maart 2014 Myriam de Bruijn-Lückers Jeugdstrafrecht maart 2014 Myriam de Bruijn-Lückers
Recente ontwikkelingen
Recente ontwikkelingen: Maatschappij: Veel aandacht voor jeugdige daders Roep om strengere aanpak Ernstige zaken door steeds jongere verdachten Facebook moord 14 jarige verdachte Moord op Dirk Post: 15 jarige verdachte
Enkele cijfers In de jaren 2005-2011 is het aantal geregistreerde minderjarige verdachten afgenomen van 99.000 naar 54.000 In 2011 werd 46% van de minderjarige verdachten geregistreerd voor vermogensmisdrijven, 26% voor vernielingen en 19% voor gewelds- en seksuele misdrijven. Vergeleken met 2005 is het aandeel geregistreerde minderjarigen die werden verdacht van vernielingen afgenomen en voor alle andere delictgroepen iets toegenomen 47% van de minderjarige verdachten is allochtoon In 2011 werden ruim 9000 jeugdstrafrechtzaken in eerste aanleg afgedaan door de rechter
Enkele cijfers Het aantal jeugddetenties is meer dan gehalveerd van 5.500 in 2005 naar 1.800 in 2011. Het aantal taakstraffen nam met 1.600 af. De taakstraf wordt bij minderjarigen het meest toegepast. In 2011 legde de rechter 6.400 taakstraffen op. In 2011 is bijna drie kwart van alle hoofdstraffen tegen minderjarigen een taakstraf en minder dan een kwart een vrijheidsstraf. Geldboetes worden weinig opgelegd: in 2011 in totaal nog geen 400 keer. Dit is 4% van alle opgelegde hoofdstraffen aan minderjarigen.
Bijna een kwart van de opgelegde boetebedragen lag in 2011 beneden € 100. Ruim 40% lag tussen € 100 en € 200 en ongeveer een derde daarboven. In de periode 2005-2011 is het aandeel van de (deels) onvoorwaardelijke jeugddetenties op het totale aantal jeugddetenties weliswaar gestegen, maar het aantal nam af van 2.300 naar 1.200. In 2011 was 21% van het totale aantal opgelegde hoofdstraffen aan minderjarigen een jeugddetentie.
In de jaren 1997-2007 bedroeg het percentage (on)voorwaardelijke pijmaatregelen daarvan ongeveer 2% In 72% van de gevallen wordt een pro justitia advies overgenomen Pijmaatregel aanzienlijk teruggelopen: leegstand jji In 2009 93 onvoorwaardelijke pijmaatregelen tegen 251 in 2006. In 2011 werd de pij maatregel 115 keer opgelegd. Looptijd gemiddelde pij is 3,5 jaar
cijfers In 2009: 92 GBM opgelegd, verwachting was minimaal 500 per jaar; in 2008 was dat slechts 15 keer. In 2011: 61 keer Van de vijf verdachten is er een een meisje.
Combizittingen Voordelen Nadelen Samenhang straf civiel
Pedagogische karakter jeugdstrafrecht
Casus: recht op vervolging Art 40 lid 2 IVRK: berechting zonder vertraging Verdachte wordt verdacht van straatroof op 19 april 2009. Hij wordt aangehouden op diezelfde dag. Drie eerdere dagvaardingen worden ingetrokken. Eerst op 8 maart 2012 vindt de inhoudelijke behandeling plaats. Is OM ontvankelijk?
Recht op vervolging Rb Amsterdam 22 maart 2012, NSr 2012, 365 HR 30 maart 2010, BL3228 Rb Arnhem 5 juni 2012, NSr 2012, 368 Hof Amsterdam 20 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2556 HR 16 december 2003, LJN: AL9062
HR 16 december 2003 art. 40, tweede lid sub b onder iii IVRK stelt ten aanzien van de termijn waarbinnen een strafzaak tegen een jeugdige moet worden berecht, niet andere, verder gaande, eisen dan reeds uit art. 14 IVBPR en art. 6 EVRM voortvloeien. De HR week daarbij expliciet af van de het standpunt van de AG Vellinga in diens uitvoerige conclusie: AG wijst op : verschil tussen enerzijds afdoening "binnen redelijke termijn/within reasonable time" als vervat in art. 6 EVRM respectievelijk afdoening "zonder onredelijke vertraging/witthout undue delay" als bedoeld in art. 14 IVBPR en anderzijds "zonder vertraging/without delay" (art. 40 lid 2 IVRK) en verbindt daar consequenties aan.
Doorlooptijden HR 30 maart 2010, BL3228: de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Overschrijding van die termijn kan niet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf bestaande uit een werkstraf van twaalf uren, subsidiair zes dagen jeugddetentie en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
Aanwijzing effectieve afdoening strafzaken jeugdigen HR 5 oktober 2010, BN2325: overschrijding redelijke termijn ism aanwijzing. Deze richtlijn is geen recht in de zin van art 79 RO maar een instructienorm. Verweer was No wegens overschrijding redelijke termijn. Aanvangen redelijke termijn en einduitspraak was 2 jaar en 8 maanden. Overschrijding met 16 maanden.
Recht op vervolging Rb Amsterdam 22 maart 2012, NSr 2012, 365: OM niet ontvankelijk wegens overschrijding redelijke termijn 35 maanden ipv 16 maanden Rb Arnhem 5 juni 2012, NSr 2012, 368: OM no wegens overschrijding redelijke termijn, niet verrichten van door rb opgedragen onderzoekshandelingen en niet naleven Salduz jurisprudentie. Door de veelheid en de samenhang van de schendingen van de rechten van de jeugdige is bewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling tekort gedaan.
Rb Zwolle 21 december 2012, BZ3522 Overschrijding vervolging jeugdigen met 22 maanden. Gelet op pedagogisch karakter jeugdstrafrecht OM no. 4 jaar na pleegdatum. Betrof wel ontucht met minderjarigen van 6 en 9 jaar oud.
Hof Amsterdam 20 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2556 Rb had OM wegens overschrijding redelijke termijn niet ontvankelijk verklaard. Hof vernietigt en wijst terug. OM is ook in jeugdzaken bij overschrijding redelijke termijn vrijwel altijd ontvankelijk. Betrof feit op 8 oktober 2010 gepleegd en behandeling zaak op 2 april 2013.
Aandacht voor doorlooptijden in hoger beroep
Mag het OM niet-ontvankelijk worden verklaard wegens vervolging van een bagatelfeit?
Opportuniteitsbeginsel HR 6 november 2012, BX4280: Het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in dat de officier van justitie bevoegd is, op gronden aan het algemeen belang ontleend, af te zien van vervolging. Beslist de officier van justitie dat hij tot vervolging overgaat, dan staat die beslissing in beginsel niet ter beoordeling van de rechter. Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van een behoorlijke procesorde kan sprake zijn van een verval van het recht tot strafvordering en van een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Recht op vervolging Rb Roermond 16 februari 2009, BH7431: Schending van de beginselen van goede procesorde en strijd met het bepaalde in art. 3 en 40 IVRK, die leiden tot niet-ontvankelijkheid van openbaar ministerie. Bij de beslissing tot vervolgen van een minderjarige moet de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht worden. In casu is de officier van justitie tot dagvaarding van een zeer jeugdig persoon overgegaan zonder de in het dossier aanwezige filmbeelden van de gedragingen die de verdachte verweten worden (te kwalificeren als “het aanzetten tot ontuchtige handelingen ex. art. 248b Sr) te bekijken en zich van de ernst van de gedragingen te vergewissen (kleuters elkaar laten kussen en bij de billen pakken tegen betaling)
De kinderrechter Art 495 Sv Art 499 Sv Art 53 RO Rapport positionering jeugdrechter van de raad voor de rechtspraak Rapport profilering jeugdrechter HR 26 april 2011, BO9872
Kinderrechter HR 26 april 2011, BO9872: Vier meerderjarige medeverdachten zijn gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Officier van Justitie heeft de zaak tegen de verdachte overeenkomstig de hoofdregel van art. 495, eerste lid, Sv voor de kinderrechter vervolgd. De verdachte is gedagvaard voor de kinderrechter van zijn woonplaats, te weten de Kinderrechter in de Rechtbank te Haarlem. Art. 6, tweede lid, Sv staat niet eraan in de weg dat in een geval als het onderhavige, waarin sprake is van gelijktijdige vervolging, de zaak tegen een jeugdige verdachte wordt aangebracht voor de kinderrechter die op grond van de woonplaats van de verdachte bevoegd is.
ouders Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, 1 (30143) versterking positie slachtoffer in het strafproces: verschijningsplicht ouders met eventueel bevel medebrenging: art 496a Sv Oproeping ouders (art 504 Sv) (Check adres) Appel door wettelijk vertegenwoordiger (art 503 Sv)
Verschijningsplicht ouders Artikel 496a 1. Indien de ouders of voogd van een van misdrijf verdachte minderjarige in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen beveelt het gerecht de aanhouding van de zaak tegen een bepaalde dag en beveelt het tevens hun oproeping. Het gerecht stelt voorafgaand aan zijn beslissing de verdachte, de officier van justitie en het slachtoffer dat ter terechtzitting aanwezig is, in de gelegenheid zich uit te laten over de wenselijkheid van aanhouding. 2. Het gerecht kan bij het bevel tot oproeping een bevel tot medebrenging verlenen, indien het de aanwezigheid van een of beide ouders dan wel de voogd bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting noodzakelijk acht. Het gerecht kan dit bevel ook geven in het geval van de behandeling van de zaak van een van overtreding verdachte minderjarige.
Verschijningsplicht ouders 3. Het gerecht kan slechts bevelen dat het onderzoek niet wordt aangehouden, en dat een bevel tot medebrenging niet wordt verleend indien: a.het aanstonds een van de uitspraken bedoeld in artikel 349, eerste lid, doet, b.de ouders of voogd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben, of c.de aanwezigheid van een of beide ouders niet in het belang van de minderjarige wordt geacht.
Positie ouders 12 en 13 jarige Art 51g lid 4 Sv: Indien de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van een verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt en aan wie deze gedraging als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt zij geacht te zijn gericht tegen diens ouders of voogd. Versterkin positie slachtoffer, vervuiling jeugdstrafrecht?
Hoge Raad 23 april 2013, BZ8170 Art. 51g.4 Sv heeft geen wijziging gebracht in de in het BW voorziene regeling van de aansprakelijkheid van de ouders van een kind dat de leeftijd van 14 jaren nog niet heeft bereikt voor de door een onrechtmatige daad van dat kind aan een derde toegebrachte schade. Die bepaling biedt degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, gepleegd door een kind dat de leeftijd van 14 jaren nog niet heeft bereikt, de mogelijkheid zijn vordering tot schadevergoeding tegen de ouders van het kind in te stellen in het strafproces tegen het kind. Er is derhalve geen sprake van een wijziging van de wet t.a.v. de strafbaarstelling of strafbedreiging m.b.t. het tenlastegelegde feit.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8409 De ouders van verdachte, die jonger dan 14 jaar was, zijn veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hoger beroep is niet binnen twee weken ingesteld namens verdachte naar aanleiding van een brief van haar vader. Naar het oordeel van het hof kan deze brief niet worden aangemerkt als een stuk waarbij door de ouders hoger beroep is ingesteld op basis van artikel 421 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. Het hoger beroep is niet ingesteld overeenkomstig bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zodat de civielrechtelijke appeltermijn van drie maanden niet van toepassing is. Minderjarige verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
Verschijningsplicht art 495a Sv HR 18 mei 2004, AO5056: verschijningsplicht alleen als verdachte in gebreke blijft op eerste zitting te verschijnen en niet op volgende (aangehouden) zittingen, terwijl het een behandeling op tegenspraak betreft. Bevel medebrenging
Gesloten behandeling art 495 b Sv HR 8 juni 2004, AO8370: schending van vormvoorschrift van art 495b Sv leidt niet tot cassatie, nu daarover ter terechtzitting niet is geklaagd en niet blijkt dat verdachte in enig verdedigingsbelang is geschaad
Gesloten behandeling Hoge Raad 27 maart 2012, BU8726: Vordering TUL jeugddetentie en art. 495 Sv. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep moet het ervoor worden gehouden dat het Hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie in strijd met art. 495b.1 Sv in het openbaar heeft behandeld zonder dat blijkt dat die openbare behandeling heeft plaatsgevonden nadat de Voorzitter daartoe de last had gegeven als bedoeld in art. 495b.2 Sv. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het Hof de vordering tot tenuitvoerlegging in strijd met art. 495b.1 Sv in het openbaar heeft behandeld. In aanmerking genomen dat de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft plaatsgevonden toen de verdachte 18 jaar oud was en niet blijkt dat de verdachte in zijn persoonlijke levenssfeer of in enig verdedigingsbelang is geschaad, kan voornoemd verzuim niet tot cassatie leiden.
Gesloten behandeling Twee uitzonderingen: Voorzitter kan tot bijwoning van de besloten terechtzitting bijzondere toegang verlenen (lid 1) Bp/slachtoffers Art 495b Sv: Aan het slachtoffer of de nabestaanden van het so wordt toegang verleend, tenzij de voorzitter wegens bijzondere omstandigheden anders beslist
Gesloten behandeling Voorzitter gelast openbare behandeling zaak indien belang openbaarheid zitting zwaarder weegt dan belang bescherming persoonlijke levenssfeer verdachte/ ouders of voogd (lid 2)
raadsman Art 489 Sv ambtshalve toevoeging Eisen raadsman in jeugdstrafzaken (protocol toevoeging advocaten jeugdstrafzaken) Art 503 Sv bevoegdheden raadsman Raadsman bij eerste politieverhoor EHRM 27 november 2008, Salduz tegen Turkije, appl nr. 36391/02
Salduz en jeugdigen Raakt een Salduzverweer het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht?
Kan een jeugdige afstand doen van recht op consultatie?
Raadsman Rb Haarlem 10 november 2009, BK3403: recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Van dit recht kan een minderjarige in beginsel zelfstandig afstand doen. De bescherming die het recht op raadpleging en aanwezigheid van een advocaat biedt, is echter alleen effectief wanneer de minderjarige verdachte heeft begrepen welke rechten hij heeft en wat de consequenties zijn van het doen van afstand.
Raadsman In deze zaak betreft het een 14 jarige verdachte die functioneert op zwak begaafd niveau. De beperkte verstandelijke vermogens van vd in combinatie met zijn jeugdige leeftijd brengen mee dat verbalisanten er in dit specifieke geval niet zonder meer vanuit hadden mogen gaan dat verdachte de reikwijdte van zijn beslissing om afstand te doen kon overzien. Daarom had voorafgaand aan het verhoor contact opgenomen moeten worden met een wettelijke vertegenwoordiger over het recht op het raadplegen en/ of de aanwezigheid van een advocaat bij het verhoor.
Raadsman Rb Amsterdam 13 november 2009, BK4115: Het recht van een aangehouden minderjarige verdachte op consultatie van een advocaat vóór de aanvang van het eerste verhoor door de politie is, net als zijn recht op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie, een fundamenteel recht dat ten aanzien van alle minderjarige verdachten in alle strafzaken geldt. De kinderrechter is van oordeel dat een minderjarige aangehouden verdachte geen afstand van het recht op consultatie van een advocaat kan doen.
Raadsman HR 5 oktober 2010, BN1705: Indien een aangehouden jeugdige verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, en/of zich door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie te laten bijstaan, levert dat in beginsel een vormverzuim op a.b.i. art. 359a Sv. Zulk een verzuim dient, na een daartoe strekkend verweer, in de regel - behoudens in het geval dat de jeugdige verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van genoemde rechten, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om die rechten te beperken - te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de jeugdige verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen en/of zonder dat hij zich door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon kon laten bijstaan (vgl. HR LJN BH3079).
Aanwijzing rechtsbijstand Inwerking getreden1 april 2010 Categorie A zaken Categorie B zaken: Zaken betreffende misdrijven waarbij voorlopige hechtenis toegelaten is en die niet vallen onder categorie A. Categorie C: Zaken betreffende misdrijven waarbij voorlopige hechtenis niet toegelaten is alsmede zaken betreffende overtredingen. Categorie A: altijd rechtsbijstand: -ernstige zaken Bij jeugdigen:
Aanwijzing rechtsbijstand zaken van verdachten in de leeftijd van twaalf tot en met vijftien jaar op de pleegdatum van het feit voor zover deze zaken betrekking hebben op een misdrijf waarbij voorlopige hechtenis toegelaten is; zaken van verdachten in de leeftijd van zestien en zeventien jaar op de pleegdatum van het feit voor zover deze zaken betrekking hebben op misdrijven: - met een strafbedreiging van twaalf jaar of meer, óf - met een strafbedreiging van minder dan twaalf jaar, maar waarbij sprake is van een dode of evident zwaar lichamelijke letsel, óf - dat een zedenmisdrijf behelst met een strafbedreiging van acht jaar of meer of waarbij sprake is van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie.
Aanwijzing rechtsbijstand Bij A-zaken kan de verdachte geen afstand doen van het recht op consultatiebijstand; bij B- en C-zaken is het wel mogelijk afstand van dat recht te doen.
Aanwijzing rechtsbijstand De aanwezigheid van een vertrouwenspersoon: De vertrouwenspersoon kan alleen maar aanwezig zijn bij het verhoor als daarbij geen raadsman aanwezig is. De aanwezigheid van een raadsman bij het verhoor sluit de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon uit. De vertrouwenspersoon heeft geen eigen (zelfstandig) recht op het bijwonen van het verhoor. Hij kan slechts bij het verhoor aanwezig zijn als de minderjarige zelf met zoveel woorden te kennen heeft gegeven dat hij dat wil.
Aanwijzing rechtsbijstand De raadsman zal zich terughoudend opstellen om de voortgang van het verhoor zo min mogelijk op te houden en te beïnvloeden. Primair zal de raadsman toezien op het achterwege blijven van ongeoorloofde druk op de minderjarige. Gelet op de (kwetsbare) positie van minderjarigen wordt de raadsman ook in de gelegenheid gesteld om zich ervan te vergewissen dat de minderjarige de vragen van de politie en de verslaglegging van het verhoor begrijpt.
Concept wetsvoorstel Concept wetsvoorstel rechtsbijstand en politieverhoor: Aanpassing inverzekeringstelling Mededeling recht op rechtsbijstand (art 28) Art 489 aanwijzing raadsman voor minderjarige verdachte 490 rechtsbijstand aan minderjarige verdachte: geen differentiatie in leeftijd minderjarige verdachten
Raadsman HR 25 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:70: Het Hof had geen onderzoek mogen doen naar de juistheid van de verklaring van de raadsman dat hij door de minderjarige verdachte (17 jaar) bepaaldelijk was gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de Kinderrechter.
Gemachtigde raadsman art. 279 Sv HR 16 november 2004, AR3228: art 279 Sr ook van toepassing indien jeugdige verdachte na bevel medebrenging niet verschijnt en er een gemachtigde raadsman is. Art 503 Sv bevoegdheden raadsman: als een minderjarige van 14 jaar ook na aanhouding en bevel medebrenging niet verschijnt, mag de raadsman dan het woord voeren, verstek/tegenspraak?
HR 12 juni 2012, BW7953 Salduz-verweer. Niet aangehouden jeugdige verdachte. Het oordeel van het Hof dat de regels van HR LJN BH3079 in casu niet gelden nu het Hof heeft vastgesteld dat de jeugdige verdachte vrijwillig en in het bijzijn van een vertrouwenspersoon naar het politiebureau is gegaan en niet is aangehouden, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
Salduz HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:133: Uit de enkele omstandigheid dat de advocaat die verdachte na zijn aanhouding voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie heeft geraadpleegd niet heeft medegedeeld dat hij bij het verhoor van verdachte aanwezig wenste te zijn, kan niet volgen dat verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht zich tijdens het verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon. ’s Hofs oordeel dat “onder deze omstandigheden geen sprake is van schending van de geldende normen ten aanzien van rechtsbijstand van de verdachte” is niet begrijpelijk.
Het Hof had de verklaring die de minderjarige verdachte heeft afgelegd zonder dat hij tijdens het verhoor door een raadsman of andere vertrouwenspersoon is bijgestaan niet voor het bewijs mogen bezigen. Gelet op de inhoud van de verklaring die verdachte op de tz. in e.a. heeft afgelegd en die door het Hof als bewijsmiddel is gebruikt moet worden geoordeeld dat verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van het bestreden arrest. Het middel kan niet tot cassatie leiden.
kantonrechter Geen verschijningsplicht Wel achter gesloten deuren Oproeping ouders/voogd In hoger beroep wel verschijningsplicht (art. 501 Sv) Leerplichtwetzaken (geen toevoeging)
Kan Jeugdstraf(proces)recht van toepassing zijn op 28 jarige?
HR 3 april 2012, BU3452 De verdachte 28 jaar oud staat terecht voor zedendelicten gepleegd in 1992 met een meisje tussen de 4 en 7 jaar oud. Hij was toen 13 tot 15 jaar oud was. Het Hof heeft het vonnis van de Rb waarbij het OM n-o is verklaard bevestigd. De Rb heeft kort gezegd het OM n-o verklaard omdat in strijd is gehandeld met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik, meer in het bijzonder met het voorschrift om de LEBZ te consulteren in deze zaak met een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen en waarin, eveneens in strijd met die Aanwijzing, niet binnen 3 mnd is beslist om te vervolgen.
Het oordeel van de Rb en het Hof dat de niet-naleving van de bedoelde Aanwijzing op deze punten een zodanig ernstig vormverzuim oplevert dat dit moet leiden tot de n-o van het OM in de vervolging getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en het is toereikend gemotiveerd. In deze zaak is jeugdstraf(proces)recht van toepassing op een 28 jarige verdachte.
Mag verklaring medewerker Raad voor de kinderbescherming voor het bewijs worden gebruikt?
HR 25 september 2012, BX4629 Gebruik als bewijs van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Verschoningsrecht van de opsteller van dat rapport. HR: Aangenomen moet worden dat de inhoud van een op de voet van art. 494.1 Sv opgesteld en aan het openbaar ministerie toegezonden rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in beginsel niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Hieruit vloeit evenwel niet voort dat de opsteller van een dergelijk rapport als getuige geen voor het bewijs bruikbare verklaring zou kunnen afleggen met betrekking tot hetgeen hij in verband met de totstandkoming van het rapport heeft waargenomen of ondervonden.
Voor zover aan de als getuige opgeroepen rapporteur vragen worden gesteld die betrekking hebben op feiten of omstandigheden waarvan de wetenschap aan de raadsonderzoeker als zodanig is toevertrouwd, komt hem de bevoegdheid toe zich van het beantwoorden van die vragen te verschonen als voorzien in art. 218 Sv (vgl. - met betrekking tot reclasseringsambtenaren - HR LJN AC4872). Indien de opsteller van een rapport, als getuige gehoord, geen aanleiding heeft gezien zich op het verschoningsrecht te beroepen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aldus afgelegde verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten. Het oordeel van het Hof dat de desbetreffende verklaring van de raadsonderzoekster voor het bewijs kan worden gebezigd, geeft derhalve niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Conclusie AG: anders.
PIJ
Pij maatregel PIJ-maatregel (art. 77s lid 1 Sr.) misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten geëist door veiligheid anderen/algemene veiligheid personen of goederen in belang van zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte
Pij maatregel rechter kan PIJ slechts opleggen na met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van minimaal twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines (lid 2) PIJ kan ook worden opgelegd indien feit wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet aan verdachte kan worden toegerekend in dat geval dient er een advies van psychiater te zijn (lid 3)
Pij maatregel Duur PIJ-maatregel (art.77s lid 6) 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk, was 2 jr verlenging (art.77t Sr.): alleen bij misdrijf tegen/gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid lichaam één of meer personen telkens met maximaal 2 jaar - maximaal verlengen tot 5 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk bij gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis tot 7 jaar, wv 1 jaar vw
PIJ kan niet meer deels voorwaardelijk worden opgelegd GBM kan niet meer voorwaardelijk worden opgelegd
Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen: in werking getreden 1 februari 2008 GBM gedragsmaatregel Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen: in werking getreden 1 februari 2008
GBM Nieuwe behandelmaatregel: “lichte pij maatregel voor minder ernstige delicten met slechts één rapporterende gedragsdeskundige en voor maximaal 12 maanden” Voor jeugdige veelplegers, recidivisten met gedragsproblemen, als nazorg bij een ernstig delict
Art. 77w Sr advies RvdK niet ouder dan 1 jaar, advies verplicht volgen door rechter aan te wijzen programma eventueel onder begeleiding van een aan te wijzen organisatie Mag niet godsdienstige en of staatkundige vrijheid beperken min. zes maanden, max. een jaar met eenmalige verlenging (77wd)
77w Sr Voor verlenging advies RvdK vereist Kan door unus Taak jeugdreclassering: voorbereiding en ondersteuning ten uitvoer legging, plan van aanpak met indicaties voor voorgestelde behandelingen Vervangende jeugddetentie moet worden bepaald
77w Sr Vrijheidsbeperkend, dus niet in inrichting Programma moet in vonnis/arrest worden opgenomen Kan uit verschillende modules bestaan Kan ambulant of in pleeggezin Kan jeugdzorg bevatten 77wa Rechter kan inhoud tussentijds wijzigen 77wb
GBM Tul vervangende jeugddetentie door bevel ovj na melding BJZ Tul vervangende jeugddetentie begint onmiddellijk Bezwaarschrift mogelijk bij rechter Bezwaarschrift gegrond – herkansing Bezwaarschrift ongegrond – tul Behandeling aanhouden
jurisprudentie Hof ‘s-Gravenhage 12 mei 2009, BI3533: In ernstige zaak GBM maatregel gebruikt als nazorgtraject naast 24 maanden jeugddetentie. Noch in eerste aanleg, noch in voortraject ter sprake geweest. Art 3 Besluit GBM.
Jurisprudentie HR 12 juli 2011, BQ4676: Gelet op de wetsgeschiedenis bij de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen stond de wetgever bij de invoering van de gedragsmaatregel als bedoeld in art. 77w Sr voor ogen dat bij het bestaan van een dergelijke gedragsmaatregel de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit meebrengen dat het stellen van voorwaarden die langer duren dan zes maanden of bijzonder intensief van aard zijn bij voorkeur worden toegepast in het kader van deze maatregel in plaats van in het kader van de voorwaardelijke veroordeling.
Tegen deze achtergrond en gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd omtrent de duur en intensiteit van het behandelprogramma Seks en Grenzen, de geringe ernst van de bewezenverklaarde feiten en de beperkte mate van gevaar voor recidive, behoefde nadere motivering waarom deelname van de verdachte, die volgens de vaststelling van het hof niet eerder ter zake van een strafbaar feit met justitie in aanraking is geweest, aan het desbetreffende behandelprogramma als bijzondere voorwaarde kon worden opgelegd.
Art 77b Sr Toepassing volwassen strafrecht op 16 en 17 jarige, zie motivatie in navolgende uitspraken. Nodig gelet op beperkte duur jeugddetentie 12 maanden voor jongeren jonger dan 16 jaar ttv plegen feit 24 maanden voor 16 en 17 jarige (77c Sr mogelijk tot 21 jaar) Beperkte duur PIJ
77b Sr Maja Bradaric: Hof Arnhem 3 december 2004, AR6814 Murat D: HR 22 november 2005, AU3887 Moord op echtpaar langs kanaal in Groningen: Rb Groningen 27 april 2007, BA4035 Doodslag postbode Hof den Haag 12 mei 2009, BI3533 Moord op garagehouder: Hof Amsterdam 2 april 2010, BL9992
77b Sr Moord op Dirk Post: Rb Zwolle 19 oktober 2010, BO0861 Facebookmoord: Rb Arnhem 12 november 2012, BY2852; bekrachtigd door Hof
77c Sr Maar ook:
Rb Arnhem 2 april 2012, BW0626 De rechtbank heeft, gelet op de leeftijd en persoonlijkheid van de man (18 jaar oud), het jeugdstrafrecht toegepast. De rechtbank acht bewezen dat de man één meisje heeft aangerand (feitelijke aanranding van de eerbaarheid) en dat hij bij drie anderen pogingen daartoe heeft gedaan. De rechtbank acht noodzakelijk dat de man onder toezicht komt van de jeugdreclassering en dat hij een behandeling ondergaat.
Verdachte is een zeer onrijpe persoon, met grote achterstand in sociaal emotioneel opzicht en flinke cognitieve beperkingen. Het betreft een verdachte met een autistische stoornis en zwakbegaafdheid. Geadviseerd wordt de jeugdreclassering in te zetten gedurende twee jaar in de vorm van een maatregel Hulp en Steun, uit te voeren door de William Schrikker Stichting, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de voorwaarden van de jeugdreclassering. Daarnaast wordt geadviseerd een individuele leerstraf seksualiteit op te leggen. Deze leerstraf moet tenminste 40 uren bedragen.
adolescentenstrafrecht
Adolescentenstrafrecht Wetsvoorstel adolescentenstrafrecht 8 december 2012, 33498. Aangenomen door de Eerste Kamer. Verwachte datum inwerkingtreding: 1 april 2014 Het wetsvoorstel loopt tevens vooruit op de in het regeerakkoord aangekondigde invoering van de maatregel van terbeschikkingstelling aan het onderwijs (TBO-maatregel). Anticiperend op de invoering van deze maatregel, die in een afzonderlijk wetsvoorstel is opgenomen, kan de verplichting tot het volgen van onderwijs als bijzondere voorwaarde bij een jeugdsanctie worden opgelegd.
Adolescentenstrafrecht Voorbehoud bij art 37 IVRK blijft gehandhaafd Flexibele leeftijdsgrenzen 16-23 jr Pij kan door de rechter worden omgezet in TBS wanneer vermoed wordt dat de veroordeelde nog gevaarlijk is wanneer de pij-maatregel eindigt. PIJ-maatregel nog slechts voor gestoorde (verminderd toerekeningsvatbare of geheel ontoerekeningsvatbare) jeugdigen/jongvolwassenen; het verschil van de maximale duur voor toerekeningsvatbare en verminderd toerekeningsvatbare of geheel ontoerekeningsvatbare daders vervalt Vaker ISD bij volwassenen Toepassing van intensieve op het gezin gerichte systeemgerichte interventies 83
adolescentenstrafrecht Samenwerking jeugd en volwassen reclassering. Het reclasseringstoezicht op jongeren wordt aangescherpt en er zal meer elektronisch toezicht worden toegepast.. GBM time out, ET, nachtdetentie: Versterking van het beveiligingskarakter van de GBM door combinatie met elektronisch toezicht, of nachtdetentie om structuur te bieden en time-out als kortdurende vrijheidsbeneming om te stimuleren dat weer opnieuw actief aan het GBM-programma wordt deelgenomen (in het nieuwe artikel 77wc Sr); de GBM kan dadelijk uitvoerbaar verklaard worden. (De voorwaardelijke modaliteit van de GBM is op 1 juli 2012 uit de wet verdwenen.) 84
Adolescentenstrafrecht Niet enkel taakstraf bij ernstige delicten Maximale jeugddetentie blijft 2 jaar: Hoewel tijdens de plenaire behandeling een aantal Kamerleden zich voorstander toonde voor verhoging naar 4 jaar, blijft de maximale duur van de jeugddetentie 2 jaar. 85
adolescentenstrafrecht De kinderrechter of meervoudige kamer is bevoegd feiten te berechten van vóór het 18de jaar en ná het 18de jaar op één tenlastelegging en ook bij voeging van tenlasteleggingen; jeugdstrafrecht kan worden toegepast bij de berechting van alle feiten (nieuw art. 495 Sv)
Adolescentenstrafrecht Met de tweede nota van wijziging is in het wetsvoorstel aansluiting gezocht bij de regeling van art. 495a Sv (lid 2 en 3). Dat wil zeggen dat de jongvolwassene op wie het adolescentenstrafrecht wordt toegepast geacht wordt in persoon ter terechtzitting te verschijnen. Indien de adolescent niet ter terechtzitting aanwezig is, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden en beveelt de rechter tevens de medebrenging van de verdachte. Slechts indien van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is of op grond van bijzondere omstandigheden kan de rechter het geven van een bevel tot medebrenging achterwege laten.
Wetsvoorstel tbo-maatregel De verplichting voor scholen om jongeren op te nemen die ter beschikking worden gesteld aan het onderwijs. De onderwijsinstellingen die met de jongeren te maken krijgen, moeten goed en intensief samenwerken met de (jeugd)reclassering. De tbo-maatregel kan worden opgelegd aan jeugdigen en jongvolwassenen – na invoering van het adolescentenstrafrecht tot 23 jaar – op wie het jeugdstrafrecht wordt toegepast. Dit betekent dat de maatregel niet geldt voor 18-plussers die volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht.
Rb Amsterdam 6 september 2012, FJR, 2013, 32 Jeugdige verdachte 18 jaar oud. Afpersing. Adolescentenstrafrecht. Leeftijdsverschil tussen verdachte en minderjarige medeverdachte beperkt. Zwakbegaafd. Niet ambtshalve art 77c Sr toegepast, omdat feit niet was begaan onder invloed van leeftijdsgebonden factoren. 104 dagen gevangenisstraf. Medeverdachte: 12 dagen jeugddetentie en werkstraf.
Gerechtshof den Haag 11-10-2013 ECLI:NL:GHDHA:2013:4934 77c Sr De 19 jarige verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een meervoudige straatroof. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 460 dagen. Voorts wordt de voorwaardelijke plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen gelast welke dadelijk uitvoerbaar is. Omdat het hof er op grond van al het vorenstaande van uitgaat dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de ontastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, ziet het hof aanleiding om op de voet van artikel 77za Sr de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden te bevelen.
Hof Den Haag 24-12-2013 ECLI:NL:GHDHA:2013:4814 20 jarige vrouw die vriend heeft gedood geen jeugdstrafrecht. 10 jaar gevangenisstraf. Uitgangspunt bij voornoemde wetswijziging is dat ten aanzien van de berechting van 18- tot 23-jarigen niets verandert. Op hen is in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing. Toepassing van het jeugdstrafrecht op deze groep blijft een uitzondering; een uitzondering voor die gevallen waarbij de rechter in de persoonlijkheid van de adolescent of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe grond vindt.
Het hof ziet geen aanleiding de verdachte een lagere straf op te leggen dan in vergelijkbare gevallen aan andere personen van dezelfde leeftijd wordt opgelegd. Daarvoor is ten eerste redengevend dat uit het vorenstaande volgt dat van een gewijzigd inzicht van de wetgever ten aanzien van de berechting van jongvolwassenen in zijn algemeenheid geen sprake is.