Semantiek 2016-1017.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Voorbereiding Clubbridge
Advertisements

Waterquiz.
Uitslag opdracht 2 (samsam, nr
Met meester Cor en meester detmer
Gemaakt door Michelle Boudens
Levensvragen Over geluk…..
'Om mijn oud woonhuis peppels staan'
Sociolinguïstiek Bijeenkomst 3.
H2 Grammatica zinsdelen
Taalwetenschap in de CKI-bachelor
Europa wordt christelijk
Quiz Start.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
MET GRAMMATICA MEER SNAPPEN! O O O, WAAROM TOCH?.
Woordenschat en kijk op taal Hoofdstuk 2 en 3
 3SIGN  Studievereniging tegenover studentenvereniging  Uitleg over gehouden enquêtes.
LES 3 LESMODULE LAAGGELETTERDHEID
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Hans BennisMeertens Instituut (KNAW)
Als woorden belangrijk worden…
QUIZ hoofdstuk 1.
Geïntegreerd werken met de vaardigheden voorbeelden.
Stage: Basisschool de Klingerberg
Duistere eeuwen Prehistorisch Nederlands en Oudnederlands
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Antwerpen QUIZ. Waarom verlieten vele mensen in de 19 de eeuw ons land?
Leesplezier in de schoolbibliotheek
College 3 TAALGESCHIEDENIS Je herhaalt enkele punten van de theorie van week 1 en Je maakt kennis met de klanken van het gesproken.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
HOOFDSTUK 4.2 EUROPA WORDT CHRISTELIJK TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS.
Methoden om een vreemde taal te leren 1 Correctie op p. 66 van de reader, laatste alinea: “Zulke vragen als wij hierboven over doel en vorm hebben gesteld,
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Eindtoets taal Oefenreeks 11 Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen.
FICTIE 1.1 VERHAALPERSONEN. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE Wat een verhaalprobleem/thema is en hoe dit verwoord wordt. Hoe spanning ontstaat en welke.
WOORDEN 3.7 STIJLFIGUREN De betekenis van de woorden uit deze paragraaf 2.Wat stijlfiguren zijn: hyperbool, eufemisme, understatement, litotes.
WOORDEN 2.7 HOMONIEMEN. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.De betekenis van de leerwoorden in deze paragraaf. 2.Wat homoniemen zijn.
1 van 8 Hoofdstuk 7 Taalbeschouwing. 2 van 8 Wat is taalbeschouwing? Taalbeschouwing als vijfde domein naast lezen, schrijven, luisteren, spreken Taalbeschouwing.
SPELLING 1.3 *ALLE OF ALLEN? SOMMIGE OF SOMMIGEN? *ACCENTTEKENS.
Woordenschat Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Semantiek week 4.
LES 3 LESMODULE LAAGGELETTERDHEID
Hoe ga je om met de ATLAS Met behulp van deze presentatie leer je hoe je moet werken met de de Grote Bosatlas.
Semantiek week 2.
Anatomie en Fysiologie
Semantiek week 3.
Bridge onder begeleiding
Kies het woord met de dubbele betekenis en leg uit waarom dat zo is.
Kies het woord met de dubbele betekenis en leg uit waarom dat zo is.
Cursus 1.3 Reis door de tijd Klas 1 KGT Lesweek 3
Bridge onder begeleiding
Les 2 “Drie methodieken” thema 9.3. en 9.4.
Houd je aandacht erbij! Trainers: Jan de Groot Henk Torreman.
Semantiek week 5.
Cursus 2.3 Het Leven van de Eerste Boeren Klas 1 BK Lesweek 4
Studie vaardigheden Thema 2 : Plannen.
Hoe schrijf je een recensie?
Hoofdstuk 3: De Grieken Klas 1 KGT Lesweek 6
Beste ath 4..
Ontdekkingen in de tijd van pruiken en revoluties
Hoofdstuk 14 Rekenen met tijd. Hoofdstuk 14 Rekenen met tijd.
H2 het onderwerp.
Hoofdstuk 1 Taal en taalonderwijs
Bridge onder begeleiding
Ontwerp een buitenles Les 1 Les 4.
Is ons taalvermogen genetisch bepaald?
Hoofdstuk 5 Taalverzorging
Project om kinderen in Nepal weer naar school, te laten gaan
Meetkunde Verzamelingen Klas 8.
spreekwoorden en uitdrukkingen
Welkom in groep.
Welkom in groep 6/7!.
Transcript van de presentatie:

Semantiek 2016-1017

Docenten: José Bruining en Henk Wolf Collegeplanning: wordt uitgedeeld Handout: wordt uitgedeeld Materiaal: Blackboard, henkwolf.nl, reader, taalcanon, stencils inleiding

Taal = vorm + betekenis Vorm: fonetiek, fonologie, morfologie, syntaxis, spelling Betekenis: semantiek (Grieks 'sema' = teken) wat is semantiek?

Op de handout staat in welke van de drie groepen je zit: - pruppeltjes - korrekikkies - namoeries groeps-indeling

Op je handout zie je bij 'Opdracht 1' twee zinnen staan Op je handout zie je bij 'Opdracht 1' twee zinnen staan. Geef bij elke zin aan of er in de loop van de tijd woorden zijn veranderd. Je krijgt vier minuten. Etymologie

1. Hebban olla vogala nestas hagunnan? (rond 1100) Pruppeltjes: 1. Hebban olla vogala nestas hagunnan? (rond 1100) -hebban -> hebben -olla -> alle -vogala -> vogelen -> vogels -nestas -> nesten -hebban hagunnan -> zijn begonnen 2. De dood en spaart niemand in deze traatse. (rond 1500) -traatse (spoor, weg, manier, vgl. 'trâce') -en (vgl. 'ne ... pas') Opdracht 1

Korrekikkies: 3. Sa, jongens, kuist de panne Korrekikkies: 3. Sa, jongens, kuist de panne! (19e eeuw) -sa -kuist -> kuis -panne -> pan 4. Stomtoevallig komt er een nomaad op zijn kameel voorbij racen. (21e eeuw) -nomade -> nomaad (vgl. 'panne') opdracht 1

5. Hij is hartstikke paranoia. (21e eeuw) Namoeries: 5. Hij is hartstikke paranoia. (21e eeuw) -paranoia/paranoïde -> paranoia (vgl. 'luxe') 6. Soms beseft ze zich niet hoe haar woorden overkomen. (21e eeuw) -beseffen -> zich beseffen opdracht 1

Ook de betekenis kan veranderen. Dat gaan we nu zien. In de vorige zes zinnen hebben we gezien dat de vorm van een woord kan veranderen. Ook de betekenis kan veranderen. Dat gaan we nu zien. Op je handout zie je bij opdracht 2 een aantal zinnen. Staan er woorden in die nu niet meer zo worden gebruikt? Je krijgt vier minuten. opdracht 2

Pruppeltjes: 1. Thans viel zijn oog op enige schilderijen. (17e eeuw) 2. Hier onder deze eik is het goed vrijen. (19e eeuw) 3. In Gouda werd de Frans Lafeberschool, school voor debiele kinderen, bezichtigd. (1961) 4. Weet je hoe je bij een man kan zien of hij nog maagd is? (21e eeuw) opdracht 2

Korrekikkies: 1. In haar engels wezen was wat zoets te lezen Korrekikkies: 1. In haar engels wezen was wat zoets te lezen. (17e eeuw) 2. Hij was rijkelijk beschonken. (17e eeuw) 3. Ons moeders zuster was een deftig wijf. (19e eeuw) 4. Weet je hoe je bij een man kan zien of hij nog maagd is? (21e eeuw) opdracht 2

Namoeries: 1. De advocaat was tijdelijk opgestaan om zijn smerig ambt te aanvaarden. (17e eeuw) 2. Gij zijt debiel, teer, gij zult ziek worden. (17e eeuw) 3. Hij heeft u lang gevrijd. (18e eeuw) 4. De Amerikaanse negerleider Martin Luther King wordt te Memphis (Tennessee) vermoord. (1984) opdracht 2

denotatie/connotatie Een woord heeft twee soorten betekenis: denotatie: dat waarnaar het woord verwijst connotatie: de bijbetekenis of connotatie van het woord denotatie/connotatie

denotatie/connotatie Zelfde denotatie, verschillende connotaties: Die meneer heeft te weinig geld bij zich. Die man heeft te weinig geld bij zich. Die vent heeft te weinig geld bij zich. denotatie/connotatie

denotatie/connotatie Zelfde denotatie, verschillende connotaties: Die meneer heeft te weinig geld bij zich. Die man heeft te weinig geld bij zich. Die vent heeft te weinig geld bij zich. Deze zalf is bedoeld voor uw anus. Deze zalf is bedoeld voor uw poepgaatje. Deze zalf is bedoeld voor uw reet. denotatie/connotatie

denotatie/connotatie Semantische veranderingen: Denotatie: 17e eeuw: 'thans' = 'toen' 21e eeuw: 'thans' = 'nu' Connotatie: 17e eeuw: 'thans' = algemeen gebruikelijk 21e eeuw: 'thans' = ouderwets, schrijftalig denotatie/connotatie

denotatie/connotatie Semantische veranderingen: Denotatie: 17e eeuw: 'debiel' = zwak, onzelfstandig 19e eeuw: 'debiel' = met een IQ tussen de 50 en 80 21e eeuw: 'debiel' = getikt, geschift Connotatie: 17e eeuw: 'debiel' = algemeen 19e eeuw: 'debiel' = medisch, formeel 21e eeuw: 'debiel' = grof, informeel denotatie/connotatie

Wat betekent het woord 'pruppeltje'? extensie/intensie

Wat betekent het woord 'pruppeltje'? extensie extensie/intensie

Wat betekent het woord 'pruppeltje'? extensie intensie extensie/intensie

Wat betekent het woord 'pruppeltje'? extensie intensie: al die studenten Nederlands aan de NHL te Leeuwarden die meedoen aan de cursus semantiek in collegejaar 2016-2017 die door middel van de handout die tijdens de eerste bijeenkomst is uitgereikt zijn ingedeeld in de groep 'pruppeltjes'. extensie/intensie

Semantiek denotatie (wat precies?) connotatie (gevoelswaarde) extensie (allemaal noemen) intensie (definiëren, omschrijven) connotatie (gevoelswaarde) extensie/intensie

Heeft elk woord een extensie? eenhoorn aartsengel molecuul extensie/intensie

Heeft elk woord een extensie? eenhoorn aartsengel evenwicht Heeft elk woord een intensie? Friezen vrijheid cultuur extensie/intensie

extensie/intensie

Staat de extensie van een woord vast? Inhoudswoorden: fiets, lopen, blauw, beneden Deiktische woorden: hij, mijn, hier, dat, zoiets Functiewoorden: omdat, de, en, te extensie/intensie

betekenisverandering Betekenis verandert. Dat kan op verschillende manieren: 1. Verruiming bijv. 'limonade', 'manuscript' betekenisverandering

betekenisverandering Betekenis verandert. Dat kan op verschillende manieren: 1. Verruiming bijv. 'limonade', 'manuscript' 2. Polysemie bijv. 'voet', 'muis' betekenisverandering

betekenisverandering

betekenisverandering De denotatie van een woord verandert soms. Een paar gebruikelijke manieren: 1. Verruiming bijv. 'limonade', 'manuscript' 2. Polysemie bijv. 'voet', 'muis' 3. Gaten vullen bijv. 'brusjes', 'motorrijtuigenbelasting' betekenisverandering

Vooruitblik: week 2, o.a. Waarom verdwijnt het woord 'allochtoon'? Hoe weten we dat Bello van de nieuwe buren een hond is? Waarom noemt mijn zoontje elke man 'papa'? vooruitblik

Vooruitblik: week 2, o.a. week 3, o.a. Waarom verdwijnt het woord 'allochtoon'? Hoe weten we dat Bello van de nieuwe buren een hond is? Waarom noemt mijn zoontje elke man 'papa'? week 3, o.a. Waarom noemen we de ABN/AMRO naar een zitmeubel, nl. 'bank'? Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering? vooruitblik

Vooruitblik: Week 4, o.a. Week 5, o.a. Week 6, o.a. Week 7, o.a. Waarom lees je zelden dat een gemeente "een mannelijke burgemeester" heeft? Week 5, o.a. Zien sprekers van verschillende talen de wereld ook verschillend? Week 6, o.a. Hoe onthouden we de betekenis van abstracte woorden? Week 7, o.a. Hoe kan het dat we soms aan een half woord genoeg hebben? week 8: Uitloopweek: moeten we nog wat inhalen? vooruitblik