid
2 e : Zoon – plaatsing eerstgeborene = bkr eerstelingsvrucht - Jakobus 1:18 Jesaja 63:16
3 e : de heerlijkheid ?!
De sjechinah was de heerlijkheid, die op en in de tabernakel en de tempel kwam, zodat de priesters er niet in konden blijven. Exodus 16:10; 29:43; 40:35; 1 Koningen 8:10; Hebreeën 9:5
4 e : de verbonden vb: Noachitisch verbond Verbond met Abraham – geen voorwaarde
Oude verbond = de wet op Sinaï, het huwelijk van JHWH met Israël
Nieuw verbond – de bruid: Israël
Oude verbond: voorwaarden Nieuwe verbond: genade, geen voorwaarden, God geeft Zijn geest in het binnenste van het huis van Juda en het huis van Israël
5 e : de wetgeving de wet-plaatsing (nomo-thesia); de Torah, inclusief de 10 woorden op de Sinaï
6: de dienst aan God
Priesterlijk koningschap Verleden: in het land de tabernakel- en tempeldienst Toekomst: in het land de tempeldienst, ook voor de volkeren; Ezechiël 46, Jesaja 56:6-8; Zacharjah 14:16-19
7 e : de beloften Aan Abraham beloofd, beloften van de vaderen Romeinen 15:8; 2 Corinthiërs 1:20
de vaderen: Abraham, Isaak, Jakob, 12 zonen; Jozef, Efräïm
Uit hen is: de Christus!