Parasjah Va’era Exodus 6:2-9:35
Exodus 5:22-23 22 Toen keerde Mozes terug tot YHWH en zei: Heere, waarom hebt U dit volk kwaad gedaan? Waarom hebt U mij dan gezonden? 23 Ja, vanaf het ogenblik dat ik naar de farao gegaan ben om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan en U hebt Uw volk helemaal niet gered.
Romeinen 8:28 28 En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.
Psalm 118:8-9 8 Het is beter tot YHWH de toevlucht te nemen dan op de mensen te vertrouwen. 9 Het is beter tot YHWH de toevlucht te nemen dan op edelen te vertrouwen.
Exodus 5:24 24 Toen zei YHWH tegen Mozes: Nu zult u zien wat Ik de farao zal aandoen. Voorzeker, door een sterke hand zal hij hen laten gaan, ja, door een sterke hand zal hij hen uit zijn land verdrijven.
Exodus 3 : 13 – 15 13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? 14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden. 15 Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u
Exodus 3 : 13 – 15 tegen de Israëlieten zeggen: YHWH, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie.
Exodus 6:1-4 1 Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben YHWH. 2 Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met Mijn Naam YHWH ben Ik hun niet bekend geweest. 3 Ook heb Ik Mijn verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven, het land van hun vreemdelingschap, waarin zij als vreemdeling verbleven.
Exodus 6:1-4 4 Bovendien heb Ik Zelf het gekerm gehoord van de Israëlieten, die de Egyptenaren voor zich laten werken, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht.
Genesis 15:7-8 7 Verder zei Hij tegen hem: Ik ben YHWH, Die u uit Ur van de Chaldeeën geleid heb, om u dit land te geven om het in bezit te hebben. 8 Hij zei: Heere YHWH, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen?
Genesis 27:27-29 27 Hij kwam dichterbij en kuste hem. Toen rook hij de geur van zijn kleren en zegende hem. Hij zei: Zie, de geur van mijn zoon is als de geur van het veld, dat YHWH gezegend heeft. 28 Moge God je geven van de dauw van de hemel, van de vruchtbare streken van de aarde:
Genesis 27:27-29 overvloed van koren en nieuwe wijn. 29 Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent!
Genesis 49:18 18 Op Uw zaligheid wacht ik, YHWH!
Genesis 17:1-2 1 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen YHWH aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. 2 Ik zal Mijn verbond sluiten tussen Mij en u, en u uitermate talrijk maken.
Genesis 35:10-12 10 God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël. 11 Verder zei God tegen hem: Ik ben God, de Almachtige. Wees vruchtbaar en word talrijk. Een volk, ja, een menigte van volken zal uit u ontstaan; koningen zullen uit uw lichaam voortkomen. 12 Dit land, dat Ik Abraham en Izak gegeven
Genesis 35:10-12 heb, dat zal Ik aan u geven; en aan uw nageslacht na u zal Ik dit land geven.
Exodus 6:6 6 Ik zal u tot Mijn volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn. Dan zult u weten dat Ik YHWH, uw God, ben, Die u uitleidt vanonder de dwangarbeid van de Egyptenaren.
Exodus 7:4-5 4 De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten. 5 Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik YHWH ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid.
Exodus 7:17 17 Zo zegt YHWH: Hieraan zult u weten dat Ik YHWH ben. Zie, ik zal met deze staf die in mijn hand is, op het water slaan dat in de Nijl is, en het zal in bloed veranderd worden.
Johannes 14:6-14 6 Yeshua zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7 Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien. 8 Filippus zei tegen Hem: Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg. 9 Yeshua zei tegen hem: Ben Ik zo'n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij
Johannes 14:6-14 gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien? 10 Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken. 11 Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is, en zo niet, geloof Mij dan om de werken zelf. 12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij
Johannes 14:6-14 gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader. 13 En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. 14 Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.
Johannes 17: 1-8 1 Dit sprak Yeshua, en Hij sloeg Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, 2 zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. 3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Yeshua Christus, Die U gezonden hebt.
Johannes 17: 1-8 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen. 5 En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was. 6 Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht
Johannes 17: 1-8 genomen. 7 Nu hebben zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt. 8 Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt.
Ezechiël 20:4-10 4 Wilt u hen berechten, wilt u hen berechten, mensenkind? Maak hun de gruweldaden van hun vaderen bekend, 5 en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere YHWH: Op de dag dat Ik Israël verkoos, hief Ik Mijn hand op voor het nageslacht van het huis van Jakob en in het land Egypte maakte Ik Mij aan hen bekend. Ik hief Mijn hand voor hen op en zei: Ik ben YHWH, uw God.
Ezechiël 20:4-10 6 Op die dag heb Ik Mijn hand voor hen opgeheven om hen uit het land Egypte te leiden naar een land dat Ik voor hen uitgezocht had, een land dat overvloeit van melk en honing. Het is een sieraad onder al de landen. 7 Daarop zei Ik tegen hen: Laat ieder de afschuwelijke afgoden waar hij tegen opkijkt, wegwerpen. U mag uzelf niet verontreinigen met de stinkgoden van Egypte. Ik ben YHWH,
Ezechiël 20:4-10 uw God. 8 Maar zij zijn Mij ongehoorzaam geweest en wilden niet naar Mij luisteren. Men wierp de afschuwelijke afgoden waar men tegen opkeek, niet weg en verliet de stinkgoden van Egypte niet. Toen zei Ik dat Ik Mijn grimmigheid over hen zou uitstorten om Mijn toorn tegen hen ten uitvoer te brengen in het midden van het land Egypte.
Ezechiël 20:4-10 9 Ik handelde ter wille van Mijn Naam, zodat Die niet ontheiligd werd voor de ogen van de heidenvolken in het midden waarvan zij verbleven, waaraan Ik Mij voor hun ogen bekendgemaakt had door hen uit het land Egypte te leiden. 10 Ik leidde hen uit het land Egypte en bracht hen in de woestijn.
Ezechiël 20:41-44 41 Ik zal behagen in u scheppen vanwege de aangename geur, wanneer Ik u uit de volken leid en Ik u bijeenbreng uit de landen waaronder u verspreid bent. Ik zal voor de ogen van de heidenvolken door u geheiligd worden. 42 Dan zult u weten dat Ik YHWH ben, wanneer Ik u op het grondgebied van Israël breng, in het land waarover Ik Mijn hand opgeheven heb om het aan uw vaderen te geven.
Ezechiël 20:41-44 43 Daar zult u dan denken aan uw wegen en aan al uw daden waarmee u uzelf verontreinigd hebt. U zult van uzelf walgen vanwege al uw slechte daden, die u gedaan hebt. 44 Dan zult u weten dat Ik YHWH ben, wanneer Ik omwille van Mijn Naam met u niet zal doen overeenkomstig uw slechte wegen en uw verdorven daden, huis van Israël, spreekt de Heere YHWH.
Jeremia 23:7-8 7 Daarom zie, er komen dagen, spreekt YHWH, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar YHWH leeft, Die de Israëlieten geleid heeft uit het land Egypte, 8 maar: Zo waar YHWH leeft, Die het nageslacht van het huis van Israël geleid heeft en Die het gebracht heeft uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Ik hen verdreven had: zij zullen wonen in hun eigen land.