Pleegkinderen over hun reis door pleegzorg: elke stem telt! Prof. dr. Hans Grietens Afdeling Orthopedagogiek Rijksuniversiteit Groningen Symposium pleegzorg 2012 ‘Pleegzorgpalet – De bron van veelzijdigheid’. Ede, 12 juni 2012
Een pleegkind vertelt (Wat vond je ervan dat je hier moest komen wonen?) ‘Nou ik kreeg het niet te horen, alleen ze kwamen binnen bij ons gelijk aan huis. En toen schrok ik wel, en ik ging gelijk naar boven en zo. Want ik zou net naar school en ik zei tegen mijn zusje en zo, want ik vond het heel eng... en toen ging ik achter hun staan.’ (Wat kun je er allemaal nog van herinneren?) ‘Alles eigenlijk wel.’ (Wat gebeurde er toen?) ‘Dat wil ik liever niet zeggen.’ (Ok. maar je weet het nog wel.) ‘Ja.’ (Moet je er ook nog vaak aan denken?) ‘...’ (Werd je ook verteld waar je naar toe ging toen je opgehaald werd?) ‘Ik werd in een auto gezet en toen reden we gelijk door. En toen zeiden ze een paar uurtjes later wel dat ik hier heen ging. Ze zeiden wel welke plaats en zo.’ (Wist je dan ook dat je bij (pleegvader) en (pleegmoeder) ging wonen? Vertelden ze daar iets over?) ‘Nee, dat wist ik niet.’ (Ok. Dus toen kwam je opeens hier en stond je op de stoep?) (Hoe was dat voor jou?) ‘Raar. Ik dacht wat een grote tuin. En ik dacht wat is het hier anders. En (pleegmoeder) was best wel groot, dus ik dacht: wow!’ Enige tijd geleden vroeg een collega me of ik op een A4-tje geen verhaal of uitspraken van een pleegkind kon neerschrijven en dit wilde sturen naar Herman van Veen, die onlangs een nieuw figuurtje heeft gecreeerd, in opvolging van Alfred Jodocus Kwak. Lotte Roos heet dat nieuwe figuurtje en ze verzamelt en vertelt verhalen van kinderen die leven in bijzondere situaties. Ik ging zoeken in bestanden met interviews van pleegkinderen uit een studie die we onlangs met studenten hadden verricht over het thema ‘Pleegzorg door de ogen van pleegkinderen’. Ik hoefde niet lang te zoeken eer ik iets aantrof wat me bijzonder leek, een stukje uit een interview dat ik u even laat lezen. Ik laat het stukje even op u inwerken en stel er de volgende vragen bij:
Vragen: Wat valt je op? Wat blijft je bij?
Achtergrond: Meisje; 11 jaar oud; woont sinds haar 9e in een pleeggezin; haar broertjes en zusjes wonen in een ander pleeggezin; ze is uithuisgeplaatst omwille van fysieke mishandeling; het gezin kampt bovendien met ernstige financiële problemen
Inhoud Waarom is de stem van pleegkinderen in onderzoek over pleegzorg belangrijk? Wat leren we uit de verhalen van kinderen? Hoe doe je ‘goed’ onderzoek bij pleegkinderen? Wat kan de winst voor pleegkinderen zijn? Uitdagingen voor de toekomst
Waarom is de stem van pleegkinderen in onderzoek over pleegzorg belangrijk? Ze kan onze kennis over het welzijn van pleegkinderen vergroten We leren van hen over wat (goede) pleegzorg is Zijn pleegkinderen niet dé informatiebron bij uitstek als het over uitkomsten van pleegzorg gaat? Misschien kan het helpen de praktijk te verbeteren Misschien kan het helpen de stilte omheen pleegkinderen te verbreken
Er is nu meer aandacht voor de stem van pleegkinderen in onderzoek dan vroeger, o.a. dankzij het IVRK en het Quality4Children project We kijken anders naar kinderen dan vroeger Het is ‘in’ om verhalen te vertellen
… maar toch is de stem van pleegkinderen in onderzoek nog steeds onderbelicht De stem van pleegkinderen in onderzoek is echter nog steeds onderbelicht! Dat merk je wanneer je op zoek gaat naar studies over pleegzorg vanuit kindperspectief. Zoveel studies die pleegzorg vanuit kindperspectief belichten, zijn er niet. Ook niet in de internationale literatuur. De meeste studies over de uitkomsten van pleegzorg of de effecten van interventies bij kinderen in pleegzorg, gebruiken andere informanten dan pleegkinderen, bijvoorbeeld pleegouders, professionals, of ze gaan de dossiers van de kinderen analyseren om daar informatie over hoe het met hen gaat te halen. Aan pleegkinderen zelf wordt weinig gevraagd. Zeker wanneer het jonge kinderen (-12j) betreft, komt de informatie doorgaans van andere bronnen. Allicht omdat er geredeneerd wordt dat de kinderen te jong zijn om te antwoorden op de vragen van de onderzoeker, dat ze het niet begrijpen en er niet veel over te vertellen hebben. Wereldwijd is er dus een tekort aan studies over pleegzorg vanuit kindperspectief. Met name studies waarin kinderen worden betrokken die nog in pleegzorg zitten. Wat je meer aantreft zijn studies waarin (jong-)volwassenen terugkijken op hun jeugd in een pleeggezin en hierover vertellen. Ik heb een jaar geleden in het kader van mijn oratie aan de RU Groningen intensief gezocht naar studies met pleegkinderen die nog in pleegzorg zitten en die werden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (internationaal). Ik vond er zoals verwacht niet zoveel (68, maar er zijn er meer). Het viel me op. dat het aantal studies over pleegzorg vanuit kindperspectief de laatste jaren, en met name vanaf 2000, flink is toegenomen. Voor 2000 is er heel weinig.
Wat leren we uit de verhalen van pleegkinderen? Veel positiefs over het pleeggezin ‘Just like any normal family, really. It’s just like they act, they act the same as they would with their children… They’re just basically my parents, to be honest. I probably do really love them, ‘cos they ‘re just like my parents… I feel really safe here.’ Pleegkinderen vertellen veel positiefs aan onderzoekers over hun leven in het pleeggezin. Hier is een voorbeeld uit een onderzoek uit Engeland. Het stukje eindigt met de zin ‘Ik voel me echt veilig hier’, wat toch wel een heel belangrijk statement is. Het feit dat pleegkinderen positieve dingen vertellen is misschien vanzelfsprekend voor velen, maar tegelijkertijd is het belangrijk omdat het wijst op de kracht van pleegzorg door kinderen ervaren en een hart onder de riem is voor de vele betrokkenen die dagelijks hun best doen als pleegouder, pleegzorgwerker, enz. Jeugdzorg komt té vaak om negatieve redenen in het nieuws.
…maar soms ook minder positieve dingen “En dan denk ik soms, eigen kinderen mogen toch wat meer. Ja, soms krijg ik dat gevoel wel es [fluisterend].” “Hij is misschien nooit zo hecht zoals eigen kinderen dat met hun ouders hebben, maar ik denk dat die van ons toch wel heel hecht is. Onze band.” “Ja, nou zo doen ze [eigen kinderen] soms, dan dat ze helemaal geen goed leven hebben, maar dat hebben ze wel. Ze zijn helemaal goed opgevoed en zo. En ze hebben goede ouders...alleen...dat beseffen ze niet altijd.” Maar we leren ook dat pleegkinderen soms minder positieve ervaringen en belevingen hebben van hun pleeggezin. Het ene kind uit het negatieve wat directer dan het andere. Het onderste voorbeeld komt van een puber uit een onderzoek in Engeland en is wel heel direct. Het ‘klikt niet’, zegt het pleegkind, ‘tussen de pleegouders en mij’. Soms (vaak zelfs) is dat minder positieve wat subtieler geformuleerd, een aanvoelen dat de eigen kinderen in de ogen van het pleegkind worden voorgetrokken, bijvoorbeeld. Of dat de eigen kinderen niet beseffen dat ze het goed hebben, beter dan het pleegkind het had in zijn thuissituatie. Of dat de band met de pleegouders wel goed is, heel goed zelfs, heel hecht, maar toch nooit zo hecht zal kunnen worden als dit tussen ouders en biologische kinderen. “Foster parents are not my type.”
Pleegkind zijn brengt vele gevoelens met zich mee, onder andere: Geluk Schuld Verdriet Blijdschap Rust Bezorgdheid Verder leren we dat pleegkind zijn heel wat verschillende gevoelens met zich meebrengen kan. Ik heb er hier een aantal (niet een volledige lijst, maar wel vaak genoemde) opgesomd, positieve én negatieve belevingen. Vaak vind je in het verhaal van eenzelfde kind intense positieve én negatieve gevoelens terug, die aan elkaar zijn tegengesteld en lijkt het alsof kinderen heen en weer worden geslingerd tussen deze heftige gevoelens. Opluchting Zelfverwijt Plezier Boosheid Hoop Onrecht
“Dat je weet dat je hier niets meer kan overkomen. Dat is wel beter.” “Ik vind het hier wel prettiger dan thuis. Want thuis was het niet zo leuk soms. Het is wel fijner nou hier.” “It ‘s better going to school on time. We didn’t know it was wrong to be late. It was a big change. It’s good to be normal.” Hier komen een aantal voorbeelden van positieve gevoelens. “…na de eerste week zei ik direct al mam en pap dus zo erg voelde ik al op m’n gemak. Dat ik dat al zei, want vanaf mijn negende kon ik dat niet meer zeggen, omdat ik bij andere mensen heb gewoond en zo, dus het voelde gewoon vertrouwd.” “Dat je weet dat je hier niets meer kan overkomen. Dat is wel beter.”
“I‘m worried about what’s going to happen to my mom.” “I miss her.” “Soms denk ik echt wel eens zo van, kon ik maar uitbreken naar m’n moeder.” En hier zijn voorbeelden van negatieve gevoelens. Vooral verdriet en gemis worden hier uitgedrukt. “Dat vond ik niet leuk, want toen moest ik afscheid nemen van mijn vriendinnetjes.” “I‘m worried about what’s going to happen to my mom.”
In hoeverre worden de gevoelens van het pleegkind (h)erkend, welke copingsstrategieën heeft het kind, raakt het over zijn negatieve gevoelens heen, komt het toe aan verwerking van de uithuisplaatsing én mag het rouwen om het verlies? Je kan bij de gevoelens van pleegkinderen een aantal vragen stellen, zoals bijvoorbeeld: Uit het onderzoek naar pleegzorg vanuit kindperspectief komt duidelijk naar voren dat bij vele pleegkinderen verlies een belangrijk thema is. Het werpt de vraag op of dit verlies voldoende wordt onderkend door de omgeving van het kind en of het mag rouwen van zijn omgeving. Het verlies wordt immers vaak gepercipieerd als ‘dubbelzinnig’. Je bent een aantal zaken kwijt, je ziet een aantal personen minder, maar ‘je hebt het toch goed nu’.
“Nee, dan hou ik het meestal bij mezelf en dan stop ik de brief gewoon weg en dan kijk ik er niet meer naar.” (Interviewer: ‘Do you know why you don’t live with your mummy, daddy, Andrew, Ann-Marie and Angela?’) “Yep.” (Interviewer: ‘And why is that?’) “Cos I was cheeky to them.” “Ja, maar de ergste dingen onthoud ik altijd. Want die kan ik niet kwijt raken.”
“In het begin had ik wel eens iets, dat kropte ik dan wekenlang, maandenlang op. Op een gegeven moment dan werd het gewoon te veel […]. Nou ja, sindsdien vertel ik wel steeds meer zeg maar, over wat me dwars zit.” “En toen kwam ik hier en toen was het eerst allemaal open en toen dacht ik wow. Maar ik vond het wel fijn. Want als ik verdrietig was, bij mijn vorige pleegouders zat ik alleen maar op mijn kamer, en nu kan ik gewoon naar hun toe gaan. Om het te delen.” (Interviewer: ‘Wat zou je willen leren dan?’) “Nou een beetje hoe je er een beetje mee om moet gaan, als je bijvoorbeeld heel erg iemand mist of dat je dingen juist niet mag doen, dat er iets is, dat je dat niet mag vertellen of zo. Hoe je daarmee om moet gaan.” Sommige pleegkinderen geven aan dat ze een proces doorgemaakt hebben wat de gevoelens betreft (of dat ze dit aan het doormaken zijn). Hun gevoelens worden onderkend en ze mogen erover praten. Andere kinderen hebben nog een weg te gaan en spreken de behoefte aan hulp uit om te leren met hun heftige gevoelens om te gaan.
... en een grote dualiteit in ervaringen, onder andere: ‘gewoon’ ~ ‘anders’ ‘pleeggezin’ ~ ‘gezin van oorsprong’ ‘erbij horen’ ~ ‘maar niet echt en niet voor altijd’ ‘nieuwe kansen’ ~ ‘gemis’ Behalve vele gevoelens vertellen pleegkinderen aan onderzoekers ook over de vele dualiteiten die ze in hun leven ervaren. Deze lijken ook universeel te zijn, dit wil zeggen niet gebonden aan cultuur of land waaruit het pleegkind afkomstig is. Ze komen tevens voor op alle leeftijden en zowel bij jongens als meisjes in pleegzorg. Ik vat de voornaamste dualiteiten samen. Ook hier lijkt het of pleegkinderen tussen aan elkaar erg tegengestelde ervaringen worden heen en weer geslingerd. ‘veilig’ ~ ‘maar voor hoelang?’
“Nou, het ene moment denk ik van, eigenlijk stellen ze zich ook wel een beetje aan. Ze doen best wel veel voor ons, maar wij verschillen niet zo heel erg veel van de andere kinderen.” “Like, at my school, they don’t understand why I have to leave early for a court hearing, and having all the meetings and appointments are time consuming. Living in a normal home without foster care, you don’t have to worry about other people besides your parents taking responsibility for you (…).” Over ‘gewoon’ en ‘anders zijn’
“Ja ik heb eindelijk mijn toekomst, wat ik graag wil doen en zo “Ja ik heb eindelijk mijn toekomst, wat ik graag wil doen en zo.. Daar kon ik verder nooit aan werken, ik dacht altijd, ah, de volgende dag dacht ik echt van: wat gaat vandaag weer gebeuren? Nu kan ik eindelijk denken van och ik ga dat doen...” “Ik ben blij...omdat ik nieuwe ouders heb en omdat ik dan goed opgevoed zal worden. Dat weet ik sowieso.” “Ik zou, maar zeven kunt ge niet in twee delen… Ah jawel, ik zou dan drie en een halve dag hier zijn in het pleeggezin en drie en een halve dag bij mijn mama.”
Hoe kunnen pleegouders en pleegzorgwerkers deze dualiteiten helpen verzoenen?
Over pleegzorg Goed dat pleegzorg er is! Pleegzorg is heel moeilijk uit te leggen aan anderen Pleegzorg kan confronterend en vervelend zijn Natuurlijk vertellen pleegkinderen onderzoekers ook heel wat over pleegzorg. Spontaan of op vraag van de onderzoeker evalueren ze de zorg die ze krijgen. En het systeem van de pleegzorg. Pleegzorg zou meer met mij moeten praten en naar me luisteren
“Foster care. is brilliant “Foster care...is brilliant. They kept me out of trouble with the police and advised me on a lot of things.” “Soms zeg ik weleens als ze me niet goed kennen of zo dat ik gewoon hun zoon ben. Anders is het zo moeilijk uit te leggen. Sommigen die gaan dan vragen waarom woon je hier dan en zo. Dat vind ik heel vervelend om dat allemaal te zeggen en uit te leggen. Omdat ze toch blijven vragen.” “..want elk verslag dat je krijgt, heb je eerst 2 of 3 pagina’s met je verleden. Wat er allemaal gebeurd is en wat er met je ouders is gebeurd en waarom je in de pleegzorg zit en dat vind ik zo erg omdat, ik sla het ook elke keer over, ik hoef het niet elke keer te lezen.”
“Ik vind het heel vervelend, dan heb je een doel bereikt, en dan moet je gelijk weer op een ander doel gaan beginnen en concentreren. In plaats van ‘dat is goed’ weet je wel en nee, ze concentreren gelijk weer op een ander doel.” Hier een voorbeeld van een puber (uit een recent onderzoek in Nederland) waarom ze het heel vervelend vindt in pleegzorg te zitten. Je moet altijd doelen behalen. Het moet altijd vooruit. Er wordt te weinig stilgestaan (in haar beleving) wanneer een doel werd behaald. Dat hoeven ‘gewone’ kinderen toch allemaal niet.
Rechten geven aan kinderen is niet voldoende (Interviewer: ‘You’re trying to talk to your social worker but she doesn’t listen? Why does she not listen?’) “I don’t know. She just doesn’t.” (Interviewer: ‘Does she try and talk to you?’) “No she doesn’t; she just says ‘Are you OK?’, that’s all.” “Soms denk ik ook wel, waar hebben jullie het allemaal over, mag ik er ook wat van weten?” Word ik geinformeerd bij de beslissingen die er over mij worden genomen? Mag ik participeren in de besluitvorming? Dit is een belangrijk thema in de verhalen van pleegkinderen. Kinderen ouder dan 12 jaar hebben nu het recht om gehoord te worden. Maar ze ervaren dit niet altijd zo. Het gaat nogal eens boven hun hoofd. En het gaat niet louter om iets juridisch zoals het onderste citaat aangeeft, het gaat om meer, om emotionele en sociale erkenning in het bijzonder. En wordt er naar mij geluisterd? Een aantal kinderen geeft aan dat dit te weinig gebeurd. Hier zijn ook jonge kinderen bij (zie citaat rechterzijde). Interessant om weten is dat uit onderzoek bij uithuisgeplaatste kinderen naar voren komt dat ze vaak onder ‘er wordt naar mij geluisterd’ iets anders verstaan dan hun begeleiders en opvoeders. Ze gebruiken andere criteria om te evalueren of er al dan niet hen wordt geluisterd. Kinderen gaan kijken ‘of er iets verandert ten gunste van hen’ en ‘of er actie is gevolgd wanneer ze behoeften hebben kenbaar gemaakt’. Hun begeleiders en opvoeders gaan eerder kijken naar de tijd die ze met het kind hebben doorgebracht, de organisatie van het gesprek, e.d. Dat kan tot hele verschillende percpeties leiden. “I know that I had emphasized rights myself, but rights are not everything. You have to be careful. What does it help to know about your rights if nobody cares about you and you feel lonely, sad and excluded from everywhere.”
Hoe doe je ‘goed’ onderzoek bij pleegkinderen? Onderzoek moet kinderen aanspreken Het moet ethisch verantwoord zijn Onderzoek ‘met’ en niet ‘over’ het kind én in dialoog met alle betrokkenen Onderzoeker moet de vele talen van kinderen proberen te begrijpen Onderzoeker moet denken én handelen in het belang van het kind Aanspreken: hier kan de onderzoeker leren van de praktijkwerkers. Ethisch verantwoord: heel complexe aanvraag (informed consent) omdat er velen bij zijn betrokken (ouders, voogd, kind zelf, pleegouders) De vele talen van het kind: niet louter gesprek. Probleem is dat we die talen zijn verleerd. En dat onderzoek wel heel ver af staat van kinderen. Denken en handelen in het belang van het kind: op het moment dat een pleegkind bij jou zijn verhaal doet, geeft het een stuk van zichzelf prijs dat het niet meer in handen heeft. Onderzoekers zijn machtig, ze kunnen bv. het beleid beinvloeden. Het kind heeft totaal geen controle over wat er met zijn verhaal gebeurt nadien (de pleegouders overigens evenmin). De vraag stelt zich dan ook hoe je als onderzoeker hiermee omgaat. Hoe interpreteer je bijvoorbeeld wat het kind heeft gezegd? Hoe rapporteer je het? Hier dient grondig over te worden nagedacht.
Wat kan de winst zijn voor het pleegkind? Pleegkinderen hebben interesse voor onderzoek! Ze hebben iets te zeggen! Het kan iets herstellends hebben En misschien iets ‘empowerends’? Interesse: dat blijkt uit vele studies. Ze doen graag mee! Ze ervaren door aan onderzoek mee te doen dat mensen op een positieve manier in hen interesse betonen. Dat kunnen leuke ervaringen zijn. Iets te zeggen: zelfs al op jonge leeftijd. Vaak is wat ze zeggen wel heel verdicht en moet je het goed bestuderen alvorens je er te vlug conclusies uit trekt. Wanneer ze door de onderzoeker erkend worden als de experten van hun verhaal en (in zekere zin) van pleegzorg, kan dit een positieve ervaring voor hen betekenen.
Uitdagingen voor de toekomst Praktijk helpen verbeteren vanuit de verhalen van pleegkinderen Met onderzoek zoveel mogelijk pleegkinderen proberen te bereiken én zorgen dat ze er iets aan hebben Hun stemmen blijven ernstig nemen en ze brengen tot bij het beleid Onderzoek doen mét pleegkinderen én hun pleegouders
Vragen en discussie
Contact: Publicaties: Prof. dr. Hans Grietens Afdeling Orthopedagogiek, Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen tel: 050-363 9176 e-mail: h.grietens@rug.nl web: www.rug.nl/staff/h.grietens/index Publicaties: Grietens, H. (2011). Kleine stemmen, grote verhalen!? Over pleegkinderen in orthopedagogisch onderzoek. Antwerpen: Garant. Grietens, H. (2012). Pleegzorg vanuit kindperspectief…of hoe het is om een pleegkind te zijn. In J. Vanderfaeillie, F. Vanschoonlandt, & F. Van Holen (Red.), Pleegzorg: Kansen en risico’s, heden en toekomst. Leuven: Acco. (in druk)