Keynesiaans model J. Zonjee.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk.
Anti-cyclisch begrotingsbeleid en John Maynard Keynes
Modellen Hoofdstuk 3.
Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
VWO 4: Markten-1 Hoofdstuk 4: De Werkloosheid
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Goedemorgen …….en.
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Hoofdstuk 5: Rekeningrijden
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Natuurlijke Werkloosheid en de Phillipscurve
Overheid beleid.
Overheidsfinanciën College 3, 20 mei 2008 Robert Inklaar
stijging van het algemeen prijspeil
Chapter Five 1 A PowerPoint  Tutorial to Accompany macroeconomics, 5th ed. N. Gregory Mankiw Mannig J. Simidian ® CHAPTER FIVE The Open Economy.
Keynesiaans model Klik om verder te gaan.
Productiefactor Arbeid
Hoofdstuk 3 De Goederenmarkt Blanchard: Macroeconomics.
VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis
Overheidsfinanciën Klik om verder te gaan.
gespannen arbeidsmarkt
Inleiding arbeidsmarkt
structuur & conjunctuur
Grootverdiener zwaarder belast
Modellen VWO 6.
Markten 1 H4.
ARBEIDSMARKT. BEROEPSBEVOLKING Aanbod van arbeid Werkgelegenhei d* *Bezette arbeidsplaatsen Vraag naar arbeid** **+ vacatures Bedrijfsleven Overheid Werkenden.
Een overzicht van de mogelijkheden
8.8 Conjunctuurpolitiek Anticyclisch begrotingsbeleid
Jullie hebben lef... .
Inflatie oftewel stijging van het algemeen prijspeil
Luc Van OotegemHoofdstuk 211 Hoofdstuk 21 Vraagzijde - Reële sfeer “Goederenmarkt”
Sparen, Kapitaalaccumulatie, en Productie - De Lange Termijn
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Elasticiteiten Prijselasticiteit van de vraag Kruislingse elasticiteit
Hoofdstuk 2: Wisselkoersen
Hfst 5: De open economie met overheid
De Nederlandse economie 2003 Geert Bruinooge Directeur Macro-economische statistieken en publicaties.
Begrotingsnormen.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Stimulerende monetaire politiek
Goede tijden, slechte tijden
Economische kringloop
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Hoofdstuk 7 Economische groei.
H2 Lineaire Verbanden.
Bestedingsimpuls?!! EV = C + I (+ O + E – M) I = 80 C = 0.8 Y + 40
Conjunctuur.
Jaar 1 – Blok P3.
De economische kringloop
Lastenverlichting op arbeid: geen gratis lunch Paul de Beer UvA-AIAS & De Burcht.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
International Economics
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Voorbeeld Weging Indexcijfers 2011 Weging x indexcijfer Voeding
inkomenselasticiteit
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
ARBEIDSMARKT.
Schommelingen in de economie
Economische kringloop
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Macro-economische analyse: wat en waarom?
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
Transcript van de presentatie:

Keynesiaans model J. Zonjee

Macro model De effectieve vraag bepaalt het nationaal inkomen. EV=Y De productiecapaciteit is op korte termijn constant. Het model verklaart werkloosheid en inflatie

Eenvoudig model Consumptie is deels afhankelijk van Y maar voor een deel ook autonoom (niet van Y afhankelijk) C = cY+Co bijv C=0,75Y+35 Investeringen zijn autonoom I = Io bijv I = 40

C=0,75Y+35 I = 40 Inkomensevenwicht Er is inkomensevenwicht als de bestedingswensen van de consumenten en de producenten gerealiseerd kunnen worden. De effectieve vraag is dan precies gelijk aan het nationaal inkomen.

Inkomensevenwicht In de kringloop vind je de gelijkheid van EV en Y terug. De macro economische identiteiten gelden. Y = C + S Y = C + I I = S

Marginale consumptiequote Dit laat zien welk deel van extra inkomen extra wordt geconsumeerd. Als iemand met weinig inkomen meer krijgt zal het dit volledig consumeren. Een rijk persoon zal een deel gaan sparen. c = marginale consumptiequote Analoog aan de marginale consumptiequote is er ook een marginaal belastingquote , een marginaal spaarquote etc. extra consumptie extra inkomen =

Oplossing model C = 0,75Y+35 I = 40 EV = C + I EV = Y Y = 0,75Y + 75 Dus inkomensevenwicht bij 300

EV en capaciteit 1 Y=Y Onderbesteding Als de EV kleiner is dan de capaciteit, wordt een deel van de beschikbare productiefactoren niet gebruikt. Voor arbeid betekent dit dat er conjuncturele werkloosheid optreedt. EV cap Av Aa

De effectieve vraag bepaalt het nationaal inkomen en daarmee de arbeidsvraag Y Av Arbeidsproductiviteit Werkloosheid door onderbesteding Het arbeidsaanbod is gelijk aan de beroepsbevolking J. Zonjee

EV en capaciteit2 Overbesteding De effectieve vraag kan ook groter zijn dan de capaciteit toelaat. Er ontstaat dan een algemene prijsstijging die inflatie tot gevolg heeft. Dit noemt men bestedingsinflatie

Model met overheid We kunnen het model voorzien van een overheid. Deze overheid heft inkomstenbelasting B=bY+Bo De overheid besteedt deze middelen O=Oo Er kan een overheidstekort of -overschot zijn.

C = 0,5 (Y-B) + 65 I = 20 B = 0,33Y O = 105 Y = C + I + O Oplossing van het model levert Y = 285

Inverdieneffecten Hogere overheidsbestedingen Als de overheid haar bestedingen verhoogt, verdient ze een deel van deze extra bestedingen weer terug in de vorm van extra belastingopbrengst Een vergelijkbaar effect treedt op bij verlaging van de autonome belasting. Het overheidstekort stijgt dus minder sterk dan verwacht. Hogere effctieve vraag Hoger nationaal inkomen Hogere belastingopbrengst daling stijging Overheidstekort

Multiplier Een extra autonome besteding heeft een stijgende werking op Y Extra investering Extra produktie Extra inkomen Extra consumptie Extra sparen Bij een extra I van 10 en C=0,5Y Het spaarlek

EV1 EV2 Y I De multiplier is de verhouding tussen de verandering van Y en de verandering van de autonome. ΔY Δ I

Meer multiplier (overheid) Extra investering Extra produktie Extra inkomen Extra consumptie Extra sparen Extra belasting Spaarlek Belastinglek

Buitenland Lopende rekening Een deel van onze transacties met het buitenland worden opgenomen in het model. Het gaat alleen om transacties die gebruik van produktiefactoren tot gevolg hebben. Het kan hierbij gaan om - goederen - diensten - produktiefactoren

E Ontvangsten uit export M Betalingen voor import E - M Saldo lopende rekening = uitvoersaldo

Model met buitenland C =0,75(Y-B) I=25 O=160 B= 0,4Y-20 E=220 M=0,5Y EV=C+I+O+E-M EV=Y Vragen Bereken Y Inverdieneffect van belastingverlaging B=0,4Y-34 De multiplier bedraagt -5/7 Gevolg voor lopende rekening

Oplossing Consumptiefunctie vereenvoudigen C=0,75(Y-0,4Y+20) C=0,45Y+15 Invullen Y=0,45Y+15+25+160+220-0,5Y 1,05Y=420 Y=400 Multiplier toepassen levert Y=410 B daalt eerst met 14 maar stijgt (ddor de hogere Y) met 4. Per saldo dus 10 daling. Inverdieneffect Bo daalt C stijgt uit te rekenen met multiplier EV stijgt Y stijgt uit te rekenen B afhankelijk met marginale van Y stijgt belastingquote

Besluit Het macro economisch model is verder uit te breiden met een geldsector, met een werkgelegenheids-sector of met andere variabelen. De essentie van het model, de bestedingen bepalen de hoogte van het nationaal inkomen/het nationaal product verandert hier niet door.