Meten bij marktonderzoek

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Basisboek Interviewen 3e druk 2012
Advertisements

Schoolsecretariaten (n=555)
Het doen van eigen onderzoek
Laurens van der Maaten IKAT / ROB
1.1 Waar worden enquêtes voor gebruikt?
Toetsen van verschillen tussen twee of meer groepen
De omvang van een steekproef bepalen
Wat zijn goede peilingen?
Hoofdstuk14 Gegevens verzamelen in het veld, non- responsefouten en screening van vragenlijsten.
Hoofdstukken 15 en 16.  als spelers meer keuze hebben kunnen nieuwe verhalen ontstaan. Hoe kan ik meer keuzes brengen?  Conflicten leiden tot meerdere.
Jongeren met visuele beperking: persoonlijk netwerk en welbevinden
Inleiding in de statistiek voor de gedragswetenschappen Met ondersteuning van PASW Guido Valkeneers.
Statistiek HC1MBR Statistiek.
Hoofdstuk 3 – Gegevens verzamelen
Onderwerp Vraagstelling Theorie Methodiek verslaglegging
Inleiding in de statistiek voor de gedragswetenschappen Met ondersteuning van SPSS Guido Valkeneers.
Niet-rechtlijnige beweging Vr.1
1 Datastructuren Sorteren: alleen of niet alleen vergelijkingen College 5.
Beschrijvend onderzoek
Meten van onderzoeksvariabelen
Onderzoeksmethode Oftewel: met welke specifieke onderzoeksmethode kan ik het best mijn onderzoeksvraag beantwoorden.
De steekproefopzet bepalen
Dataverzamelingsmethoden
Eenvoudige data-analyse: beschrijvende statistische
Hoofdstuk 6 – Tabellen en grafieken
Meten bij marktonderzoek
Marktonderzoek als proces
De steekproefopzet bepalen
Dataverzamelingsmethoden
Eenvoudige data-analyse: beschrijvende statistische
Hoofdstuk 8 Primaire kwalitatieve gegevens verzamelen door middel van waarnemen en interviewen Methoden en technieken van onderzoek, 5e editie, Mark.
Hoofdstuk 9 Primaire kwantitatieve gegevens verzamelen met behulp van gestructureerde waarneming, gestructureerd interviewen en het gebruik van vragenlijsten.
Collegeweek 3 Observeren
Hoofdstuk 4 – Gegevens analyseren
WOT statistiek Inleiding
Survey onderzoek Veldstudie waarin via een interviewmethode een stand van zaken wordt opgemaakt voor een representatieve steekproef enquêtes opiniepeilingen.
Psychologische Test.
Inleiding in de statistiek. met ondersteuning van SPSS
Kwantitatief onderzoek
Sparkle een bewijssysteem voor Clean Maarten de Mol Katholieke Universiteit Nijmegen 11 januari 2002.
Probleemoplossingstechnieken
LOP SECUNDAIR 7/6/ Betrokken ouder, tevreden ouder.
Methoden & Technieken van Onderzoek
Methoden & Technieken van Onderzoek
onderzoeksvraag Soorten onderzoeksvragen Exploratieve onderzoeksvraag
Hogeschool Rotterdam, Opleiding Vastgoed & Makelaardij drs. ing. M.M.A. Scheepers Collegejaar college.
Onderzoek I Bijeenkomst 3
Plancyclus, les 4  Actualiteit  Vragen naar aanleiding van vorige les  Vragen over hoofdstuk 4 en 5  Observeren met een plan; het verschil tussen observeren.
Begin- situatie Werk- vormen Leer- processen Leer- middelen Leerstof Evaluatie Leerdoelen.
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv H 10 onderzoek met vragenlijsten.
Marktonderzoek © 2011 | Noordhoff Uitgevers bv H 8 observatie en registratie.
Bijeenkomst 5. Terugblik  Wat hebben we vorige bijeenkomst besproken?  Alles gelukt met het persoonlijk profiel?  Liepen jullie nog tegen dingen aan?
Koffieochtend 3 november 2016 REGELS EN GRENZEN IN DE OPVOEDING
Kan je zien of iemand holebi is?
Rekenen.
Les 5 IBS 2 Waarneming en verwerking van informatie.
Lio-praktijkonderzoek
Het forum.
Les 5: Het marketingplan
Dataverzamelingsmethoden
Deeltijd module 4 – oktober 2018 Shifra Bouter, MSc.
Survey Olyne Wolbert, Maayka Baardman, Jessica koers, yasmina el manssouri & janne beeuwsaert.
Eenvoudige data-analyse: beschrijvende statistische
De steekproefopzet bepalen
Betrokken ouder, tevreden ouder
De omvang van een steekproef bepalen
Toetsen van verschillen tussen twee of meer groepen
Hoofdstuk 4 Kwantitatieve dataverzamelingsmethoden Nel Verhoeven
Verpleegkunde deeltijd module 4 Shifra Bouter, MSc.
Kwantitatieve kenmerken
Transcript van de presentatie:

Meten bij marktonderzoek Hoofdstuk 10 Meten bij marktonderzoek

Basale vraag- en antwoordformats Open vragen Gesloten vragen Antwoordschalen

Basale vraag- en antwoordformats Open zonder doorvragen Open vragen: respondent krijgt geen antwoordmogelijkheden voorgelegd. Zonder doorvragen: interviewer probeert geen aanvullende informatie te verkrijgen. Voordeel: Respondent antwoordt in zijn eigen woorden Nadelen: Moeilijk te coderen en te interpreteren Respondents kunnen incomplete antwoorden geven

Basale vraag- en antwoordformats Open met doorvragen Open vragen: respondent krijgt geen antwoordmogelijkheden voorgelegd. Met doorvragen: interviewer krijgt instructie om aanvullende informatie boven tafel te krijgen. Voordeel: Leidt tot complete antwoorden Nadeel: Moeilijk te coderen en te interpreteren

Basale vraag- en antwoordformats Gesloten dichotoom Gesloten vraag: de vragenlijst geeft antwoordmogelijkheden aan waarop de respondent snel en makkelijk kan reageren. Dichotome: kent twee antwoordmogelijkheden, bijvoorbeeld ‘ja’ of ‘nee’. Voordeel: Simpel toe te passen en te coderen Nadelen: Antwoordmogelijkheden zijn soms te sterk vereenvoudigd

Basale vraag- en antwoordformats Gesloten, meerdere antwoordmogelijkheden Gesloten vraag: de vragenlijst geeft antwoord-mogelijkheden aan waarop de respondent snel en gemakkelijk kan reageren. Meerdere antwoordmogelijkheden: er zijn meer dan twee antwoordmogelijkheden. Voordelen: Een breed scala antwoordmogelijkheden Eenvoudig te stellen en te coderen Nadelen: Kan de aandacht richten op antwoordmogelijk-heden die de respondent eerst niet besefte Je moet een onderscheid maken tussen ‘kies één’ en ‘kies alle die van toepassing zijn’

Basale vraag- en antwoordformats Scaled response zonder antwoordschaal De onderzoeker gebruikt een schaal om de eigenschappen van een theoretisch begrip te meten. Zonder antwoordschaal: de schaal kan een puur numerieke zijn of alleen de beide extremen van de schaal aangegeven. Voordelen: Respondent kan mate van intensiteit/gevoel uitdrukken Eenvoudig te stellen en te coderen Nadelen: Respondent kan zich soms niets bij de schaal voorstellen

Basale vraag- en antwoordformats Scaled response met antwoordschaal de onderzoeker gebruikt een schaal om de eigenschappen van een theoretisch begrip te meten. Met antwoordschaal: de antwoordmogelijkheden staan op de vragenlijst aangegeven. Voordelen: Respodent kan mate van intensiteit/gevoel uitdrukken Eenvoudig te stellen en te coderen Nadelen: De schaal kan ‘geforceerd’ of te gedetailleerd zijn Respondent kan zich niets bij de schaal voorstellen

Overwegingen bij de keuze voor een vraag-en- antwoordformat De aard van het kenmerk dat wordt gemeten Geslacht = dichotoom Vorig onderzoek Gebruikelijk dat vraag- en antwoordformat van het oorspronkelijke onderzoek wordt overgenomen De dataverzamelingsmethode Bij een telefonisch interview bijvoorbeeld is het lastig dat de respondent de antwoordcategorieën niet kan zien De capaciteiten van de respondent Kinderen kunnen niet omgaan met een schaal Het gewenste schaalniveau

Basisbegrippen rond meten Meten: de hoeveelheid of intensiteit van een kenmerk vaststellen dat voor de onderzoeker van belang is. Eigenschappen: de speciale kenmerken van een object die het onderscheiden van een ander object. Objectieve eigenschappen zijn fysiek te verifiëren Subjectieve eigenschappen kunnen niet rechtstreeks worden gemeten

Schaalkenmerken Beschrijving: verwijst naar het gebruik van een unieke beschrijvende aanduiding, of benaming, die staat voor elk punt op de schaal. Zo zijn ‘ja’ en ‘nee’, ‘eens’ en ‘oneens’ en de leeftijd van de respondent in jaren beschrijvende aanduidingen van een eenvoudige schaal. Volgorde: verwijst naar de relatieve omvang van de beschrijvende aanduidingen. In dit geval is het sleutelwoord ‘relatief’ en omvat beschrijvende aanduidingen als ‘groter dan’, ‘minder dan’, ‘gelijk aan’. Afstand: een schaal heeft de eigenschap afstand als de absolute verschillen tussen de beschrijvende aanduidingen bekend zijn en in eenheden kunnen worden uitgedrukt. Oorsprong: een schaal heeft de eigenschap oorsprong als er een uniek beginpunt is of de schaal een echt nulpunt heeft.

Meetniveaus van schalen Nominaal meetniveau: gebruikt alleen benamingen. Ordinaal meetniveau: met ordinale schalen kan de onderzoeker een rangorde in respondenten of hun antwoorden aanbrengen. Interval meetniveau: schalen waarbij de afstand tussen elke beschrijvende aanduiding bekend is. Ratio meetniveau: schalen met een echt nulpunt.

Werkpaardschalen in marktonderzoek De aangepaste Likert-schaal De Levenstijlinventarisatie De semantische differentiaal Halo-effect Andere schalen

Betrouwbaarheid en validiteit van metingen Betrouwbaarheid: meting waarbij elke respondent op dezelfde of vergelijkbare manier antwoord geeft op een (bijna) identieke vraag. Validiteit: gedefinieerd als de accuraatheid van de meting: het is een schatting van de precisie van de meting vergeleken met de werkelijkheid. Face validity