Hoe benader ik een literaire tekst ui de negentiende eeuw?
Stel: je krijgt een gedicht van Herman Gorter…
Wat weet ik allemaal van Herman Gorter? Herman Gorter was een van de Tachtigers en schreef vooral gedichten. Hij stond bekend om zijn mooischrijverij. De Tachtigers zijn het begin van de “autonome literatuur”, oftewel literatuur die niet meer belerend is en geen band meer heeft met de maatschappij of religie. De gedichten van Gorter richten zich dus niet op de maatschappij, maar zijn vaak beschrijvingen van zijn stemmingen en emoties. Het bekendste boek van Gorter is de “Mei”. Dit is een lang verhalend gedicht. Daarnaast schreef hij veel kortere gedichten, die werden gebundeld in Verzen. Gorter trok zich niets aan van wat de burgers wilden. Hij bedacht zelfs nieuwe woorden om zijn gevoelens beter te kunnen uitdrukken. Hij brak met alle conventies. DUS: Herman Gorter is een typisch voorbeeld van een anti-burger en een kunstenaar die deed hij zelf wilde. Hij schreef gedichten omdat hij gedichten wilde schrijven: l’art pour l’art. Gorter was het voorbeeld voor de andere Tachtigers.
Het is een kort gedicht van Gorter, dus waarschijnlijk uit Verzen Dit is een beschrijving van een vrouw die op het mos ligt, in de sneeuw. Het is een mooi beeld dat Gorter wil beschrijven. Het is een kort gedicht van Gorter, dus waarschijnlijk uit Verzen Er was toen sneeuw op ‘t mos Daarop lag ze los – Haar lippen nat en open, De oogen nat en open. Haar hand tikte den grond, Het trage vingerwit, Haar schouders gingen rond, In blauw op het sneeuwwit. ‘d Oogen beneden mij Paarlig ovale- Ze leek een stuk van mij Uit mij te verdwalen. Letterlijke herhaling Vingerwit? Nooit van gehoord. Een eigen woord. Klinkt wel mooi hier. Het gedicht is ook hier heel beeldend: een beschrijving van een vrouw die in de sneeuw ligt en zich beweegt. Gorter wil zintuigelijke waarnemingen in pakkende beelden weergeven en mooie klanken weergeven: duidelijk te zien in dit gedicht. Dit klinkt heel mooi en is een prachtig beeld: ogen als parels. En het rijmt heel mooi. Het gedicht richt zich duidelijk op een gevoel: iets wat uit “hemzelf lijkt te verdwalen”. Gorter vindt blijkbaar het beeld van een vrouw, liggend in de sneeuw iets heel moois en hij probeert dat in zo mooi mogelijke taal op te schrijven
Dit gedicht past goed bij de Tachtigers omdat: Er was toen sneeuw op ‘t mos Daarop lag ze los – Haar lippen nat en open, De oogen nat en open. Haar hand tikte den grond, Het trage vingerwit, Haar schouders gingen rond, In blauw op het sneeuwwit. ‘d Oogen beneden mij Paarlig ovale- Ze leek een stuk van mij Uit mij te verdwalen. Dit gedicht past goed bij de Tachtigers omdat: Het een voorbeeld is van autonome kunst geen maatschappelijk nut. Het gedicht is heel duidelijk individualistisch: de waarneming van de schrijver wordt beschreven. Er wordt de nadruk gelegd op het gevoel en de beleving (van de schrijver). Dit gedicht is een duidelijk voorbeeld van “de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie” van de dichter.