Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Rekenwerk Alle mogelijkheden die je tegenkomt.
Advertisements

Hoofdstuk 2: Geld en ruil
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Indexcijfers indexcijfers zijn geen percentages!
VWO 4: Markten-1 Hoofdstuk 4: De Werkloosheid
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Retailmarketing hoofdstuk 5, paragraaf 5.5
Natuurlijke Werkloosheid en de Phillipscurve
stijging van het algemeen prijspeil
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Inkomen les 10 Zelftest Inzichtvragen
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 3: Welvaart
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
Hoofdstuk 2: § 2.1: Procenten
Dit hoofdstuk is (ook) onderdeel van het
Inkomen verdienen.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Markten 1 H3.
Een overzicht van de mogelijkheden
 (het is niet zo moeilijk…)
Jullie hebben lef... .
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Prijsindexcijfer Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Lesplanning 6.7 Deze les oefenen met moeilijke opgaven met behulp van 6.7 Volgende les samenvatting 24 april proefwerk hoofdstuk 6.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Goede tijden, slechte tijden
HOOFDSTUK 14 DE MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN
Indexcijfers ... .
Nominaal versus reëel inkomen
Herhaling Hoofdstuk 1.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
Stap 3; Constant of Variabel?
Inkomen verdienen.
Micro-economie (week 4)
Rekenen.
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Basisboek Marketing Hoofdstuk 10 Inkomenselasticiteit.
Indexcijfers Meervoudig indexcijfer Gewogen indexcijfer.
 Hier worden leningen of kredieten verstrekt 2 deelmarkten: Geldmarkt: Kortlopende kredieten (1 a 2 jr) Kapitaalmarkt: Langlopende kredieten (langer.
Antwoorden oefenvragen stencil 2 2 Brutoloon € 2600 Inkomensafhankelijke bijdrage zvw€ 100 – Loonheffing€ 500 – Werknemersdeel werknemersverzekeringen.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Welkom havo 4..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Economisch bekeken Mavo 4
Inflatie en koopkracht
Indexcijfers en omzetprognose
Ec groei Hfst 20 Hfst 25.
Transcript van de presentatie:

Management & Organisatie Lesbrief: Welvaart VWO 4 Les 11 – Indexcijfers deel 2 Datum: 23 september 2010 Docent: Henk Douna

Herhaling – Twee inkomensbegrippen Nominaal inkomen Reëel inkomen Het geldbedrag dat iemand ontvangt De koopkracht De hoeveelheid producten die je met je inkomen kunt kopen Het reëel inkomen wordt beïnvloed door een verandering van prijzen Inflatie = stijging van het gemiddelde prijsniveau

Herhaling – Het indexcijfer voor de koopkracht nominaal inkomen NIC Indexcijfer koopkracht = x 100 RIC Prijsindexcijfer (CPI) PIC Standaard vraag Het inkomen van een gezin stijgt in 2010 met 5%, terwijl de prijzen stijgen met 1,5%. Wat gebeurt er met het reëel inkomen van dat gezin? Antwoord Nominaal inkomen Prijzen 2009 100 2010 105 101,5 RIC = NIC / PIC x 100 = 105/101,5 x 100 = 103,4 Dus: het reëel inkomen stijgt met 3,4%

Aantal vrouwen in Nederland Vraag 1 Gegevens Vraag Bereken het indexcijfer van het aantal vrouwen in Nederland in 2009, met 2000 als basisjaar. Met hoeveel procent is het aantal vrouwen toegenomen tussen 2000 en 2009? Aantal vrouwen in Nederland 2000 8.018.000 2001 8.077.000 2002 8.133.000 2003 8.177.000 2004 8.212.000 2005 8.240.000 2006 8.257.000 2007 8.269.000 2008 8.293.000 2009 8.329.000 Antwoord Indexcijfer Berekening 2000 100 (8.018.000 / 8.018.000) x 100 2009 103,88 (8.329.000 / 8.018.000) x 100 Dus: aantal vrouwen toegenomen met 3,9% Bron: CBS

Aantal mannen in Nederland Vraag 2 Gegevens Vraag Bereken het indexcijfer van het aantal mannen in Nederland in 2009, met 2005 als basisjaar. Aantal mannen in Nederland 2000 7.846.000 2001 7.910.000 2002 7.972.000 2003 8.015.000 2004 8.046.000 2005 8.066.000 2006 8.077.000 2007 8.089.000 2008 8.112.000 2009 8.156.000 Antwoord Indexcijfer Berekening 2005 100 (8.066.000 / 8.066.000) x 100 2009 101,12 (8.156.000 / 8.066.000) x 100 Bron: CBS

Nationaal inkomen (€ mrd) Vraag 3 Gegevens Vraag Bereken het indexcijfer van het nominaal nationaal inkomen in 2002 (basisjaar 2000) Nationaal inkomen (€ mrd) Gemiddeld prijspeil 2000 460 100 2001 480 104,1 2002 518 105,2 Antwoord Indexcijfer Berekening 2000 100 (460 / 460) x 100 2002 112,6 (518 / 460) x 100

Vraag 4 Gegevens Vraag Bereken het indexcijfer van de koopkracht voor 2002, met 2000 als basisjaar Nationaal inkomen (€ mrd) Gemiddeld prijspeil 2000 460 100 2001 480 104,1 2002 518 105,2 Antwoord Indexcijfer nominaal nat. inkomen (NIC) Indexcijfer prijspeil (PIC) 2000 100 2002 112,6 105,2 RIC = NIC / PIC x 100 = 112,6/105,2 x 100 = 107,0

Vraag 5 Gegevens Vraag Bereken het indexcijfer van het reëel nationaal inkomen voor 2002, met 2001 als basisjaar Nationaal inkomen (€ mrd) Gemiddeld prijspeil 2000 460 100 2001 480 104,1 2002 518 105,2 Antwoord Indexcijfer nominaal nat. Inkomen (NIC) Indexcijfer prijspeil (PIC) 2001 100 2002 107,92 101,05 (105,2 / 104,1) x 100 RIC = NIC / PIC x 100 = 107,9/101,1 x 100 = 106,8

Indexcijfer nat. inkomen (NIC) Indexcijfer prijspeil (PIC) Vraag 6 Gegevens Vraag Met hoeveel procent veranderde het reëel inkomen per hoofd van de bevolking van dit land tussen 1995 en 2000? Gegevens van land X, afkomstig uit 2000. Veranderingen ten opzichte van 1995 Nationaal inkomen +21% Aantal inwoners +5% Gemiddeld prijspeil +12% Antwoord Indexcijfer nat. inkomen (NIC) Indexcijfer prijspeil (PIC) Indexcijfer inwoners 1995 100 2000 121 112 105 Stap 1: RIC = NIC / PIC x 100 = 121/112 x 100 = 108,03 Stap 2: RIC per hoofd van de bevolking = 108,03 / 105 x 100 = 102,9 (dus: met 2,9% toegenomen)

Economische groei Belangrijk begrip in hoofdstuk 3 (blz. 38) Een toename in de productie (= toegevoegde waarde) van een land Dus: er worden meer goederen en diensten geproduceerd Dus: het reëel inkomen stijgt

Opdracht 3.2 (blz. 38) – alleen c, d en e 5 minuten! Met meer dan 1,25%. Het reële inkomen is toegenomen ondanks de inflatie. Dat kan alleen als het nominale inkomen harder stijgt dan de inflatie. NIC PIC RIC Indexcijfer nominaal inkomen Indexcijfer prijspeil Indexcijfer economische groei 2004 100 2005 ?? 101,25 101 RIC = (NIC / PIC ) x 100 101 = (NIC / 101,25) x 100 NIC = (101 / 100) x 101,25 = 102,26, dus een stijging van 2,26% d Nee, het is een gemiddelde. Van sommigen zal de koopkracht met meer dan 2% toenemen en van andere met minder, of hij neemt zelfs af. e Bij de ontwikkeling per hoofd speelt de groei van de bevolking een rol. In de VS groeit de bevolking veel harder dan in Europa. Per hoofd is het verschil met Europa daarom minder groot.

Opdracht 3.3 (blz. 39) 5 minuten! Nederland NIC PIC Indexcijfer nominaal inkomen Indexcijfer prijspeil 1980 100 2000 210 (630 / 300 x 100) 170 RIC = NIC / PIC x 100 = 210 / 170 x 100 = 123,5 Denemarken: RIC = NIC / PIC x 100 = 200 / 155 x 100 = 129

Opdracht 3.3 (blz. 39) b NL NIC PIC Indexcijfer nominaal inkomen Indexcijfer prijspeil Indexcijfer bevolking 1980 100 2000 210 170 114,29 (16 / 14 x 100) Stap 1: RIC = NIC / PIC x 100 = 210 / 170 x 100 = 123,5 Stap 2: RIC per hoofd van de bevolking = 123,5 / 114,29 x 100 = 108,1 (dus: met 8,1% toegenomen) Denemarken Stap 1: RIC = NIC / PIC x 100 = 200 / 155 x 100 = 129 Stap 2: RIC per hoofd van de bevolking = 129 / 125 x 100 = 103,2 (dus: met 3,2% toegenomen)

Huiswerk voor woensdag 29 september Lezen § 3.1.2 Maken opdracht 3.4 en 3.5