Spirit on the move Sleutelen aan spiritualiteit op school Bert Roebben Universiteit van Tilburg
1. Levenscontext van jongeren Kinderen en jongeren zijn dubbel kwetsbaar: zij moeten een identiteit ontwikkelen in een complexe en vaak oriëntatieloze samenleving De oude grote verhalen zijn voorbij, de nieuwe komen in de plaats en gaan als pletwalsen over de kleine verhalen heen Ondertussen ontplooit zich een cultuur van gezien worden en bereikbaar zijn – ‘Wie niet gezien is, is gezien’ – We leven alsof de dood geen vat op ons heeft De meeste jongeren houden van het leven in deze risicosamenleving en willen vooruit: ‘Er is veel schoonheid in jongeren, mag het eruit komen?’ Velen hopen heimelijk op een ideale gesprekspartner
Een aantal kinderen en jongeren is door pijn heengegaan, is gelouterd en verdiept. Zij voelen zich vaak anachronistisch, niet passend in omgeving en tijd Een aantal van hen is omgeven door stilte: ‘Waarom spreken als niemand luistert? Is er iemand die acht op me slaat?’ (aandacht als inter-esse) Sommige kinderen en jongeren handelen destructief tegenover anderen en zichzelf vanuit schaamte (= het niet kunnen beantwoorden aan de stilzwijgende normen van de risicosamenleving) (shame versus honour)
2. De juiste vragen stellen… Crisis Interventie “Iets laten verdwijnen, en wel een probleem” Rampscenario Kairos Presentie “Iets laten verschijnen, en wel menselijke waardigheid” Emergentiescenario
Welke morele en levensbeschouwelijke bakens zet een christelijke school uit in het onderwijs, temidden van de stroom van betekenissen in een moderne, plurale cultuur, opdat jonge mensen kunnen groeien in morele en levensbeschouwelijke zelfverheldering? Hoe kan een moderne school daarvoor draagvlak creëren? Welke pedagogische en theologische argumenten dienen als ondersteuning?
3. Argumentatie vanuit opvoeden Kinderen groeien op in een cultuur van interactieve zingeving. De tijd van lineair-chronologisch initiëren is voorbij. Kwaliteitsvol onderwijs biedt hen een ‘kenniskring’, een leerruimte, safe for diversity (Lickona), om tot zelfverheldering te komen Christelijk onderwijs zet hiertoe bakens uit, biedt weerwerk, is een wrijfpaal, getuigt van een referentiekader. Zonder deze bijzonderheid kan er geen sprake zijn van waarachtig pluralisme Algemene vorming betekent: de heilige grond warm houden
Vorming in de breedte Kinderen en jongeren confronteren met een veelheid aan levensperspectieven die ze om zich heen zien Deze veelheid beheerbaar maken: tegen fundamentalisme en on-verschil-ligheid De kleine kosmos van de school is de plaats waar cultuur en samenleven telkens opnieuw kunnen uitgevonden worden
Vorming in de diepte Op school leer je dat je niet alles zelf moet uitvinden, dat je in leertraditie staat, in een ‘kennis-kring’ Op school hoef je niet tegen muren op te springen, je wordt op de schouders genomen (Dasberg) De samenleving krijgt de school die ze verdient (Koning Boudewijnstichting)
4. Argumentatie vanuit geloven Stel: «Christelijk onderwijs is een dienst aan de identiteitsvorming van jonge mensen in een plurale context» Wat staat ons dan te doen? Wat hebben wij te bieden? Waar laten wij ons op aanspreken? «En verstaan we nog zelf wat we zeggen?» (Peter Schmidt) En tegen welke achtergrond zeggen we dit? Er is sprake van een ‘nieuw-religieus verlangen’ (Anton van Harskamp)
Belief Systems in Europe (EVS 1999/2000)
Drie religieus-educatieve uitgangspunten Kairologisch: «Zie, iets nieuws ga ik maken, het is al aan het kiemen, weet gij dat niet?» (Jesaja 43,19) Narratief: «God schiep de mens omdat hij van verhalen houdt» (Elie Wiesel) Persoonsbetrokken: «Wat geleerd wordt, gebeurt steeds op het niveau van de lerende» (Thomas van Aquino)
Kairologisch Kinderen en hun ouders vragen geen zuilen maar fundamenten: oriënterende bakens in een onoverzichtelijk geheel Het intern draagvlak van de school kan vergroot worden door communicatie en communio, niet door pastorale of educatieve ‘crisistechnologie’ Doel is niet (partiële) identificatie met het christelijk verhaal, ook niet consensus of aanpassing. Doel is wel: confrontatie met de spankracht van dit verhaal
Narratief Nood aan christelijke lekenspiritualiteit die pedagogisch ‘landt’. Gaat het ergens over? Kan/mag ik vanuit (de grenzen van) mijn professionaliteit ‘op verhaal komen’? Mag ik groeien, mag ik ‘onaf’ zijn? Is er tijd/ruimte voor ‘heilige grond’ ervaringen, voor communicatie over het ‘waartoe’ van mijn opvoedingsinspanningen? Hoe houd ik het als onderwijsgevende uit wanneer mijn ziel gekluisterd wordt door ‘papieren handboeien’?
Persoonsbetrokken De mentale kwetsbaarheid van de leerkracht is groot: «Ik geloof er zelf niet in, hoe zal ik het dan doorgeven?» Of: «Ik wil wel gidsen, maar wie is mij tot gids?» Daarom: pleidooi voor een ‘bescheiden leerhuis’. Zelf thuiskomen in elementen van religieuze traditie, om de sleutelervaring ervan beter te verstaan en door te geven (schepping, bevrijding, roeping, zonde, verbond, genade, levensdorst, enz.)
5. Jongeren kloppen op de deur Niet beladen met ballast van religieuze zingeving-op-de-terugweg Op school leren ze religie kritisch waarnemen en interpreteren Waar leren ze het eigene van religieuze ervaring smaken en meemaken? Waar doen ze krachtvoer op? Voelen ze dat wij naar hen ‘omzien’ in hun onafheid?
Hun ontluikend idealisme waarnemen en ‘voeden’ met voorbeeldgedrag en gezond verstand Geen aanpassingsstrategie, maar confrontatiestrategie (“Leest U de krant of de bijbel?”) Het zwijgen over God in onze tijd wordt bij jongeren ‘hoorbaar’: ze dwingen ons weer naar de kern van de zaak te gaan ‘Actus credentis non terminatur ad enuntiabile, sed ad rem’ (Thomas van Aquino) Het evangelie dichter bij zichzelf brengen: als de ruimte van vriendschap waarin God gebeurt
Besluit – Riskante solidariteit Sommige jongeren zijn ‘youth at risk’ De meeste jongeren echter ‘overleven’ in deze risicosamenleving Het antwoord van de educator: riskante solidariteit (‘honour’ in plaats van ‘shame’), Het antwoord van een school-met-karakter: riskante prioriteit (financieel, moreel, ruimtelijk) Het antwoord van een kerk als ‘backing vocal’ voor bewogen opvoeders: riskante openbaring
Veel te laat heb ik jou lief gekregen, Schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw. Binnen in mij was je, ik was buiten. En ik zocht jou als een ziende blinde buiten mij. En uitgestort als water, liep ik van je weg en liep verloren Tussen zoveel schoonheid die niet jij is.
Toen heb jij geroepen en geschreeuwd, Door mijn doofheid ben jij heen gebroken. Oogverblindend ben jij opgedaagd Om mijn blindheid op de vlucht te jagen. Geuren deed jij en ik haalde adem, Nog snak ik naar adem en naar jou. Proeven deed ik jou en sindsdien dorst ik, honger ik naar jou. Mij, lichtgeraakte, heb jij doen ontbranden. En nu brand ik lichterlaaie naar jou toe, om vrede. (Augustinus van Hippo, 353-430)
www.perron7.nl