De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis

Verwante presentaties


Presentatie over: "VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis"— Transcript van de presentatie:

1 VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis

2 Een periode waarin de groei van de productie wordt verstoord.
Crisis Een periode waarin de groei van de productie wordt verstoord. Crisis in Argentinië, Crisis Zimbabwe & kredietcrisis in de wereld. Sinds de industriële revolutie is de invloed van de natuur op de economie kleiner geworden door de verbeterde technologie.

3 Alle middelen die gebruikt worden bij het produceren. KANO
Productie Voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten. Als er productiefactoren nodig zijn om een goed te produceren zijn ze schaars… Productiefactoren Alle middelen die gebruikt worden bij het produceren. KANO Natuur Kapitaal Arbeid Ondernemerschap

4 Natuurlijke omgeving en natuurlijke hulpbronnen. Grond en delfstoffen.
Kapitaal De fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen & voorraden eindproduct die bij productie worden ingezet. Arbeid Alle lichamelijke en geestelijke inspanning van mensen die beschikbaar is om in het productieproces te worden ingeschakeld. Natuur Natuurlijke omgeving en natuurlijke hulpbronnen. Grond en delfstoffen. Ondernemerschap Combineren van kapitaal, arbeid & natuur. Omgaan met economische risico’s.

5 De beloningen van de productiefactoren:
Kapitaal Rente, huur, winst. Arbeid Werknemers: Loon & salaris Zelfstandigen: toegerekend ondernemersloon & winst Natuur Pacht Ondernemerschap Winst 5

6 Productiewaarde óf Toegevoegde waarde
De totale waarde die wordt toegevoegd aan de grond- en hulpstoffen. Omzet Inkoopwaarde grond- en hulpstoffen - Toegevoegde waarde Netto toegevoegde waarde Beloning voor de productiefactoren; loon, huur, rente, winst & pacht Bruto toegevoegde waarde Netto toegevoegde waarde + afschrijvingen 6

7 Toegevoegde waarde voor de overheid
Alle ambtenarensalarissen bij elkaar opgeteld. 7

8 Nationaal product Nationaal inkomen
De waarde van alle productie die door inwoners van een land is voortgebracht (ongeacht waar die productie heeft plaatsgevonden). Toegevoegde waarde van bedrijven + toegevoegde waarde overheid. Nationaal inkomen Al het inkomen dat door de inwoners van een land verdiend wordt (ongeacht waar dat inkomen verdiend is). Optelsom van loon huur, rente winst & pacht. 8

9 Nationaal product & nationaal inkomen zijn identiteit 
Een noodzakelijke gelijkheid. Wat de ondernemingen verdienen met hun productie, het nationaal product, wordt verdeeld over de eigenaren van de productiefactoren in de vorm van loon, huur, rente, winst & pacht, die samen opgeteld het nationaal inkomen vormen. Nationaal product = nationaal inkomen = nationale toegevoegde waarde. 9

10 Binnenlands inkomen Nationaal inkomen
Al het inkomen dat binnen de landsgrenzen wordt verdiend (ongeacht door wie het verdiend wordt). Productiewaarde van de bedrijven in de marktsector + Productie waarde van de overheid. Nationaal inkomen Al het inkomen dat door de inwoners van een land verdiend wordt (ongeacht waar dat inkomen verdiend is). Binnenlands inkomen + Inkomens die zijn verdiend in het buitenland – Inkomens die zijn betaald aan het buitenland Nationaal inkomen 10

11 §1.4 Conjunctuur en structuur
Conjunctuurtheorie Een theorie die een verklaring van schommelingen in de productie wijt aan schommelingen in de totale vraag naar goederen en diensten  Vraagzijde Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid die een gevolg is van het tekort schieten van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit (onderbesteding) waardoor het beschikbare arbeidspotentieel niet volledig kan worden benut. 11

12 §1.4 Conjunctuur en structuur
Structuurtheorie Oorzaken liggen bij productieproces of de productiekosten  Aanbodzijde Structurele werkloosheid Werkloosheid die ontstaat aan de aanbodkant van de economie: er zijn te weinig banen om iedereen te kunnen laten werken. Kwantitatieve structuurwerkloosheid Kwalitatieve structuurwerkloosheid. 12

13 §1.4.1 De vraagzijde Effectieve vraag Voorgenomen bestedingen uitgeoefend bij binnenlandse ondernemingen door gezinnen, bedrijven, overheid & buitenland. EV= C + I + O + E - M Consumptie Investeringen Overheidsbestedingen Export Import 13

14 Overheidsinvesteringen
§1.4.1 De vraagzijde Overheidbestedingen Overheidsinvesteringen Uitgaven voor de aanschaf van vaste kapitaalgoederen door de overheid bij bedrijven. Aanleg van wegen, kanalen, wegen en dijken. Overheidsconsumptie Uitgaven aan bedrijven voor de consumptie van de overheid. Pennen, potloden, ambtenarensalarissen. 14

15 Economische kringloop

16 O Goederen- en dienstenstromen
> Geldstromen

17

18

19

20

21 Neem het plaatje over in je schrift en zet bij de geldstromen de volgende symbolen:
Y, C, I, O, E, M, S, B, (B-O)

22

23 Nationaal product W= C + I + O + E - M Nationaal inkomen kan besteed worden aan: Y= C + S + B W = Y C + I + O + E – M = C + S + B Spaarsaldo = ( I – S) Saldo overheidsfinanciën = (O – B) Uitvoersaldo = (E – M) (I – S) + (O – B) + (E – M) = 0

24 Productiecapaciteit Maximale hoeveelheid goederen en diensten die een bedrijf of een land per tijdseenheid (meestal een jaar) kan voortbrengen.  De productie is meestal lager dan de productiecapaciteit door een te kleine vraag of omdat de productiefactoren niet volledig inzetbaar zijn: ziekte werknemers, onderhoud machines, bewuste reservecapaciteit van bedrijven enz. Bezettingsgraad Werkelijke productie Productiecapaciteit x 100%

25 Productie = normale bezetting van de bezettingsgraad.
Conjunctuur Bestedingsevenwicht Productie = normale bezetting van de bezettingsgraad. Overbesteding Productie > normale bezetting van de bezettingsgraad. Onderbesteding Productie < normale bezetting van de bezettingsgraad. Conjuncturele werkloosheid 25

26 Werkloosheid Conjuncturele werkloosheid Structurele werkloosheid Oorzaak: Oorzaak: Onderbesteding. Bestedingen zijn te laag tov de productiecapaciteit. Productie te laag én werkloosheid. Productiekosten te hoog Prijzen worden te hoog om te concurreren. Oplossingen: Oplossingen: Rente verlagen Overheidsbestedingen stijgen Wisselkoers dalen Belastingen laten dalen Wisselkoers dalen Loonkosten matigen

27 Krappe arbeidsmarkt Ruime arbeidsmarkt Vraag naar arbeid > aanbod van arbeid Vraag naar arbeid < aanbod van arbeid Weinig werkloosheid Loon zal stijgen Veel werkloosheid Loon zal dalen/ bevriezen

28

29 Afzwakkende economische groei.
Conjunctuurgolf Hoogconjunctuur Fase in de opgaande conjunctuurgolf: de groei van het nationale inkomen overtreft de trendmatige groei. Laagconjunctuur Fase in de neergaande fase van de conjunctuurgolf: de groei van het nationale inkomen is kleiner dan de trendmatige groei= Recessie. Recessie Afzwakkende economische groei. Depressie Een periode van langdurige laagconjunctuur waarbij er tevens sprake is van een negatieve groei van het nationale inkomen= krimp van economie. 29


Download ppt "VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis"

Verwante presentaties


Ads door Google