Posters voor in het geschiedenislokaal Robbert-Jan Poortvliet 2018
Woordgebruik Verboden woorden voor historici: “Ze” | “Weet ik niet” | “Vroeger” Woorden waar historici van houden: Bewijs Keerpunt Katalysator Interpretatie Van historisch belang Oorzaken en gevolgen Standplaatsgebondenheid Verandering en continuïteit
Geschiedenis indelen Politiek Cultureel Sociaal Economisch Hoe zijn de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen? Politiek Wie heeft de macht? Welke bestuursvorm is er? Waar is de macht op gebaseerd? Economisch Wat zijn de middelen van bestaan? Cultureel Wat maken, denken, geloven en voelen mensen en hoe uiten zij zich?
Oorzaken Diverse soorten: Direct of indirect Incidenteel of structureel Onbewust of intentioneel Belangrijk of minder belangrijk Cultureel (religieus), sociaal, politiek of economisch
Gevolgen Diverse soorten: Bedoeld of onbedoeld Lange termijn of korte termijn Belangrijk of minder belangrijk Cultureel (religieus), sociaal, politiek of economisch
Succesvol antwoorden: Schrijf een volledige Nederlandse zin, met hoofdletters, komma’s en punten. Wordt er gevraagd om een verschil? Omschrijf dan altijd beide kanten. Benoem beeld- of tekstelementen uit de bron als deze gebruikt moet worden.
Standplaatsgebondenheid Iemands denken en handelen wordt bepaald door de tijd en plaats waarin hij leeft. Let op: Iemands persoonlijke omstandigheden (leeftijd, geslacht, religie, etc.) Iemands sociale positie (arm, rijk, machtig of niet, autochtoon of allochtoon, etc.) De tijd waarin iemand leeft (economische crisis, dictatuur, democratie, etc.) Mogelijk andere motieven, normen en waarden in het verleden
R Relevantie bron Representativiteit bron Welke informatie biedt de bron? Welke informatie biedt de bron niet? Representativiteit bron Is de bron kenmerkend voor bijvoorbeeld de hele groep of andere vergelijkbare situaties?
B Betrouwbaarheid bron Wie is de auteur? (zie poster S) In welke tijd leefde deze persoon? Waar is deze bron gemaakt? Over welke informatie beschikte deze persoon? Wat is de bedoeling van deze persoon? Heeft deze persoon een reden om te liegen?
Analyse beeldbron Wat is het onderwerp van de bron? Over welke tijd gaat de bron? Is het een primaire of een secundaire bron? Plaats de bron in de historische context. Wie is de maker van de bron? (zie poster S) Aan welke beeldelementen herken je de standplaatsgebondenheid van de maker? Is de bron representatief? (zie poster R) Is de bron betrouwbaar? (zie poster B)
Analyse spotprent Context Bedenk welke gebeurtenis(sen) belangrijk waren in de tijd dat de spotprent werd gemaakt. Details Leg een denkbeeldig raster over de spotprent. Beschrijf in detail wat je ziet in elk raster. Welke symboliek herken je? Tekst Wat is de titel? Wat zegt het bijschrift? Welke woorden staan centraal? Boodschap Beschrijf wat de boodschap of visie van de tekenaar is. Met welke beeldelementen maakt de tekenaar de boodschap of visie duidelijk?
Wat is geschiedenis? beeld van het verleden Het verleden Schrijft / schept sporen = bronnen worden onderzocht historicus
Beelden van het verleden = Wat is geschiedenis? K L O F Het verleden Beelden van het verleden = GESCHIEDENIS