Cleft & Spraakverstaanbaarheid Gwen Van Nuffelen Catherine Middag
cleft cleft palate - schisis congenitale malformatie abnormale opening (fissuur) structuur aanwezig – evt hypoplastisch structuren niet gefuseerd 3 grote categorieën: cleft lip cleft palate cleft lip & palate Abnormale opening in een anatomische structuur die nl gesloten is Niet fusseren gebeurt in het eerste trimester vd zwangerschap Lip cleft: unilateraal of bilateraal; incompleet/ compleet Compleet: tot aan de neusvleugels, kan ook alveolus (tandenboog) aantasten
cleft cleft palate verschillende types incomplete complete open - submuceus cleft lip verschillende types incomplete complete unilateraal - bilateraal Incompleet: bifid uvula Submuceus: spieren gespleten en/of palatum gespleten maar slijmvlies intact Foramen incisive
spraakverstaanbaarheid Mate waarin de luisteraar het akoestisch signaal geproduceerd door de spreker verstaat. Yorkston et al. 1996 Belangrijke klinische maat: Ernst spraakstoornis Afhankelijk van anatomische structuren en subsystemen van spraak Idee van sociale en economische impact van de spraakstoornis Ernstindex Idee van impact van spraakstoornis op sociaal & economisch functioneren Therapy-outcome/ follow-up Cantonees: chinees (toontaal)
spraakverstaanbaarheid cleft & svbh structurele afwijking articulatoren geassocieerde stoornissen gehoorstoornis malocclusie articulatie resonantie fonatie spraakverstaanbaarheid risico vertraagde spraakontwikkeling obligatoire nasale emissie geleerde nasale emissie zwakke consonanten compensatoire articulatie e.g. glottal, pharyngeal stops substituties, distorties, omissies hypernasaliteit heesheid (MTD/ noduli) heesheid als compensatie soft voice syndrome verminderde intensiteit Gehoorstoornis: slecht functioneren vd buis van Eustachius, slechte ventilatie middenoor, otitis media (m tensor veli palatini) Malocclusie: vaak protrusie onderkaak, retrusie bovenkaak Risico vertraagde spraakontw: afh van hoe het kind reageert op de structurele afwijking Als cleft de foneemontw beïnvloedt, ontstaat een atypische (nasale fonemen) en compensatoire spraakprod Vroege sluiting vd cleft is belangrijk! Na sluiting, meer en meer oraal patroon (tegen lft 4/5 jaar achterstand ingehaald) maar herstellen/ inhalen spraak verloopt niet bij elk kind even goed. Nasale emissie: luchtrduk geluid hoge frequentie en lage intensiteit alleen bij consonanten (plosives, fricatieven, …) Obligatoire nasale emissie: als cleft palatum niet hersteld/ operatie onvoldoende geslaagd (fistula) Geleerde nasale emissie: aangeleerd, blijft bestaan ook na palatoplasty. 2 types: fricatief subst; nasale emiss + foneem Zwakke consonanten: geen goede orale drukopbouw (Vpdysfunctie of oro-nasale fistula) Compensatoire art dr Vpdysfunctie Heesheid: uit onderzoek blijkt dat heesheid meer voorkomt bij kinderen met cleft dan in een nl populatie (Peterson-Falzone, 2001) Heesheid als compensatie: dr incomplete stemplooisluiting lagere luchtdruk minder hypernas en nasale emissie + heesheid verdoezeld geluid nasale emissie en hypernasal Kinderen met cleft hebben een groter risico op noduli. Er wordt aangenomen dat deze ontwikkelen tgv het gebruiken vd stemplooien als articulatieplaats (compensatie). Soft voice syndrome: neiging om stiller te praten om de hypernasaliteit en nasale emissie te verdoezelen Verminderde intensiteit: hypernasaliteit heeft de neiging de intensiteit van spraak te verminderen 30-40% kinderen cleft dysfonie (Timmons et al 2001) Hypernasaliteit: door velopharyngeale dysfunctie (spieren anders georiënteerd) en vaak korter velum (20 à 30% hypernasaal) (alleen bij stemhebbende, goed waarneembaar bij vocalen) Art waarschijnlijk grootste impact op svbh
cleft & svbh meeste studies beoordeelden svbh dmv een EAI-scale (Whitehill 2002) weinig gestandaardiseerde instrumenten Whitehill 2004: single-word test Cantonese speakers cleft Nederlands: NSVO (De Bodt et al. 2006) % spraakverstaanbaarheid foneemniveau initiale consonant (19) finale consonant (15) mediale vocaal/ diftong (16) doelklank ingebed in een CVC-woord percentage spraakverstaanbaarheid hangt af van: articulatie resonantie fonatie
cleft & svbh meten running speech intelligibility grootste face validity Maar: RSI moeilijk te standaardiseren woord zeer geschikt fonetische contrasten ook voor personen met een ernstige spraakstoornis foutenanalyse (Kent 1989, Whitehill 2004)
cleft & svbh oktober 2006 – april 2007 Centrum voor congenitale aangezichtsafwijkingen UZ Gent 38 kinderen getest met NSVO in kader IWT-project SPACE data 32 kinderen geanalyseerd 19 jongens – 13 meisjes; 7-18 jaar (gem: 12 jaar) Inclusiecriteria cleft voldoende leesvaardigheid geen mentale retardatie UCLP BCLP UCL BCL CP 15 8 4 1
cleft & svbh gemiddelde spraakverstaanbaarheid boxplot andere pathologieën gem: 85% Sign???
cleft & svbh gemiddelde spraakverstaanbaarheid Whitehill 2004: 9 UCLP, 6 BCLP: 32,2 – 86,7%; gem: 60,5% Studies EAI-scale: licht-matig verminderde svbh (Van Lierde 2002) Correlatie PI/WI en RSI cleft? Dysartrie: Yorkston (1978), Van Nuffelen (2008): sterke correlatie
cleft & svbh Geen significant verschil
cleft & svbh meest frequent foutief gepercipieerde fonemen Plosieven Initiale consonant g d - p b r - v h Finale consonant m ng – w f p t Plosieven Fricatieven Nasalen Semivocaal - trill Peterson-Falzone 2001 meest frequente fouten: fricatieven (affricatieven) en plosieven Literatuur vnl fouten tegen articulatieplaats articulatieplaats: 27% articulatiewijze: 29% enkel stem: 27% omissies: 7% (Stokes & Whitehill 1996) Taal Peterson: English (Californië) Literatuur vnl fouten tegen arplaats: Whitehill Literatuur: fenomeen backing: niet uitgesproken in resultaten. Komt voor maar niet uitgesproken meer dan fronting. 6/7: high pressure consonants 3/6: high pressure consonants
cleft & svbh meest frequent foutief gepercipieerde fonemen Mediale vocaal /diftong ie uu – eu i e – oo – ui ee Verticale tongpositie midden hoog cfr Moore & Sommers Mediale vocaal /diftong ie uu – eu i e – oo – ui ee Horizontale tongpositie voor midden Moore & Sommers 1975: svbh hoge vocalen < svbh lage vocalen Zeker vaak substitutie hoog midden/laag (zonder wijziging hor articulatieplaats) maar soms ook subst midden hoog
cleft & svbh spraakverstaanbaarheid & type cleft CP versus CLP svbh CP < svbh CLP (Timmons et al. 2001; Leeper et al. 1980) svbh CP > svbh CLP (Fletcher 1978, Riski & De Long 1984) UCLP versus BCLP svbh UCLP > svbh BCLP (Larson & Henningsson 1993, Leeper 1980) svbh UCLP = svbh BCLP (Van Lierde et al. 2002, Whitehill 2004) eigen studie: geen sign verschil tussen UCLP en BCLP
Eerste CP is eigenlijk CL Geen sign verschil CL en CP Te groot verschil in aantallen voor sign niveau bepalen tss CLP en CP
objectief svbh-onderzoek Speech Algorithms for Clinical and Educational applications ELIS (UGent) – COM (UZA) Doel: ontwikkelen objectief svbh-onderzoek voor pathologische spraak Reden: perceptuele onderzoeken: subjectief scores onderhevig aan veel variabelen artificiële maatregelen
objectief svbh-onderzoek kans dat een bepaald foneem – fonologisch feature voorkomt in dat frame Mel frequency cepstral coefficients 83 features PLF PMF PMF+PLF Automatic speech aligner PMF: /s/, /p/, … PLF: articulatieplaats, articulatiewijze, fonatie, …
objectief svbh-onderzoek 3 type modellen: PMF, PLF, PMF+PLF Getraind op 267 sprekers: normalen, dysartrie, cleft, laryngectomie, gehoorgestoorden Betrouwbaarheid voor cleft: correlatie met perceptuele score (Pearson) PMF: .78 PLF: .88 PMF+PLF: .92 Toekomst: NSVO zonder nonsens foutenanalyse objectief svbh-onderzoek zinsniveau PMF+PLF
Dank u !