Leren tijdens echt werken utopie of werkelijkheid? Darco Jansen Martijn van Dongen
Opzet Workshop Vooral interactief dus ook improviserend Kenmerken van echt leren Sterktes en zwaktes van onderwijsvormen die de ‘werk’-elijkheid proberen binnen te halen Discussie op stellingen
Kenmerken van echt leren (1) Wanneer heb je het meest geleerd? Tijdens eerste jaar op hbo/wo Tijdens studiejaren daarna Tijdens stage / werk- en/of praktijkervaring En wat dan?
Kenmerken van echt leren (2) Van de kennis en vaardigheden die nodig zijn om een professioneel beroep uit te oefenen, is naar schatting XXX% verkregen via formele opleidingen zoals middelbaar en hoger of universitair beroepsonderwijs en aanvullende cursussen na afronding daarvan Hoeveel %?
Kenmerken van echt leren (3) 20-40% (Baskett and Marsick, 1992). De rest van de kennis en ervaring doe je vooral tijdens het werk op je werkplek (Kwakman, 2001). Het verwerven ervan voltrekt zich grotendeels onbewust (Coffield, 2000); het verwervingstraject of leerproces is verweven met het werk en met de dagelijkse routines (Marsick, 2001).
Integratie van leren en werken “you learn while you perform” “work should feel like learning and learning should feel like working”
Echtheidsschaal leertaak cognitieve operatie gesitueerde leertaak mét context-aanduiding simulatie mét rolinleving real-life simulatiebedrijven (cfr. Simnet) computer-simulatie individueel of genetwerkt ( cfr. Isaga) probleem-/casusgeoriënteerdzelf of voor-geformuleerd authentieke opdracht bedrijfs-vakcompetenties authentieke bedrijfsprocessen bedrijfs-gedragscompetenties stagebeleving, vakuitoefening werkwerkplek als katalysator?
Discussie over Werkvormen die de ‘werk’-elijkheid pogen binnen te halen Competentie-gericht zijn Ict-ondersteund zijn En samenwerking veronderstellen Verschillende naamgevingen Games Simulaties Virtueel projectwerk Studentbedrijven Oefenbedrijven Minibedrijven Virtueel Bedrijf ……
Stelling 1: Hoever met de ‘werk’-elijkheid? Ik geloof niet dat het onderwijs én opdrachtgestuurd én competentiegericht moet zijn. Als de werkwijzen en de opdrachten zoveel mogelijk analoog zijn aan die van de praktijk dan krijgen de studenten te weinig (vak)inhoudelijke bagage. Leerinhouden kunnen namelijk niet geïntegreerd ‘opgehangen worden aan voorkomende werkzaamheden maar moeten geïsoleerd worden aangeboden
Stelling 2: De ‘werk’-elijkheid is niet ideaal We hebben als onderwijsinstellingen een voorbeeld functie. Bij het naar ‘binnenhalen’ van de beroepspraktijk moeten we oppassen. Leren op de werkplek is niet goed mogelijk in het bedrijfsleven: 40% van de aanwezige denkkracht in organisaties niet wordt benut. Wij als onderwijsinstellingen moeten echte ‘lerende organisaties’ en ‘organisaties om (in) te leren’ maken
Stelling 3: Beoordelen studenten De begeleiding en beoordeling van studenten gebeurt zoveel mogelijk analoog aan wat in de praktijk gebruikelijk is. Incl. functionerings- en beoordelingsgesprekken Competentie en assessment in bedrijfskundige zin Studenten hebben als startende professional invloed op procedure en (performance) criteria
Stelling 4: Rol docenten Docenten hebben een nauwe relatie met de praktijk en stellen zich naar studenten toe zoveel mogelijk op als vakgenoten, met behoud van eigen verantwoordelijkheden. De docent is als langer lerende een anders wetende. Inhoudelijke aansturing is uit den boze: er moet vooral aandacht zijn voor het hoe en niet alleen het wat
Stelling 5: Rol ICT Als het onderwijs zicht richt op het ‘binnenhalen’ van de beroepspraktijk dan hebben we geen ELO nodig. De inzet van ICT is analoog aan wat in de praktijk gebruikelijk is met o.a. kennisbank, samenwerkingsomgeving, enz.. De studenten bepalen grotendeels hun eigen omgeving (MSN, SMS), anders ontstaan er wel work-arounds
Darco Jansen Bedankt voor uw aandacht Martijn van Dongen