Wat zeggen leestoetsen over het leesproces? Roel van Steensel Salsa-project Universiteit van Amsterdam
Structuur Roel van Steensel: Gineke Moes en Pauline Troost: Centrale vraag: in hoeverre kunnen we met leestoetsen iets over het leesproces te weten komen? Onderzoek: Leestoets. Onderzoeksvragen. Resultaten. Consequenties. Gineke Moes en Pauline Troost: Toetsing begrijpend lezen in de praktijk. Naam Salsa-project Deze bijdrage bestaat uit twee delen.
Het leesproces Wat gebeurt er als je een tekst leest?
Je haalt informatie op uit de tekst. Het leesproces Je haalt informatie op uit de tekst. Heel globaal gezegd gebeurt het volgende: je haalt informatie op uit de tekst zelf.
+ Het leesproces Je haalt informatie op uit de tekst. Je voegt eigen achtergrondkennis toe. + Je voegt daar je eigen achtergrondkennis aan toe.
+ = Het leesproces Je haalt informatie op uit de tekst. Je maakt je eigen mentale plaatje van de tekst (situatiemodel). Je voegt eigen achtergrondkennis toe. + = Daarmee vorm je een mentaal plaatje van de tekst. In de leestheorie noemen we dat plaatje ook wel het situatiemodel. En je moet je dat plaatje voorstellen als een soort blauwdruk van de tekst.
Het leesproces We zoomen nu even in op de informatie die je uit de tekst zelf haalt.
= text base Het leesproces Die informatie noemen we in de leestheorie de text base, de tekstbasis.
= text base Het leesproces Microstructuur Die text base bestaat weer uit een microstructuur
= text base Het leesproces Microstructuur Macrostructuur en een macrostructuur.
Het leesproces Microstructuur = het hele netwerk van betekeniseenheden waar een tekst uit bestaat. Betekeniseenheid = propositie. De microstructuur kun je omschrijven als het hele netwerk van individuele betekeniseenheden waaruit een tekst bestaat. Voor betekeniseenheid gebruiken we in dit geval ook wel de term propositie.
Het leesproces Kleinste betekeniseenheden (‘atomische proposities’), bijvoorbeeld: HENK WAS TE LAAT. We kunnen een onderscheid maken tussen atomische proposities, de allerkleinste betekeniseenheden.
Het leesproces Grotere betekeniseenheden (‘complexe proposities’), bijvoorbeeld: HENK WAS TE LAAT. DE BRUG STOND OPEN. En complexe proposities: dat zijn meerdere atomische proposities die aan elkaar zijn verbonden.
Het leesproces Grotere betekeniseenheden (‘complexe proposities’), bijvoorbeeld: HENK WAS TE LAAT. DE BRUG STOND OPEN. Bijvoorbeeld door een oorzaak-gevolgrelatie. gevolg - oorzaak
Het leesproces Macrostructuur: microstructuur wordt teruggebracht tot aantal globale betekeniseenheden (‘macroproposities’). Behalve de microstructuur onderscheiden we de macrostructuur. Daarin wordt dat hele netwerk van kleine betekeniseenheden teruggebracht tot een aantal overkoepelende betekeniseenheden (zogenaamde macroproposities).
Het leesproces Vaak op basis van een vast schema of scenario. Zo’n macrostructuur ontwikkel je als lezer tijdens het lezen van de tekst en dat doe je vaak op basis van bestaande schema’s of scenario’s.
Het leesproces Voorbeeld: sprookjes. Standaardscenario: Setting. Complicatie. Oplossing. Stel we lezen een sprookje. Dan wordt er meteen een standaardscenariootje in ons hoofd geactiveerd. We weten dan dat de tekst zal beginnen met een schets van de setting (de hoofdpersonen worden geintroduceerd, de locatie wordt geintroduceerd), dan treedt er een complicatie op (er gaat iets verkeerd) en de meeste sprookjes eindigen met een oplossing.
Het leesproces Stel we lezen Roodkapje met dat scenario in ons hoofd, dan zal de macrostructuur die we ontwikkelen er ongeveer als volgt uit zien.
Het leesproces Setting: Locatie: huis Roodkapje, bos, huis oma. Hoofdpersonen: Roodkapje, wolf, oma, moeder. -Moeder stuurt Roodkapje naar waarschuwt voor de boze wolf. We hebben een situatie met een meisje genaamd Roodkapje, een oma, een boze wolf en een moeder. Het verhaal begint in het huisje van Roodkapje, maar er is ook sprake van een bos en een huisje van oma. En het verhaal start met een waarschuwing aan het adres van Roodkapje dat er een wolf actief is in het bos.
Het leesproces Setting: Locatie: huis Roodkapje, bos, huis oma. Hoofdpersonen: Roodkapje, wolf, oma, moeder. -Moeder stuurt Roodkapje naar waarschuwt voor de boze wolf. Complicatie: Roodkapje gaat van het pad en komt de boze wolf tegen. De wolf haast zich naar het huis van oma, eet oma op, verkleedt zich als oma en eet vervolgens Roodkapje op. Dan treedt er een complicatie op: ondanks moeders waarschuwingen, raakt roodkapje van het pad en komt de boze wolf tegen. De wolf spoedt zich naar het huis van oma, eet die op, verkleedt zich als oma en eet vervolgens Roodkapje op.
Het leesproces Setting: Locatie: huis Roodkapje, bos, huis oma. Hoofdpersonen: Roodkapje, wolf, oma, moeder. -Moeder stuurt Roodkapje naar waarschuwt voor de boze wolf. Complicatie: Roodkapje gaat van het pad en komt de boze wolf tegen. De wolf haast zich naar het huis van oma, eet oma op, verkleedt zich als oma en eet vervolgens Roodkapje op. De oplossing. De jager komt langs, snijdt de wolf open, oma en Roodkapje springen eruit. Vervolgens vullen ze de buik van de wolf met stenen, naaien die dicht en als de wolf wil drinken, buitelt hij voorover en verdrinkt. Oplossing: De jager komt langs, snijdt de buik van de wolf open en bevrijdt oma en Roodkapje. Ze vullen de buik van de wolf met stenen. Als de wolf uit de beek wil drinken, valt hij voorover en verdrinkt.
Leesprocessen en leestoetsen Atomische proposities Microstructuur Complexe proposities Wat de informatie uit de tekst betreft kunnen we dus een onderscheid maken tussen de microstructuur, die bestaat uit atomische en complexe proposities, en de macrostructuur. Wat zien we hiervan nu terug in leestoetsen. Wie ooit een leestoets ontwikkeld, afgenomen of ingevuld heeft, weet dat er doorgaans onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende typen vragen. En die vraagtypen zijn grosso modo ter verbinden met die verschillende betekenisniveau die we zojuist hebben besproken. Macrostructuur
Leesprocessen en leestoetsen Atomische proposities Ophalen van details Microstructuur Complexe proposities Zo wordt er in sommige vragen verzocht om detailinformatie. Macrostructuur
Leesprocessen en leestoetsen Atomische proposities Ophalen van details Microstructuur Complexe proposities Afleidingen maken Wordt er in andere vragen verzocht om afleidingen of verbindingen te maken tussen informatie op lokaal niveau. Macrostructuur
Leesprocessen en leestoetsen Atomische proposities Ophalen van details Microstructuur Complexe proposities Afleidingen maken In weer andere vragen wordt bijvoorbeeld verzocht om de hoofdgedachte van de tekst te achterhalen. Op die manier keren dus die onderdelen van het leesproces terug in de vragen die in leestoetsen worden gesteld. Hoofdgedachte achterhalen Macrostructuur
Salsa-leestoets Leestoets ontwikkeld voor vmbo-basis/kader. Verschillende teksttypen: verhalen, betogen, informatieve teksten, instructies. Verschillende media: (school)boeken, kranten en tijdschriften, officiële documenten, internet. Verschillende deelvaardigheden (65 vragen): Ophalen details (21 vragen). Maken van afleidingen (26 vragen). Hoofdgedachte achterhalen (18 vragen). Wat hebben wij nu gedaan. In ons onderzoek hebben we ook zo’n toets onderzocht. Het gaat om een leestoets die we speciaal hebben ontwikkeld voor vmbo-basis/kaderleerlingen. Hij bestaat uit uit 9 taken waarin verschillende teksttypen figureren. Die teksten komen uit verschillende media. En de vragen die we over elk van die tekste hebben gesteld zijn ontwikkeld op basis van de driedeling die ik net besproken heb.
Salsa-leestoets Onderzoeksvraag: Waarom is dat belangrijk? Kunnen we deelvaardigheden onderscheiden als we naar de scores van leerlingen kijken? Waarom is dat belangrijk? Als we die deelvaardigheden niet kunnen onderscheiden, dan kunnen we niet hard maken dat we daar lezersprofielen op kunnen baseren. In onze studie hebben we gekeken of we die drie deelvaardigheden nu kunnen onderscheiden als we naar de scores van leerlingen kijken. D.w.z. zijn het ophalen van detailsm, het maken van afleidingen en het achterhalen van de hoofdgedachte nu wezenlijk verschillende dingen? Is het zo dat leerlingen die hoog scoren op het een niet per se hoog scoren op het ander. Waarom willen we dat weten? In bepaalde toetsen worden leerlingen op basis van zulke onderscheidingen in bepaalde lezersprofielen geplaatst. Maar als we die deelvaardigheden niet kunnen onderscheiden, dan kunnen we ook niet hard maken dat we daar lezersprofielen op kunnen baseren.
Onderzoek 200 eersteklassers vmbo-basis/kader. Statistische analyse om relaties tussen vragen vast te stellen. We hebben de toets afgenomen bij 200 eersteklassers basis/kader en we hebben statistische analyses uitgevoerd om naar de relaties tussen vragen te kijken.
Hoofdgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 1: Begrijpend lezen We hebben twee modellen uitgeprobeerd. Een model waarin de drie vaardigheden van elkaar worden onderscheiden. Afleidingen maken Hoofdgedachte achterhalen Details ophalen
Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 2: Begrijpend lezen En een model waarin de drie vaardigheden niet van elkaar worden onderscheiden, maar waarin wordt gezegd dat het eigenlijk allemaal op hetzelfde neer komt. Bij dit model is de veronderstelling: leerlingen die goed zijn in het ophalen van details, zijn ook goed in het maken van afleidingen en zijn ook goed in het achterhalen van de hoofdgedachte. Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen
Hoofgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 1: Begrijpend lezen Uit onze analyses kwam naar voren dat we: Afleidingen maken Hoofgedachte achterhalen Details ophalen
Hoofgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 1: Begrijpend lezen Het eerste model moesten verwerpen. Afleidingen maken Hoofgedachte achterhalen Details ophalen
Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 2: Begrijpend lezen De drie vaardigheden zijn niet van elkaar te onderscheiden. Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen
Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen Onderzoek Mogelijkheid 2: Begrijpend lezen Maar hangen heel sterk met elkaar samen. Leerlingen die goed zijn in het een zijn ook goed in het ander. Leerlingen die slecht zijn in het een zijn ook slechter in het ander. Details ophalen = Afleidingen maken = Hoofdgedachte achterhalen
Onderzoek Geen nieuwe uitkomst. Mogelijke verklaring? Dit is geen nieuwe uitkomst. De vraag of je leestoetsen kunt gebruiken om deelvaardigheden te onderscheiden is al langer onderwerp van discussie onder toetsontwikkelaars en wat wij vinden is ook al vaker vastgesteld. De vraag is natuurlijk waardoor wordt dat veroorzaakt.
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. We denken allereerst dat dat komt – en daarvoor moeten we weer even terug naar wat ik eerder zei over het leesproces – doordat de verschillende processen die tijdens het lezen werkzaam zijn in constante interactie zijn met elkaar.
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. Microstructuur We hebben gezien dat je bij het lezen van een tekst informatie op microniveau verwerkt (die atomische en complexe proposities).
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. Microstructuur Macrostructuur We hebben gezien dat je daaruit een macrostructuur genereert (denk nog even aan dat Roodkapje-scenario).
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. Microstructuur Macrostructuur Aan de informatie uit de tekst voeg je je eigen achtergrondkennis toe.
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. Microstructuur Macrostructuur Waarmee je dan vervolgens je eigen individuele mentale voorstelling van de tekst krijgt.
Terug naar het leesproces Het ene proces staat niet los van het andere proces. Microstructuur Macrostructuur En dat mentale plaatje dat je tijdens het lezen ontwikkelt, gebruik je ook weer om de de rest van de tekst te lezen. Dat mentale plaatje maakt namelijk dat je aandacht op bepaalde elementen in het vervolg van de tekst wordt gericht. Denk nog even terug aan Roodkapje: met dat scenariootje in je hoofd, zul je na ddat de hoofdpersonages en locaties zijn genintroduceerd een complicatie verwachten en zal je aandacht gefocust zijn op elementen in de tekst die daarmee te maken hebben. Dus: alle processen die je als lezer uitvoert, zijn zodanig van elkaar afhankelijk dat ze nauwelijks los van elkaar te zien zijn.
Terug naar het leesproces Alle informatie wordt verenigd in het situatiemodel, dat fungeert als een geheugenstructuur. Macrostructuur Microstructuur Die wederzijdse afhankelijkheid vindt zijn beslag in het zogenaamde situatiemodel, het mentale plaatje dat je aan het eind van de tekst in je hoofd hebt. In zo’n mentaal plaatje is alles verenigd: relevante details, relaties tussen die details en de hoofdstructuur van de tekst. Als je een goed mentaal model hebt, kun je dat geberuiken als een geheugensteuntje, d.w.z. je kunt er alle soorten informatie uit ophalen. Atomische proposities Complexe proposities
Consequenties? We moeten voorzichtig zijn bij het gebruiken van zulke toetsen om specifieke diagnoses over het leesproces op te baseren. Moeten we ons wel richten op het diagnostiseren van dit soort verschillen tussen lezers? Zijn er geen betere manieren om problemen die leerlingen tijdens het leesproces tegenkomen, te achterhalen?
Vervolg van de presentatie Gineke Moes en Pauline Troost, Calscollege IJsselstein Alternatieve manieren om leesvaardigheid te toetsen en specifieke problemen te diagnostiseren. Focus op leerling: zelf reflecteren op het eigen leesproces.
Bedankt! Roel van Steensel E-mail: RvanSteensel@kohnstamm.uva.nl