Hoofdstuk 8 Onderhandelen Economie Integraal Hoofdstuk 8 Onderhandelen
8.1 Welke factoren zijn van invloed op onderhandelingen Onderhandeling: twee of meer partijen proberen tot een gezamenlijke overeenkomst te komen Ze bereiken iets wat zonder onderhandeling niet gelukt zou zijn Voorbeelden: Werknemer – werkgever Vakbonden - werkgeversorganisaties Koper – verkoper Politieke partijen over de vorming van een regering
Onderhandelingsomstandigheden Factoren van belang: Het belang van de partijen: een marktkoopman moet aan het einde van de markt van zijn waren af De grootte van de partijen: wie heeft de marktmacht Mate van samenwerking: hoe groter een partij is, hoe meer marktmacht Mogelijke alternatieven: meer alternatieven is meer marktmacht
Verdeling surplus Bij onderhandelingen gaat het ook om de verdeling van de surplussen Wie “wint” krijgt een groter surplus Nadeel van “winnen” Extra surplus op korte termijn kan ten koste gaan van de lange termijn Voorbeeld Hoger loon → winst werknemer & minder winst werkgever Minder winst werkgever → minder investeringsmogelijkheden → op termijn minder werkgelegenheid
Verzonken kosten en berovingsprobleem Onderhandelen kost tijd en geld Mislukken de onderhandelingen → verzonken kosten Verzonken kosten: kosten van gedane investeringen die bij stoppen van de productie bij opzeggen van de samenwerking niet meer kunnen worden terugverdiend Berovingsprobleem: hiervan is sprake als bij het opzeggen van de samenwerking één partij meer dan de andere partij wordt benadeeld doordat die partij speciale investeringen heeft gedaan De andere partij heeft dan extra macht in handen Ω paragraaf 8.1
8.2 Arbeidsovereenkomst en overheidsingrijpen Individuele arbeidsovereenkomst Een (mondelinge of) schriftelijke afspraak tussen een werkgever en een werknemer waarin de rechten en plichten van beiden staan Arbeidsovereenkomst = afspraken over arbeidsvoorwaarden Primaire arbeidsvoorwaarden: soort werk, loon, werktijden, pensioen- en vakantieregeling Secundaire arbeidsvoorwaarden: reiskostenvergoeding, bedrijfsauto, bedrijfskleding
Vakbonden en werkgeversorganisaties Alleen is het lastig onderhandelen daarom zijn er organisaties opgericht van werknemers en werkgevers: Vakbonden: komen op voor de werknemers Voorbeelden: FNV, CNV, AOb Brancheorganisaties: komen op voor de werkgevers Voorbeelden: VNO-NCW, MKB Nederland, LTO Nederland Probleem werknemers: een lage organisatiegraad Organisatiegraad = hoeveel procent van de werknemers in een bedrijfstak is lid van een vakbond
Stichting van de Arbeid Landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers = de sociale partners Voeren overleg over arbeidsvoorwaarden en sociaal economische vraagstukken Voorbeelden: pensioenen, scholing, arbeidsverhoudingen, gelijke beloning enzovoort Bestuur overlegt 2x per jaar met de regering: Voor- en Najaarsoverleg Sociaal-economische situatie Vooruitzichten en gevolgen van de beleidsplannen van de regering Centraal Akkoord: centrale afspraken over loonontwikkeling en andere arbeidsvoorwaarden
Collectieve Arbeidsovereenkomst (cao) Afspraken uit het Centraal Akkoord en afspraken binnen de Stichting van de Arbeid vormen de basis voor cao-onderhandelingen Vakbonden en werkgeversorganisaties onderhandelen dan over arbeidsvoorwaarden in hun sector Resultaat is een cao: gemeenschappelijke afspraken die gelden voor de hele bedrijfstak Algemeen verbindend verklaren van een cao: de minister van SZW verplicht alle werknemers en werkgevers in de sector deze cao te volgen (aangesloten of niet maakt niet uit)
Loonbegrippen Bruto contract- / cao-loon Afgesproken beloning voor voltijdwerk inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering Nettoloon Brutoloon min loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen, pensioen Loonkosten Brutoloon plus premies werkgever: WW, WIA, pensioenbijdrage Wig Verschil tussen nettoloon en de loonkosten Loonkosten per product Totale loonkosten gedeeld door de totale productieomvang of Gemiddelde loonkosten werknemer gedeeld door de gemiddelde arbeidsproductiviteit Incidentele loonstijging Niet in de cao overeengekomen loonstijging: bonus, promotie, ervaringstoeslag Reële loonstijging Koopkrachtstijging van het loon: nominale loon stijgt sterker dan het CPI Prijscompensatie Stijging van het nominale loon gelijk aan het CPI Initiële loonstijging Deel van de loonstijging boven de prijscompensatie Loonruimte Maximale stijging van de lonen zonder dat de winstverhouding verandert
Voorbeelden loonbegrippen - 1 Loonkostenstijging: stijging loonkosten > stijging arbeidsproductiviteit Loonkosten stijgen met 3,02%; Arbeidsproductiviteit stijgt met 1% Formule index loonkosten p.p. = indexcijfer loonkosten p.p. indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100 Index loonkosten p.p. 103,02 101 x 100 = 102,18. Loonkosten stijgen met 2,18% Reële loonstijging (koopkrachtstijging): stijging loon > stijging CPI Loonstijging is 2,4%; CPI is 1,5% Formule reëel loon = indexcijfer nominaal inkomen prijsindexcijfer x 100 Indexcijfer reëel loon 102,4 101,5 x 100 = 100,9. Reële loon stijgt met 0,9%
Voorbeelden loonbegrippen - 2 Loonkostenstijging: loonkostenstijging <= stijging loon & arbeidsproductiviteit (winstverhouding verandert niet) Verkoopprijzen stijgen met 0,8%; Arbeidsproductiviteit stijgt met 1,5% Formule index loonruimte = indexcijfer verkoopprijzen x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Index loonkosten p.p. 100,8 x 101,5 100 = 102,3. Loonruimte is 2,3% Initiële loonstijging Loonstijging is 2,4%; CPI is 1,5% Initiële loonstijging is 2,4% - 1,5% = 0,9%
Argumenten loononderhandelingen Prijscompensatie Handhaving koopkracht Stijging arbeidsproductiviteit Werknemers willen profiteren van een gestegen arbeidsproductiviteit Ruime of krappe arbeidsmarkt Ruim: veel aanbod van arbeid, weinig vraag Krap: weinig aanbod van arbeid, veel vraag Kennis en vaardigheden werknemers Scholing wordt belangrijker Overheidsbeleid Meer loonbelasting en premies = hogere looneisen Hoogte van het minimumloon Ω paragraaf 8.2
8.3 Gevangenendilemma bij loononderhandelingen Belangen werknemers en werkgevers bij onderhandelingen Te lage lonen: werknemers zijn minder gemotiveerd, arbeidsproductiviteit daalt Te hoge lonen: werkgevers gaan diepte-investeringen doen (arbeid wordt vervangen door machines)
Voorbeeld cao-onderhandeling - 1 Gegevens: CPI stijgt met 2% Arbeidsproductiviteit stijgt met 3% Loonruimte: (102 x 103) / 100 = 105,1 → loonruimte is 5,1% Mogelijke uitkomsten:
Voorbeeld cao-onderhandeling - 2 Problemen: Laag loonbod = koopkrachtdaling werknemers Minder motivatie, werkonderbreking, staking Verwachte stijging arbeidsproductiviteit komt niet uit Hoge looneis = daling winst Diepte-investering Ontslagen Beste resultaat zou zijn: loonruimte delen (ieder +2,5%)
Voorbeeld cao-onderhandeling - 3 Dominante strategie
Zelfbinding Zelfbinding: je geeft openlijk toe op je eigenbelang en daarmee probeer je het gedrag van de andere partij te beïnvloeden, met als doel het behalen van eigen voordeel Je stelt gemeenschappelijk belang boven eigen belang Vertrouwen is belangrijk evenals reputatie of betrouwbaarheid Cao's moeten nagekomen worden; rechter kan afdwingen Ω paragraaf 8.3
8.4 Loonstarheid op de arbeidsmarkt Arbeidsmarkt (abstract): totale vraag naar en aanbod van arbeid Vraag: werkgevers Aanbod: werknemers Arbeidsmarkt = geen markt van Volkomen Concurrentie Arbeid is heterogeen; timmerman-chirurg, kennis-ervaring-vaardigheden Markt is niet transparant: omvang en kwaliteit, functies niet hetzelfde Arbeidsmarkt is geen vrije markt: wet (minimumloon), cao, ontslagrecht
Effect minimumloon Evenwichtsloon = € 8 Vraag en aanbod in evenwicht: 4 miljoen personen Minimumloon = € 9 Vraag = 3,75 miljoen personen Aanbod = 4,5 miljoen personen → werkloosheid 750.000 personen
Loonstarheid Op korte termijn zijn lonen star Ze reageren niet/traag op veranderende marktomstandigheden Redenen: Wettelijk minimumloon Cao-contracten Gevolg: Lonen passen zich niet automatisch aan als vraag/aanbod op de arbeidsmarkt verandert
Effecten loonstarheid Economische teruggang Ω paragraaf 8.4 Economische opleving