Hoofdstuk 15: De Nationale Rekeningen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Stilstaan bij parkeren Dat houdt ons in beweging
Advertisements

‘SMS’ Studeren met Succes deel 1
Handel en marketing hoofdstuk 9
Modellen Hoofdstuk 3.
Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
De Nederlandse economie 4 e kwartaal 2010 PROGRAMMA Opening en uitreiken persmap – Leespauze – Presentatie uitkomsten door.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Nationale grootheden Klik om verder te gaan.
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
Omvang van de ambachtseconomie
 Deel 1: Introductie / presentatie  DVD  Presentatie enquête  Ervaringen gemeente  Pauze  Deel 2 Discussie in kleinere groepen  Discussies in lokalen.
STAPPENPLAN GRAMMATICUS.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Natuurlijke Werkloosheid en de Phillipscurve
Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Chapter Five 1 A PowerPoint  Tutorial to Accompany macroeconomics, 5th ed. N. Gregory Mankiw Mannig J. Simidian ® CHAPTER FIVE The Open Economy.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
De betalingsbalans Een systematisch overzicht van alle economische transacties met het buitenland gedurende een jaar.
Europese samenwerking
Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
Hoofdstuk 5: De Consument
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 1 Kwaliteit en Patiëntveiligheid in de Belgische ziekenhuizen anno 2008 Rapportage over.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Modellen VWO 6.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Internationale handel. Wisselkoersen Internationale handel Wisselkoersen Meer handel.
13 maart 2014 Bodegraven 1. 1Korinthe Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam.
Goederen- en Financiële Markt: IS-LM Model
Sparen, Kapitaalaccumulatie, en Productie - De Lange Termijn
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Hoofdstuk 2: Wisselkoersen
HAVO 5: Groei en inkomen Hoofdstuk 1: De vorming van inkomen
Hfst 5: De open economie met overheid
De Nederlandse economie 2 e kwartaal 2010 PROGRAMMA Opening en uitreiken persmap – Leespauze – Presentatie uitkomsten door.
Staat van middelen en bestedingen
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Goede tijden, slechte tijden
Economische kringloop
HOOFDSTUK 14 DE MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN
1 Week /11/ Dalende beurzen Blijkbaar is de macht van de centrale banken in de wereld overroepen Men kan niet blijven de mensen.
22/11/ DE ADVIEZEN VAN BEURSMAKELAAR BERNARD BUSSCHAERT Week
Investeringen Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
12 sept 2013 Bodegraven 1. 2  vooraf lezen: 1Kor.7:12 t/m 24  indeling 1Korinthe 7  1 t/m 9: over het huwelijk  10 t/m 16: over echtscheiding  16.
1 Michiel Verbeek November 2014 Waarom gaat de economie niet een beetje beter?
1 Week /03/ is gestart in mineur De voorspellingen van alle groten der aarden dat de beurzen zouden stijgen is omgekeerd uitgedraaid.
1 DE ADVIEZEN VAN BEURSMAKELAAR BERNARD BUSSCHAERT Week Us$ stijgt en de VS markten en grondstoffen markten+ obligatie markten storten ineen.
1 DE ADVIEZEN VAN BEURSMAKELAAR BERNARD BUSSCHAERT Week
1 DE ADVIEZEN VAN BEURSMAKELAAR BERNARD BUSSCHAERT Week
23 mei 2013 Bodegraven vanaf hoofdstuk 6: hoofdst.1: de wijsheid van de wereld hoofdst.2: de wijsheid van God hoofdst.3: Gods akker en Gods bouwwerk.
1 DE ADVIEZEN VAN BEURSMAKELAAR BERNARD BUSSCHAERT Week
H o o f d s t u k 3 H e t W e l v a a r t s p e i l § 3.1 Werken en waar? Drie bestaansmiddelen of economische sectoren Primaire, secundaire en tertiaire.
D E INVLOED VAN DE INTERNATIONALE HANDEL OP HET BBP.
Economische crisis Samenvatting. Hoofdstuk 1: kredietcrisis Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand;
3.1 PRODUCTIE.
International Economics
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Welkom Havo 5..
De nationale rekeningen
Economische kringloop
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 15: De Nationale Rekeningen Economie, een Inleiding Hoofdstuk 15: De Nationale Rekeningen

De Nationale Rekeningen Schommelingen in economische activiteit Nood aan goed denkkader en methodologie Jaren dertig Goed denkkader: macro-economische theorie Methodologie: statistisch apparaat Voor meting van economische activiteit De nationale rekeningen ‘nationale boekhouding’

De Nationale Rekeningen Nationale boekhouder Streeft volledigheid en nauwkeurigheid na Echter: actieradius zeer breed en grootheden complex Moet zich behelpen met Steekproeven, schattingen, gissingen Conceptueel sterk Bruto binnenlands product en nationaal inkomen Vergelijk met toegevoegde waarde en inkomen

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans

1. Het bruto binnenlands product BBP: Totale waarde van wat er binnen een economie, gedurende bepaalde periode geproduceerd wordt Bruto: Waardevermindering van kapitaalstock tijdens afgelopen jaar wordt niet in rekening genomen Binnenlands: BBP als territoriaal concept Nationaal: verwijst naar inwoners i.p.v. grondgebied

1. Het bruto binnenlands product BBP: optelsom van geldwaarden in plaats van fysieke eenheden Geldwaarden: marktprijs Onderscheid tussen finale goederen en intermediaire goederen (inputs voor andere goederen of diensten) Producenten die zulke inputs gebruiken, zullen eigen aankoopprijs doorrekenen in marktprijs van hun goed of dienst Marktwaarde van alle geproduceerde goederen en diensten optellen geeft dubbeltelling

1. Het bruto binnenlands product Strategieën om dubbeltelling te vermijden: Enkel toegevoegde waarde van geproduceerde goederen en diensten in rekening brengen Enkel waarde van finale goederen in rekening brengen + twee belangrijke aanpassingen Waarde van invoer in mindering brengen Waarde van uitvoer bijtellen Belgisch bier in New York  Belgisch BBP

1. Het bruto binnenlands product Produceren = toegevoegde waarde creëren = inkomen creëren = consumptie mogelijk maken Drie benaderingen van BBP Productiebenadering Inkomensbenadering Bestedingsbenadering

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product 1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld 2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 3. De inkomensbenadering van het BBP 4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Het nationaal inkomen De betalingsbalans

1.1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld Veronderstel economie met drie ondernemingen Boerderij Molen Bakkerij En volgende goederen Finaal goed: brood Intermediaire goederen: zaaigoed, tarwe en meel

1.1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld Productiebenadering: Som van alle toegevoegde waarden €20000 + €15000 + €10000 = €45000 Bestedingsbenadering: Som van waarden van aangeboden finale goederen – waarde van import + waarde van export €45000 – €5000 + €5000 = €45000

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Inkomensbenadering: Som van verschillende factorvergoedingen: €45000 Lonen: €16000 + €12000 + €8000 Bruto exploitatieoverschot: €4000 + €3000 + €2000 Vergoeding voor andere productiefactoren dan arbeid

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product 1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld 2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 3. De inkomensbenadering van het BBP 4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Het nationaal inkomen De betalingsbalans

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Som van alle binnen territorium gerealiseerde bruto toegevoegde waarden Bruto toegevoegde waarde Eenvoudig te bepalen voor onderneming in marktsector Waarde van jaarlijkse output = Hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten vermenigvuldigd met marktprijzen = Omzetcijfer indien alle geproduceerde goederen ook effectief verkocht werden Indien anders: waarde van output = omzetcijfer + voorraadwijziging Verminderd met kosten grondstoffen, …

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Rol van overheid in binnenlandse productie Straten, kanalen en andere infrastructuur, openbare orde, veiligheid en onderwijs Berekening bruto toegevoegde waarde? Waardering van overheidsoutput? Publieke goederen worden niet eens verkocht Andere (private) goederen en diensten worden verkocht onder kostprijs Tabel 15.2.

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Rol van overheid in binnenlandse productie Berekening bruto toegevoegde waarde? Toegevoegde waarde = lonen Veronderstelling: geen bruto-exploitatieoverschot Waarde overheidsproductie = waarde intermediaire inputs + lonen Lonen: uitbetaald in overheidsdienst Toegevoegde waarde bevat niet: Pensioenen, kinderbijslag en werkloosheidsvergoedingen

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Rol van gezinnen in binnenlandse productie Diensten: kinderen opvoeden, eten bereiden, wagen wassen, groenten kweken, ... Buiten berekening van BBP gehouden Moeilijke waardering Goederen: huishoudelijke productie In BBP opgenomen Internationale vergelijkbaarheid Toegerekende huur: Anders zou BBP dalen naarmate meer huurders eigenaars worden

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Totale bruto toegevoegde waarde gerealiseerd Binnen verschillende ondernemingen Door overheid Door gezinnen

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Observaties: Landbouw: klein en dalend aandeel in totale Belgische toegevoegde waarde Industrie (excl. bouwnijverheid): sterk dalend aandeel Desindustrialisering Dienstensector: toenemend aandeel Tertialisering Vooral financiële sector en onroerend goed Overheid: hoogtepunt jaren tachtig en opvallende knik in 2009 (recessie) Soms tot tertiaire sector gerekend Of… quartaire sector, niet-marktsector, non-profit sector

1.2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Internationale vergelijking van samenstelling van BBP Sub-Saharisch Afrika Vooral afhankelijk van landbouwsector India versus China China: forse industrialisering India: diensteneconomie

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product 1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld 2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 3. De inkomensbenadering van het BBP 4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Het nationaal inkomen De betalingsbalans

1.3. De inkomensbenadering van het BBP Som van uitgekeerde factorvergoedingen BBP Tegen marktprijzen Bevatten indirecte belastingen Aan overheid betaald Niet uitgekeerd als inkomen Het is bijgevolg wel mogelijk dat niet alle BBP wordt uitgekeerd Tegen factorkosten Dit is na aftrek van indirecte belastingen Wordt uitgekeerd als factorvergoeding

1.3. De inkomensbenadering van het BBP BBP tegen factorkosten bevat Inkomen uit arbeid Yarb Bruto exploitatieoverschot plus gemengd inkomen Yven Bruto: verbruik van vast kapitaal Exploitatieoverschot: intresten, dividenden, … Gemengd inkomen: inkomens van zelfstandigen en personenvennootschappen

1.3. De inkomensbenadering van het BBP Observaties: België, 1960: loonaandeel slechts 42% van BBP België, 1980: loonaandeel ongeveer 56% van BBP België, 2012: loonaandeel ongeveer 52% van BBP Bewegingen in loonaandeel: internationale fenomenen Algemeen dalende trend na 1980 en van 2000 tot 2007 Mogelijke oorzaak recente daling: globalisering Recessie van 2008-2009: toename loonaandeel

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product 1. Het BBP in een eenvoudig voorbeeld 2. De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 3. De inkomensbenadering van het BBP 4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Het nationaal inkomen De betalingsbalans

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Som van finale goederen Finale goederen Consumptiegoederen Private consumptie C Consumptie door overheid G Assumptie: “overheid consumeert eigen output”, anders moeilijk om waarde toe te kennen aan G Investeringsgoederen I Bedrijven: machines en gebouwen Gezinnen: bouw van woning Overheid: gebouwen, bruggen, wegen, havens, …

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Investeringen Vaste kapitaalvorming Aanschaf van duurzame productiemiddelen Voorraadvorming Indien bedrijven op einde van jaar… Meer grond- of hulpstoffen Meer eigen eindproducten …in voorraad hebben dan in begin van dat jaar Wordt beschouwd als investering Herinner: BBP productiebenadering bevat ook toegevoegde waarde van niet verkochte geproduceerde goederen en diensten: voorraadwijziging

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Bruto- versus netto-investeringen Bruto-investeringen = Uitbreidingsinvesteringen + Vervangingsinvesteringen (o.w.v. verbruik van vast kapitaal ‘depreciatie’) Netto-investeringen = Verband tussen I bruto-investeringen en Inetto netto-investeringen

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Binnenlandse absorptie Som van binnenlandse consumptie en binnenlandse investeringen (C+G+I) Ook wel binnenlandse vraag genoemd Open economie: binnenlandse absorptie ≠ BBP Export E: buitenlandse vraag voldaan door binnen-landse productie Invoer Z: binnenlandse vraag voldaan door buitenlandse productie Bijgevolg

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Netto-export Verschil tussen export en import: E – Z In 2012: €6,4 miljard Export = €323,3 miljard Import = €316,9 miljard Exportratio = 84% Importratio = 83%  Indicatoren van openheid van economie

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Observaties: Groot aandeel van private consumptie Aandeel overheidsconsumptie Stijging van 1960 – begin jaren tachtig Daling gedurende jaren tachtig Daarna lichte stijging tot 23% in 2008 En verder naar 24,6% in 2009 door de recessie In 2012 lichte terugval tot 24,1% Sterke fluctuaties in bruto-investeringen Netto-export Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig negatief Keerpunt: devaluatie Daarna stevig overschot

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Niveau van netto-export zegt niets over grootte van Import Export Beschouw daarom Figuur 15.6.

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Observaties: Snelle (en ook consistente) stijging van openheid van Belgische economie Europese eenheidsmarkt Echter: inkrimping van internationale handel in 2009 door recessie Grote landen zijn minder open Toch verschillen tussen grote landen merkbaar Duitsland meer open economie dan Frankrijk China zeer exportgedreven

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Men kan ook belang van de verschillende bestedings-categorieën internationaal vergelijken Beschouw Figuur 15.7.

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Observaties: Verenigde Staten: private consumptie en tekorten op handelsbalans (net als VK en India) China: lage consumptie tegenover hoge investeringen en grote overschotten op de handelsbalans (8% van het BBP in 2009) Overheidsconsumptie (relatief) belangrijkst in Europa

1.4. De bestedingsbenadering: de finale goederen Besluit Drie berekeningswijzen die tot zelfde resultaat leiden Toegevoegde waarde = Inkomen = Bestedingen Formeel:

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans

2. Het nationaal inkomen Nationaal Verlegt klemtoon van grondgebied naar inwoners Nationaal inkomen: inkomen waarover inwoners van grondgebied beschikken Binnenlands inkomen: inkomen dat op grondgebied gecreëerd wordt

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen 1. Het nationaal inkomen 2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen De betalingsbalans

2.1. Het nationaal inkomen Bruto nationaal inkomen = Bruto binnenlands product + Instroom van factorinkomens FIBin uit buitenland – Uitstroom van factorinkomens FIBuit naar buitenland

Netto factorinkomens kunnen positief en negatief zijn 2.1. Het nationaal inkomen Voorbeeld Loon dat inwoner van Maastricht verdient voor werk in Maasmechelen hoort zowel bij Belgische BBP en Nederlandse BNI (loon: arbeidsinkomen) Dividenden die Belgische aandeelhouders van Microsoft ontvangen behoren niet tot Belgische BBP, maar wel tot Belgische BNI (dividend: vermogensinkomen) Netto factorinkomens kunnen positief en negatief zijn Beschouw Tabel 15.4.

2.1. Het nationaal inkomen Observaties: België: iets meer instroom dan uitstroom Equatoriaal Guinea: BNI << BBP Buitenlands kapitaal ingezet bij oliewinning Luxemburg en Ierland: negatieve netto factorinkomens Duitsland, VK en Japan: positieve netto factorinkomens

2.1. Het nationaal inkomen Overgang van bruto nationaal inkomen naar netto nationaal inkomen:

2.1. Het nationaal inkomen Verschil tussen netto nationaal inkomen en netto nationaal beschikbaar inkomen NTRA: netto inkomenstransfers uit buitenland Netto nationaal beschikbaar inkomen = Netto nationaal inkomen + NTRA

2.1. Het nationaal inkomen Inkomenstransfers Beschouw Tabel 15.5. Lidgeld aan internationale organisaties Boete van overheid Verkeersboetes van particulieren Ontwikkelingshulp Beschouw Tabel 15.5.

2.1. Het nationaal inkomen Arme landen Netto internationale transfers belangrijk deel van netto nationaal beschikbaar inkomen Internationale hulp In buitenland werkende families bieden financiële steun

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen 1. Het nationaal inkomen 2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen De betalingsbalans

2.2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Verband tussen NNBI en binnenlandse vraag Netto nationaal beschikbaar inkomen = ‘netto binnenlandse vraag’ + ‘netto inkomensoverdracht uit buitenland’ Bij levering goederen en diensten (saldo van handels-balans E - Z) en factordiensten (NFIB) Eenzijdige transfers (NRTA)

2.2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Netto inkomensoverdracht uit buitenland = ‘Saldo van de lopende rekening’ = LR

2.2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Netto nationaal beschikbaar inkomen dat niet volstaat om netto binnenlandse vraag te financieren  Negatief saldo op lopende rekening  Internationale reserves aanspreken ofwel lenen Netto nationaal beschikbaar inkomen dat groter is dan netto binnenlandse vraag  Positief saldo op lopende rekening  Internationale reserves aanvullen of leningen terug betalen

2.2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Som van saldi op lopende rekeningen van alle landen = 0 Beschouw Figuur 15.8., observaties: België realiseerde lange tijd omvangrijk overschot op lopende rekening Echter: verslechterde handelsbalans Surpluslanden: China (!), Duitsland en Japan Deficitlanden: VS en VK ‘global imbalances’: Toenemende divergentie tussen surpluslanden enerzijds en deficitlanden anderzijds sinds 2000 Financiële crisis?

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen 1. Het nationaal inkomen 2. Het NNBI en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen De betalingsbalans

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen NNBI ter beschikking van gezinnen en overheid finan-ciert in hoofdzaak hun consumptieve bestedingen Niet-geconsumeerde deel van NNBI definiëren we als (netto) nationaal sparen, S Aangezien consumptieve bestedingen in economie bestaan uit consumptie van gezinnen (C) en consumptie door overheid (G), kunnen we NNBI noteren als:

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Observaties: Verschillen tussen landen Veranderingen doorheen tijd (in België) Tweede helft van jaren zeventig Scherpe terugval nationaal sparen Vanaf eind van jaren ’80 tot 2007 Sparen opnieuw boven 10% VS: laag niveau van sparen China: hoog niveau van sparen (sterke stijging) Griekenland: structurele, decennialange afname van het nationaal sparen Duitsland: forse stijging van het nationaal sparen vanaf 2000

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen NNBI  gezinnen en overheid Nationaal sparen  privaat sparen en publiek sparen Privaat sparen = Beschikbaar gezinsinkomen – Private consumptie C Publiek sparen (overheidssparen) = Inkomsten van overheid – Consumptieve uitgaven G

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Beschikbaar gezinsinkomen Primair inkomen Inkomen uit aanbod productiefactoren Inkomenstransfers uit buitenland Inclusief transfers (pensioenen, …) Exclusief personenbelastingen, vennootschapsbelasting, en parafiscaliteit

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Beschikbaar inkomen van overheid Netto directe belastingen Belastingen en transfers Netto indirecte belastingen Deel van marktprijzen dat niet als factorvergoeding wordt uitgekeerd

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Nationaal sparen

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen We krijgen bijgevolg Gebruik makende van formule op slide 63 Na eliminatie In gesloten economie: LR = 0

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Saldo van lopende rekening zal ook rol spelen in financiering van binnenlandse investeringen Overschot op lopende rekening: binnenlands sparen ook aangewend om krediet te verstrekken aan buitenland Tekort op lopende rekening: netto-investeringen ook gefinancierd door buitenlandse leningen

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen We noteren Sbui = -LR Netto binnenlandse investeringen Worden gefinancierd door Nationaal (privaat en publiek) sparen Buitenlands sparen

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Observaties: Tot begin van jaren tachtig Snel oplopend overheidsdeficit Privaat sparen en netto-investeringen constant Afname saldo van lopende rekening, ofwel, stijgend buitenlands sparen Na devaluatie van februari 1982 Stabilisatie overheidstekort Herstel van lopende rekening Recessie van 1993 (Globaal Plan) Afname privaat sparen Gecompenseerd door toename publiek sparen Investeringen en saldo lopende rekening blijven constant

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Observaties: Vanaf 2002-2003 Overheidssparen neemt niet verder toe Beperkte toename privaat sparen Forse toename investeringen Toename buitenlands sparen Financiële crisis van 2009 Toename privaat sparen en terugval investeringen Zeer sterke afname publiek sparen

2.3. Het NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Figuur 15.11. Situatie vlak voor financiële crisis (2006) en situatie in recessie (2009) en in 2012 In 2009: Overheidstekorten Keerzijde van sterk toegenomen privaat spaarsaldo In 2012: Griekenland en Spanje slagen er in om hun tekort op de lopende rekening (sterk) te reduceren

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans

Verstrengeling van economie met buitenland? 3. De betalingsbalans Verstrengeling van economie met buitenland? In kaart gebracht in lopende rekening Meer volledig: betalingsbalans Saldo van lopende rekening Transacties om tekort te financieren of om overschot te beleggen

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans 1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen 2. Het nulsaldo van de betalingsbalans 3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod 4. Onevenwichten in de betalingsbalans

3.1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen Betalingsbalans: waarde van economische transacties die gedurende gegeven jaar plaatsvinden tussen land en rest van wereld Stroomvariabelen Overdracht van (internationale) koopkracht Uitgedrukt in deviezen (of valuta) van bepaalde landen of groepen van landen: $, €, … Betalingsbalans opgesteld in lokale munteenheid Omrekening aan geldende wisselkoers

3.1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen Betalingsbalans (horizontale opsplitsing) Lopende rekening Handel in goederen en diensten Internationale inkomensoverdrachten Kapitaalrekening Kwantitatief onbelangrijk Financiële rekening Vermogensoverdrachtenrekening Naast deze drie rekeningen is er aparte horizontale categorie voor officiële deviezenreserves Reserves aan goud en buitenlandse deviezen in handen van nationale bank

3.1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen Betalingsbalans (verticale opsplitsing) Ontvangst van buitenlandse deviezen Linkerkolom, creditzijde Oorsprong van internationale koopkracht Aanbod van buitenlandse deviezen Wegstroom van buitenlandse deviezen Rechterkolom, debetzijde Aanwending van internationale koopkracht Vraag naar buitenlandse deviezen

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans 1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen 2. Het nulsaldo van de betalingsbalans 3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod 4. Onevenwichten in de betalingsbalans

3.2. Het nulsaldo van de betalingsbalans Betalingsbalans is in haar geheel steeds in evenwicht Totale instroom van buitenlandse deviezen = Totale uitstroom van buitenlandse deviezen Som creditzijde = Som debetzijde Oorsprong en aanwending

3.2. Het nulsaldo van de betalingsbalans Voorbeeld 1 Belgische inwoner werkt in Londen Credit: factorvergoeding voor export arbeid Debet: belegging van loon in buitenland, of afstand van pond in ruil voor euro bij Belgisch wisselkantoor (toename officiële deviezenreserves) Voorbeeld 2 Duitse inwoner nuttigt ontbijt in VS ter waarde van $10 en betaalt met zijn kredietkaart Debet: import (toeristische) dienst Credit: invoer van financiële middelen (belegging van Amerikaanse ontbijtzaak in schuld t.o.v. Duitse maatschappij die kredietkaart uitgeeft)

3.2. Het nulsaldo van de betalingsbalans Voorbeeld 3 Nederland scheldt voor €10 miljoen schulden kwijt aan Boliviaanse overheid Debet: overdracht vermogen Credit: vermindering van buitenlandse belegging in Boliviaanse schuld

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans 1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen 2. Het nulsaldo van de betalingsbalans 3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod 4. Onevenwichten in de betalingsbalans

3.3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod Betalingsbalans steeds in evenwicht Buitenlandse deviezen Vraag = Aanbod Evenwichtsprijs Prijs van buitenlandse deviezen = wisselkoers Ongelijkheden worden weggewerkt door wisselkoers die zich aanpast Indien vrij: vlottende wisselkoers

3.3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod Soms laat overheid wisselkoersen niet vrij Voorbeeld wisselkoers > evenwichtswisselkoers Aanbodoverschot buitenlandse deviezen (credit) Onevenwicht Nationale bank moet overschot wegwerken door zelf buitenlandse deviezen op te kopen Toename officiële deviezenreserves (debet) Voorbeeld wisselkoers < evenwichtswisselkoers Vraagoverschot buitenlandse deviezen (debet) Nationale bank moet overschot wegwerken door zelf buitenlandse deviezen te verkopen Afname officiële deviezenreserves (credit)

De Nationale Rekeningen - Inhoudstafel Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen De betalingsbalans 1. De drie rekeningen en de instroom en uitstroom van deviezen 2. Het nulsaldo van de betalingsbalans 3. Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod 4. Onevenwichten in de betalingsbalans

3.4. Onevenwichten in de betalingsbalans Betalingsbalans: in geheel in evenwicht, maar Bepaalde onderdelen van balans kunnen onevenwicht vertonen Saldo van lopende rekening Tekort op lopende rekening  Overschot op rest van betalingsbalans  Verhoging buitenlandse schuld Saldo van betalingsbalans in economische zin Saldo van betalingsbalans zonder veranderingen in officiële reserves Lopende rekening + Kapitaalrekening + Financiële rekening Indien = 0  evenwicht in economische zin

3.4. Onevenwichten in de betalingsbalans Indien wisselkoers volledig vrij Altijd economisch evenwicht Indien wisselkoers niet volledig vrij Overschot of tekort op betalingsbalans in economische zin is mogelijk

3.4. Onevenwichten in de betalingsbalans Observaties: Hoewel handelsbalans positief saldo vertoont Blijkt lopende rekening deficitair Kapitaalrekening en financiële rekening vertonen surplus Betalingsbalans in economische zin deficitair Vandaar daling officiële deviezenreserves

3.4. Onevenwichten in de betalingsbalans Moeten alle landen overschotten nastreven? Nee Niet mogelijk Overschot van één land is tekort van ander land Niet wenselijk Lenen en ontlenen Zijn tekorten dan nooit problematisch? Toch wel Buitenlandse schuld kan te groot worden Officiële deviezenreserves kunnen uitgeput raken

3.4. Onevenwichten in de betalingsbalans Herinner Deficit op lopende rekening kan worden gereduceerd Netto-investeringen verlagen Welvaartsimplicaties? Private en/of publieke sparen verhogen Pas op voor simplistische interpretatie!