H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Kleurende steden. Uitgeverij Vanden Broele, Stationslaan Brugge - -
Advertisements

Jongeren over politiek
‘SMS’ Studeren met Succes deel 1
Hoofdstuk 5 Sociale verbanden.
Sociologische verklaringen voor sociale stratificatie
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
The sociology of organizations 1. BUREAUCRACY AND LEGITIMATE AUTHORITY Max Weber Sarah Moonen
EDO in het basisonderwijs Educatie voor Duurzame Ontwikkeling in het onderwijs Brussel, 20 januari 2009 Marleen Wouters, Departement Onderwijs en Vorming.
Paul J. Dimaggio & Walter W. Powell
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
Breuklijnen: ontstaan (cursus p. 137)
Natuurlijke Werkloosheid en de Phillipscurve
Hoofdstuk 6 Sociale ongelijkheid.
Etnocentrische reacties van Nederlanders op allochtonen longitudinale en cross-nationalevergelijkingen.
Omgaan met Geld 2 Psychologie Sociologie Antropologie Economie.
Geld & Geluk Laura Spierdijk.
Allochtonen in het hoger onderwijs
9 januari 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 11 1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg. 2.
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
HOOFDSTUK 8 ORGANISATIE ALS FLUX EN TRANSFORMATIE
Is de islam als godsdienst een rem op de integratie van moslims?
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 1 Kwaliteit en Patiëntveiligheid in de Belgische ziekenhuizen anno 2008 Rapportage over.
Softwarepakket voor het catalogeren en determineren van fruitsoorten
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Hoofdstuk 17 De organisatiecultuur bepalen en veranderen
Hoofdstuk 7 Anderen motiveren
1 7 nov Rijnsburg 7 nov Rijnsburg. 2 Hebreeën 7 15 En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester.
13 maart 2014 Bodegraven 1. 1Korinthe Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam.
Sektarische praktijken en de gezondheidszorg: een sociologische benadering Olivier Schmitz Onderzoeksinstituut voor gezondheid en maatschappij (UCL) Centrum.
Inkomen les t/m Begrippen Welvaart de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Hoofdstuk 7 Motiveren van medewerkers
Conflicten en onderhandelingen
Rechtvaardigheid, conflict en emancipatie
Kenmerken van de concept contextbenadering
Een theoretische verkenning
Coöperaties en coöperatief samenwerken, een kennismaking.
Ongelijkheid in toegang tot digitale systemen Twee voorbeelden Invloedsfactoren Statistieken en Bronnen Alexandre Vantomme.
In opdracht van NOC*NSF
1 Amsterdam, april 2005 Drs. Frits Spangenberg Rotary Extern imago.
Middeleeuwen De antwoorden in deze powerpoint komen van (naam en klas invullen a.u.b.)
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Waar gaat het nou toch om?!
12 sept 2013 Bodegraven 1. 2  vooraf lezen: 1Kor.7:12 t/m 24  indeling 1Korinthe 7  1 t/m 9: over het huwelijk  10 t/m 16: over echtscheiding  16.
Het discriminatieverbod en redelijke aanpassingen Annelies D’Espallier
1 Week /03/ is gestart in mineur De voorspellingen van alle groten der aarden dat de beurzen zouden stijgen is omgekeerd uitgedraaid.
Inleiding politieke stromingen
Hoofdstuk 4 De Nederlanden
Echtscheiding en sociaal kapitaal in Vlaanderen Belinda Wijckmans, Maaike Jappens & Jan Van Bavel Interface Demography Vlaanderen Gepeild 2009 Brussel,
SOCIALE STRATIFICATIE
Algemene Sociologie PA – B1
23 mei 2013 Bodegraven vanaf hoofdstuk 6: hoofdst.1: de wijsheid van de wereld hoofdst.2: de wijsheid van God hoofdst.3: Gods akker en Gods bouwwerk.
Docent: Anco R.O. Ringeling
Hoe werkt de maatschappij? Is deze maakbaar? Hoe beïnvloed je de economie?
Sociologie Cultuur en Context J1.3. Bezetting Maagdenhuis Jeugd en muziek.
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 1
Week 5 Sociologie en diversiteit SOCIALE ONGELIJKHEID / ONGELIJKHEID TUSSEN GROEPEN / INTERCULTURELE COMMUNICATIE.
sociologie en diversiteit
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 4
Van segregatie naar inclusie … Tom Vermeulen directeur BuBaO KOCA vzw.
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Gedrag in organisaties Hoofdstuk VIII
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Sociologische paradigma’s
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
§ 10.1 Industriële revolutie
Transcript van de presentatie:

Inleiding Sociologie Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

H9. Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx? Verschillende benaderingen van de sociale stratificatie

Beoogde leercompetenties Het sociologische concept sociale stratificatie met eigen woorden kunnen omschrijven. Met voorbeelden kunnen illustreren waarom sociale ongelijkheid ‘eigen’ is een specifieke sociale ruimte en een specifieke sociale tijd. Met voorbeelden kunnen illustreren wat sociale ongelijkheid als verklarende variabele kan verklaren met betrekking tot het sociale handelen. De grote schema’s in de sociologische literatuur i.v.m. sociale ongelijkheid kunnen omschrijven met eigen voorbeelden. Een verband kunnen formuleren tussen de paradigma’s en de invulling van sociale stratificatie / sociale ongelijkheid.

Twee typerende sociale relaties (Vranken, 2001) Relaties van nevenschikking Sociale differentiatie of sociale verscheidenheid Relaties van boven- en onderschikking Sociale ongelijkheid Dus ‘verschillende soorten van verschillen’

9.1 Verscheidenheid en ongelijkheid: een raamwerk Ralf Dahrendorf (1929 - ….), ‘On the social origin of inequality among men’ (1968) Soortverschillen Rangverschillen Natuurlijke verschillen Natuurlijke soortverschillen Natuurlijke rangverschillen Sociale verschillen Sociale differentiatie (Zonder dat daaraan een positieve of negatieve evaluatie) Sociale stratificatie (Sociale posities in termen van rang; evaluatie in termen van reputatie, status of rijkdom) http://www.youtube.com/watch?v=Yj5pVe6hOZo

Sociologen Focus op sociale ongelijkheid Los van een of ander verband met natuurlijke soort- of rangverschillen. Wel mogelijkheid dat natuurlijke verschillen zo maatschappelijk worden gewaardeerd dat ze aanleiding geven tot het anders behandelen van groepen en van de leden ervan. Bv. Etnische verschillen, ‘gender’, leeftijd … bij sollicitaties (discriminatie …)

Sociologen Die een hiërarchiserend mechanisme zijn Wel verscheidenheid tussen posities in de samenleving Die een hiërarchiserend mechanisme zijn Waardoor de ene positie hoger wordt geplaatst dan de andere, die lager scoort Zodra deze verschillen worden 'geverticaliseerd', hiërarchisch gewaardeerd, waargenomen en gedefinieerd bieden zij aanknopingspunten en criteria, op grond waarvan sociale relaties en levenskansen gesloten kunnen worden (Rader & Benschop, 1988: 53)

Hoe naar sociale ongelijkheid? `Uiteenlopende sociale waardering' Hoog Laag Sociale ongelijkheid Verklaringen `Organisatie van het economisch leven‘ Kapitalisten Proletariaat

9.2 Nog een stap verder? (Vranken, 1995, 1997, 2001) Jan Vranken, UA (° 1944) Breuklijnen Onderschikking (hiërarchie) Ja Neen Sociale uitsluiting (9.2.4) Sociale fragmentering (9.2.2) Sociale ongelijkheid (9.2.3) Sociale differentiatie (9.2.1)

9.2.1 Sociale differentiatie Een samenleving is niet denkbaar zonder verscheidenheid Modernisering (‘structurele differentiatie’) Naast: rationalisering, individualisering en domesticering Sociologische onderzoek Beklemtoont de zoektocht naar specifieke combinaties in samenlevingsverbanden, naar variabelen gelijkaardigheden verschillen tussen vertaald naar typologieën

9.2.2 Sociale fragmentering Sociaal-ruimtelijk Een verzameling van verschillende ‘ruimten’, die van elkaar gescheiden zijn, maar niet noodzakelijk aan elkaar zijn ondergeschikt. Een polycentrische ruimte Zoals bv. een stedelijke ruimte Een perfecte multiculturele samenleving

9.2.3 Sociale ongelijkheid (focus sociologie) Onderscheid naar Individuen Groepen (gezinnen, klassen …) Waarom? Uiteenlopende waardering voor posities (functionalisme) Best gedocumenteerd, zoals: ongelijke inkomensverdeling, ongelijke participatie onderwijs, ongelijke participatie gezondheidszorg of het ongelijk wonen (wie waar en hoe?) Collectieve vormen van ongelijkheid zijn cruciaal De economische organisatie (de economische logica, conflict) “Arbeid” versus “kapitaal”

Illustratie van sociale ongelijkheid http://www.etuc.org/r/18 http://www.ilo.org/global/lang--en/index.htm

Om enig idee te krijgen omtrent het ‘ontstaan’ van een “georganiseerde arbeidersbeweging” binnen het kapitalisme, bekijk de fragmenten van de Vlaamse film Daens. Zij geven de sfeer en wantoestanden uit die periode weer! Klik: http://nl.youtube.com/watch?v=n2RoqkokxS4 http://nl.youtube.com/watch?v=KcZu9_ChcX0&feature=related

9.2.4 Sociale uitsluiting Individuen, posities of groepen Staan in een hiërarchische verhouding tot elkaar Er zijn duidelijke breuklijnen tussen deze ‘eenheden’ ‘In’ en ‘out’ Voorwaarden Dominantie (kapitaal, elite …) ‘Buitenstaanders’ Beschikken niet over middelen Sociale goederen: economisch, sociaal en cultureel kapitaal om kloof met de samenleving op eigen kracht te overbruggen Voorbeeld: Armoede, fysische ontoegankelijkheid van gebouwen (voor gehandicapten), (etnische) discriminatie (arbeidsmarkt bv.) …

Sociologische realiteit Samenleving gekenmerkt door Sociale stratificatie / sociale gelaagdheid Impact? Bewustzijn nodig om tot ‘een’ klasse te behoren of niet Sociale categorieën Sociale klasse = verzameling (aggregaat) van individuen met ervaren gemeenschappelijke omstandigheden en alleen gemeenschappelijke mogelijkheden / uitdagingen om te emanciperen

Even in termen van ‘orde’ of ‘conflict’. Focus Stratificatie Ordevraagstuk (consensus) Hoe konden mensen zich verenigen zodat een maatschappij zou ontstaan waarin zij redelijk onbedreigd konden samenleven? Relaties zijn ‘consensueel’ Klassen zijn geen zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie) Er zijn geen verschillende, noch tegengestelde belangen Conflictvraagstuk (Marx, Weber) Hoe konden mensen, op straffe van revolutie en geweld, een antwoord vinden ‘hoe’ het toch mogelijk was dat geweld, dominantie, conflict en revolutie zich steeds maar bleven voordoen in vooral moderne samenlevingen? Relaties zijn ‘conflictueel’ Klassen zijn zelfstandige maatschappelijke eenheden (collectiviteiten in sociologie) Verschillende én tegengestelde belangen Klassenconflicten houden onze maatschappij (mee) in beweging

9.3 ‘Georganiseerde’ vormen van ongelijkheid Maatschappelijk relevante kenmerken van sociale actoren Collectiviteit (bewust positie) Sociale categorie (niet bewust positie) Positie binnen één van de hiërarchisch geordende lagen Strata (functionalisme) Klassen (conflictsociologie)

Zie je ‘vandaag dit fenomeen nog? Slaven Zie je ‘vandaag dit fenomeen nog?

9.4 Standen, kasten en klassen Alle samenlevingen van enige omvang vertonen één of andere vorm van sociale gelaagdheid. De oudste bekende vorm is de slavernij: de extreemste vorm van ongelijkheid.

9.4.1 Is een ongelaagde samenleving mogelijk? Strikte definitie egalitaire samenleving Alle posities nevengeschikt Alle ermee verbonden statussen gelijkwaardig Onderlinge verschillen tussen leden enkel gebaseerd op gezag Criteria: leeftijd, geslacht of persoonlijke kenmerken Bv. Australische aboriginals Accumulatie van bezit en macht in de handen van enkelen ontbreekt in zo’n georganiseerd samenlevingsverband.

Gestratificeerde samenlevingen Waarin posities en statussen aan de hand van particuliere criteria (bv. bezit productiemiddelen) Verschil naar type sociale gelaagdheid: Standen (middeleeuwse standenmaatschappij Europa) Kasten (kastensysteem India) Klassen (moderne maatschappij)

9.4.2 De standensamenleving Erfelijke ordening (toegewezen, ‘ascribed’) Endogaam Enkel huwelijkspartners uit dezelfde stand Rechten en plichten van de leden van elke stand Nauwkeurig omschreven Juridisch gesanctioneerd

9.4.2 De standensamenleving Adel Rechtspraak, bestuur en oorlogsvoering Geen belastingen Onderdak geven bij oorlog aan de armen Clerus Erediensten en zielenheil Geen belastingen betalen Geen krijgsdienst verrichten Volk Belastingen betalen Krijgsdienst verrichten Onderhoudswerken verrichten

9.4.2 De standensamenleving - 2 Ideologische verantwoording `Hier op aarde zijn er sommigen die bidden, anderen die strijden en weer anderen die werken ...‘ `Vanaf het allereerste begin was het menselijke geslacht verdeeld in drieën, (1) de mensen van gebed, (2) de landbouwers en (3) de krijgslieden'. = een “organische” ordening (toen) Religieus verantwoord Verbergt een fundamenteel politiek discours (van machtsongelijkheid) Voorbeeld Europese feodale orde (middeleeuwen)

“De door God gegeven orde”

9.4.3 De kastensamenleving Een traditionele, religieus voorgeschreven en gesanctioneerde sociale ordening. Endogaam en lidmaatschap kasten geërfd (toegewezen). De kaste bepaalt het leven van haar leden in de hoogste mate: Welk voedsel gegeten kan (moet) worden, met wie men contact heeft, hoe men gekleed gaat, in welke beroepen men terecht kan.

9.4.3 De kastensamenleving (Hindoesamenleving) Ideologie De hogere kasten verantwoorden hun positie door zeer uitvoerige religieuze, psychologische en genetische argumenten, uitgedrukt in rituele voorschriften en ondersteund door vérgaande sancties. Claude Lèvi-Strauss (binaire opposities in kastensamenleving) Rein/ onrein en rituele status/ seculiere macht Brahmanen/ onaanraakbaren en Priesters/ krijgsheren. De kolonisator (Britten) hanteerde bij de grootscheepse volkstellingen vanaf 1872 de ‘kastenidentiteit’ als classificatiecriterium Waardoor de maatschappelijke relevantie ervan groter werd. Of ‘hoe’ het denken in termen van ‘sociale categorieën’ tot ‘sociale collectiviteiten’ kan leiden.

9.4.4 De klassensamenleving: een klasse De georganiseerde ongelijkheid onder de vorm aan van sociale klassen Elke bevolkingsgroep die een gemeenschappelijke positie inneemt ten aanzien van cruciale maatschappelijke variabelen Inkomen, vermogen, beroep, onderwijs en levensstijl waarbinnen aantal gelijkaardige interactiepatronen bestaan gemeenschappelijke opvattingen deelt (cultuur) te onderscheiden is van andere bevolkingsgroepen op (een aantal van) genoemde kenmerken (zoals levensstijl) Niet gevormd of ondersteund door specifieke juridische of religieuze regelingen; evenmin verleent lidmaatschap van een klasse bijzondere burgerlijke of politieke (voor)rechten. Er zijn ontsnappingsmogelijkheden (sociale mobiliteit).

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Marx (1818-1883) Definitie sociale klasse Een gemeenschappelijke positie ten aanzien van de productiemiddelen (binnen kapitalisme) De leden van een klasse Ontwikkelen een eigen klassenbewustzijn De klassen Antagonistische relaties Conflictuele relaties Basis voor het tweeklassenmodel: Burgerij/proletariaat

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Max Weber (1864-1920) De vier economische klassen niet noodzakelijk tegenover elkaar ze kunnen relaties van afhankelijkheid en samenwerking hebben. Naast de economische klassentoestand andere dimensies Status (wél een gemeenschappelijk bewustzijn nodig) Macht Dan kan De economische klassenpositie als afhankelijke variabele gehanteerd, ten aanzien van status of macht Verhoogt toepassing voor niet-kapitalistische en laatkapitalistische samenlevingen

Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen: Davis en Moore Definitie Strata in termen van ‘meer’ of ‘minder’ ten aanzien van een of andere maatschappelijke karakteristiek ( beroepsstatus) Afwezigheid tegenstellingen tussen verschillende strata Vage grenzen tussen de verschillende strata zijn Een continuüm, waarbij strata enkel gradueel van elkaar verschillen Stratificatie is universeel en noodzakelijk (‘functional’) Een mechanisme, dat de meest getalenteerde en bekwame leden van een samenleving op die posities lokt, hetgeen ook functioneel noodzakelijk zal zijn voor de samenleving.

Davis en Moore Kingsley Davis (1908-1997) Wilbert Moore (1914-1987)

(Bihr & Pfefferkorn, Déchiffrer les inégalités, 2005: 39-52) Het verschillend belang van ‘klasse’ in de verschillende modellen (synthese) ‘Les classes sociales sont tout’ voor Marx ‘Les classes sociales sont quelque chose’ voor Weber ‘Les classes sociales ne sont rien’ voor de functionalisten (Bihr & Pfefferkorn, Déchiffrer les inégalités, 2005: 39-52)

Alain Bihr (1950 - …) Roland Pfefferkorn

Een overzicht

Standen Kasten Klassen Legitimatie Economie Machtsbasis Bekleding Theologisch (verbergt ‘politiek discours’) Religieuze, psychologische en genetische argumenten De economische organisatie van de samenleving. Economie Agrarisch Industrieel / kenniseconomie, (globalisering) Machtsbasis Land / grond Godsdienst Kapitaal (en vandaag kennis) Bekleding Vererving (toegewezen) Verwerving Mobiliteit Geen Lidmaatschap levensbepalend, rigide / gesloten Mogelijk via welvaartsstijging. Onderwijs is dominante variabele. Huwen Endogaam (enkel binnen sociale groepering) Exogaam mogelijk (sociale afkomst) Ordening Clerus, adel, volk (organisch) 5 strikt gescheiden groepen = hiërarchie in prestige, macht, rijkdom en politieke macht Tweeklassenmodel ( burgerij en proletariaat) (Marx) of meerdimensioneel: economisch, status en macht (Weber), beroepsstatus (Davis & Moore) Samenleving Feodaal Hindoe (Post-)industrieel

9.5.1 Theoretisch kader: Durkheim 9.5 Sociale strata, een kwestie van sociaal prestige? 9.5.1 Theoretisch kader: Durkheim Vragen Welke vormen van sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk aanvaardbaar zijn? Welke soorten van ongelijkheid zullen in de loop van de maatschappelijke ontwikkeling verdwijnen? Stelling Alleen die ongelijkheid die gebaseerd is op de verschillende bijdragen van individuen aan het maatschappelijke geheel is relevant voor positionering binnen de samenleving. Dit moet dan wel gelegitimeerd worden door een consensus onder de leden van de samenleving.

Morele normen (aanvaardbaarheid) veranderen met de samenleving, c. q Morele normen (aanvaardbaarheid) veranderen met de samenleving, c.q. arbeidsverdeling Mechanische solidariteit Organische solidariteit Basis ongelijkheid Sociale afkomst Religie Ethnische kenmerken Erfrecht … Basis ongelijkheid Alleen die criteria die Sociaal functioneel zijn Moreel gedragen …

Theoretisch kader: Davis en Moore (1945: 242-249) “(…) an unconsciously evolved device by which societies ensure that the most important positions are conscientiously filled by the most qualified persons.” Teleologische karakter Organicistisch maatschappijbeeld

Ultieme focus: Voortbestaan van de samenleving Juiste man of vrouw wordt naar de juiste plaats geleid of gelokt Ultieme focus: Voortbestaan van de samenleving Beloningen Ongelijkheid Stratificatie Behoeftemechanisme Dat de bekwaamste leden gemeenschap ertoe aanzet om de ‘belangrijke’ en ‘veeleisende’ posities te bekleden Alle positiebekleders zover te brengen dat ze hun rollen opnemen Functionele belangrijkheid posities Ongelijke posities (Inkomen, vermogen, macht, invloed, prestige) Schaarste aan personeel

Stratificatie bij functionalisten De aggregatie van de verschillend gewaardeerde posities tot sociale categorieën. Sociale ongelijkheid Een opeenstapeling van ‘lagen' of ‘strata' van laag naar hoog (samenleving = een ladder met treden/sporten) Sociale mobiliteit: vrij gemakkelijk om van de ene sport naar de andere te klimmen.

9.5.2 Yankee City (Warner en Lunt) Onderzoek van de verschillende ‘klassen’ in Newburyport, onder de schuilnaam ‘Yankee City‘ gepubliceerd. Hogere of lagere status op basis van: Onderwijs Beroep Inkomen Levensstijl Sociale herkomst ‘Individuals were placed by the evaluations of Yankee City itself’.

“Yankee City”: gelaagde samenleving Upper-Upper 1.44 % Lower-Upper 1.56 % Upper-Middle 10.22 % Lower-Middle 28.12 % 32.60 % Upper-Lower 25.22 % Lower-Lower Warner & Lunt (1941, 1942)

9.5.3 Beroepsprestigestratificaties Geneesheer-specialist 80 Manager (kaderlid) 60 Leraar LSO (regent) 57 Industrieel ingenieur 50 Zelfstandig elektricien 48 Bediende-typiste 42 Eigenaar kleine winkel Vrachtwagenbestuurder 33 Ongeschoolde fabrieksarbeider 18 Elchardus (1979)

9.5.4 Sociaal-economische status (SES) De meest gangbare indeling in het internationaal vergelijkend onderzoek over mobiliteit en in studies over de relatie tussen de klassenpositie en attitudes van respondenten is de EGP-indeling (1970). EGP: Erikson Goldthorpe Portocarero

Het EGP-model uit 1979 (Bron: Erikson, Goldthorpe, Portocarero, 1979) De hogere leidinggevende en professionele beroepen (incl. grotere ondernemers) 2 Middelbare leidinggevende en professionele beroepen 3 Routine hoofdarbeid 4 Kleine zelfstandigen 5 Leidinggevende handarbeid 6 Geschoolde handarbeid 7a Halfgeschoolde, geoefende en ongeschoolde handarbeid 7b Landarbeiders Service class ‘Intermediaire’ klasse Arbeiders- klasse

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid - Ook disfunctioneel Geen verklaring waarom ‘knelpuntberoepen’ niet hoger worden gewaardeerd Bevraging ‘opinie over status’ - Voorgevormd door media, ‘als vanzelfsprekend’ Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren is ook een feitelijkheid

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (1) Negatie nefaste gevolgen van ongelijkheid (ook disfunctioneel) Relatie extreme ongelijkheid – zichtbaar via ‘ostentatieve consumptie’ – en vormen van criminaliteit. Het niet-optimaal aanwenden van het aanwezige menselijke kapitaal versus de moeizame doorstroming uit de onderliggende sociale klassen via onderwijs. Geen verklaring waarom een aantal posities laag gerangschikt zijn, ondanks hun belang voor voortbestaan samenlevingsverband. Vuilnisophalers zijn cruciaal voor volksgezondheid Relatieve schaarste: niet alle ‘knelpuntberoepen’ krijgen een vergelijkbaar loon, zeker niet een stelselmatig een hoger loon. De vraag rijst: welke factoren worden hier buitenspel gehouden?

9.5.5 Bedenkingen bij het functionalistische model (2) 3. Bevraging opinie over status in de samenleving Voorgevormd door media, donderwijs (gesocialiseerd) Sociaal verwachte antwoorden Als evident ‘geïnternaliseerd’ Niemand heeft even grondige kennis van alle lagen 4. Aanwezigheid van drempels en schotten in het sociale gebeuren Bv. De arbeidsmarkt (gesegmenteerd) Elites maken grenzen om hun bevoorrechte positie te vrijwaren (artsen en numerus clausus)

Toepassing van Merton (zie H3) Mogelijke functies van stratificatie als sociale orde Manifeste (dis)functie Latente (dis)functie Functie Verplicht tot werken om inkomen te verdienen Werkgelegenheid in de sociale sector Disfunctie Verspilling van menselijk kapitaal (schaarse arbeidsmarkt) Bedreiging van sociale cohesie en solidariteit

9.6 Sociale klassen, een kwestie van productieverhoudingen? 9.6.1 Theoretisch kader Marx Sociale klassen Antagonistische sociale groepen Door de specifieke plaats die ze in een bepaalde productiewijze innemen. Is bepaald door hun relatie tot de productiemiddelen. In de kapitalistische productiewijze (KPW) Twee hoofdklassen Burgerij de bezitters van de productiemiddelen Proletariaat Degene die bezitloos zijn inzake productiemiddelen Proles = zij, die enkel hun kinderen hebben

9.6.1 Theoretisch kader (2) ‘Uitbuiting’? Arbeidswaardeleer (ook economen: Smith en Ricardo) Enkel arbeid produceert waarde = de meerwaarde Meerwaarde Waardevermeerdering die de grondstof ondergaat door het uitoefenen van de arbeid Stelling Meerwaarde (door arbeiders geproduceerd) wordt toegeëigend door de kapitaalbezitters (‘burgerij’) Uitbetaalde loon lager dan de meerwaarde die ze produceren (economische uitbuiting) = ‘zero sum game’ Fundamenteel antagonisme: ‘arbeid’ versus ‘kapitaal’ (bourgeoisie)

9. 6. 2 Van Klasse-an-sich naar Klasse-für-sich: wording van klassen 9.6.2 Van Klasse-an-sich naar Klasse-für-sich: wording van klassen? (zie H3) De strijd tussen de Klassen-für-sich De strijd tussen de individuele kapitalist en de individuele arbeider De Klassen-an-sich Begin industrialisatie en kapitalistische klassenstructuur (vandaag globalisering) = afhankelijkheid ten aanzien van de ondernemer Gemeenschappelijke toestand Bezit van de productiemiddelen Gemeenschappelijke sociaal-economische omstandigheden Neiging tot gemeenschappelijke gedragspatronen die zijn bepaald door objectieve belangen Relatie tot de productiefactoren, maatschappelijke functies en status Bewustzijn = verbindend Gemeenschappelijke belangen (deprivatie / belangen) Psychologische band door het gemeenschappelijk beleven van de klassentegenstellingen (eerst bij burgerij)

9.6.3 Meervoudige klassenschema’s en sociale lagen

9.6.4 Waarom domineert in Marx’ werk de dichotome klassenstructuur? Dicht bij de industrieel-kapitalistische samenleving Klassenpositie en sociale positie vielen samen Binaire beeld sociale structuur is sprekender of dient beter de belangen van een klasse Identificatie ontwikkelingswetten = identificeren krachten die bij deze ontwikkeling betrokken zijn Hypothese Alle andere klassen, zoals de kleine burgerij en de boeren, zullen opgaan in de twee historisch noodzakelijke klassen, de burgerij en het proletariaat.

9.7 Weber: klasse, stand en partij Domein Criterium Maatschappelijke vorm Economisch Positie op de markt Klasse Sociaal Status Stand Politiek Macht Partij

9.7.1 Sociale sluiting: het archimedisch punt van Webers benadering? “Het proces waardoor sociale groeperingen of collectiviteiten proberen beloningen te verwerven, vergroten of behouden door het beperken van de toegang tot bronnen of kansen tot een beperkte kring van uitverkorenen” (Benschop, 1987: 16). = Strijd om de macht over, ook door anderen begeerde, levenskansen Via het monopoliseren van deze levenskansen of het afsluiten van de toegang voor buitenstaanders. Resultaat Een ongelijke verdeling van deze levenskansen Gesloten sociale verhoudingen en gemeenschappen

Klassenschema Weber Positief geprivilegieerd: renteniers Bezitsklassen Positief geprivilegieerd: ondernemers Negatief geprivilegieerd: de ‘onvrijen’ Verwervingsklassen Negatief geprivilegieerd: arbeiders

9.7.2 Klasse (Weber) Het aggregaat van personen die zich in dezelfde ‘klassentoestand’ bevinden. Verwijst naar de typische kans op een positief of negatief monopolie met betrekking tot De voorziening van goederen De uitwendige levenspositie (‘Lebensstellung’) Het innerlijk levenslot (‘inneres Lebensschicksal’). Situatie De dominante klassen hebben een monopolie op lucratieve markten. De minder dominante klassen bezitten slechts gedeeltelijke monopolies of monopolies op minder gewenste markten. Klassen die geen monopolie kunnen verwezenlijken, moeten op de open markt met elkaar concurreren en zijn daarbij onderworpen aan de egaliserende krachten van de markt. Onderscheid tussen Bezitsklassen (‘Besitzklasse’) Verwervingsklassen (‘Erwerbsklasse’).

9.7.3 Stand ‘Status’ of ‘prestige’ ‘Een specifieke, positieve of negatieve sociale waardering van de eer, die aanknoopt bij een of andere eigenschap die velen gemeenschappelijk hebben’ Cf. moderne definitie van ‘sociale status’ Waardering op basis van de kenmerken van de positie die mensen bekleden. Gebaseerd op: (1) De levensstijl, dat is een geheel van gedragsvoorkeuren inzake consumptie, kleding, taalgebruik en dergelijke. (2) De formele opleiding, die zowel op empirische als op rationele elementen kan slaan en de ermee overeenstemmende levenswijzen. (3) Het prestige dat uit geboorte of uit de uitoefening van een beroep voortvloeit. Leidt tot bepaalde structureringen van de bevolking. Sociale standen. = Is een veelheid van individuen die een gelijkaardig soort prestige genieten uit hoofde van hun positie.

9.7.4 Partij ‘Gemeenschapshandelen van partijen (...) altijd effect voor groepsvorming. Raamwerk ‘politiek’ gemeenschapshandelen. Ruimer dan de ‘enge’ betekenis van politieke partij. ‘Het handelen van partijen is gericht op het beïnvloeden van een gemeenschappelijk handelen, ongeacht de inhoud ervan’. Elke vrijwillige vereniging die tot doel heeft om de controle over de beslissingscentra van een gemeenschap te verwerven Teneinde daarbinnen bepaalde doelstellingen planmatig na te streven. Nationale staat (gerecht, de politie, de belastingontvangers, de hele overheidsadministratie)

Samenvattend

Naar de paradigma’s (1) Paradigma Focus Inzichten Symbolisch interactionisme Hoe beïnvloedt stratificatie interacties? In hun interacties, hogerestatusmensen tonen hun macht, terwijl lagerestatusmensen respectvol blijven. Mensen hanteren symbolen om zich te differentiëren van andere sociale groepen (lagen). ‘Lifestyle’ illusteert ‘het’ verschil. Veblen: welvaart wordt daarom prestigieus via een bepaald consumptiepatroon en een vrijetijdsbesteding.

Hoe kan stratificatie de samenleving een voordeel geven? Naar de paradigma’s (2) Paradigma Focus Inzichten Functio-nalisme Hoe kan stratificatie de samenleving een voordeel geven? Ongelijkheid is ontstaan door de noodzaak, fundamentele behoeften in termen van vereiste competenties van de samenleving te realiseren; sommige zijn belangrijker dan andere. Laat een maatschappij functioneren, indien gedeeld. Mensen moeten een motivatie hebben, om daarvoor inspanningen te geven. Is voordeel voor samenleving. Matching van competenties; noodzakelijkheid (stabiliteit op langere termijn). De ene positie is dan belangrijker dan de andere (gelet op de duurzaamheid van een maatschappij. Daarom extra beloning / waardering. En dus een noodzakelijke ongelijkheid.

Hoe beschadigt stratificatie de samenleving? Naar de paradigma’s (3) Paradigma Focus Inzichten Conflict-sociologie Hoe beschadigt stratificatie de samenleving? De geschiedenis is getypeerd door een klassenstrijd, waar elites zich het ‘profijt’ wisten toe te eigenen. Resultaat van het sociaal conflict. Talent wordt niet optimaal gebruikt voor de samenleving. = uitdrukking belang machthebbers De ‘waarden’ zijn maar relevant voor de machthebbers. Bourgeoisie / kapitalisten en het Proletariaat (werkende klasse). Verschil in toegang ‘bronnen’ geeft verschil in toegang, geeft dat de ‘ene’ wel kan, de andere ‘niet’ (uitsluiting) welvaart heeft, dus schade voor de andere; = realiteit, maar niet evident bewust. Stratificatie beperkt de mogelijkheden voor de zwakkeren in de samenleving (zorgt wel voor onrust). Media zijn vaak een instrument voor ‘ruling class’ (elite).

Te bekijken en te vertalen naar je sociologie (klik even door) mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/sociology_en_psychologieBA1/ch10_reallife.wmv Of hoe raciale segregatie sociale ongelijkheid vorm gaf in Zuid Afrika ! mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/sociology_en_psychologieBA1/ch12_reallife.wmv Of hoe sociale stratificatie globaal is ! http://ftpx.ua.ac.be/ftp-ext/ftp_upl/armoedafrica.wmv Of de ‘echte’ armoede in Afrika ! mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/intro_sociologie/Socialeongelijkheid.wmv mms://video.ua.ac.be/Henderickx_Erik/armoedeinVlaanderen.wmv Jan Vranken (UA / OASIS) http://socserv2.mcmaster.ca/soc/courses/soc2r3/soc2r3.htm