Leidinggeven Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken
Inhoud 1 Taken leidinggevende 2 Leidinggeven 3 Overleg 4 Communicatie 5 Instrueren, stimuleren en motiveren 6 Betrokkenheid en werkdruk 7 Controleren van processen 8 Begeleiden en controleren 9 Opleidingsplan 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 11 Iedereen is anders, iedereen is gelijk 1
Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 2 ► Het functioneringsgesprek 1
Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 3 ► Het functioneringsgesprek 2 ► Het huidig functioneren wordt toekomstgericht besproken. ► Gesprek is tweezijdig; gesprekspartners zijn gelijkwaardig. ► Individuele behoeften en ontwikkeling zijn van belang. ► De sfeer is veiliger, informeel, maar niet vrijblijvend. ► Bij zwakke punten wordt gekeken wat eraan te doen valt. ► Sterke punten krijgen ruime aandacht. ► Nadruk ligt op ontwikkeling. Het maken van afspraken ter afsluiting staat centraal. ► De gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd. ► Verslagen worden bewaard in het personeelsdossier. ► Minimaal een keer per jaar. ► Geen rechtspositionele gevolgen.
Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 4 ► Het beoordelingsgesprek 1
Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 5 ► Het beoordelingsgesprek 2 ► Evaluatie functioneren uit een recent verleden. ► Eenzijdig; de leidinggevende heeft het initiatief. ► De organisatie staat voorop, maar ook de ontwikkeling van de medewerker is belangrijk. ► Kan als bedreigend worden ervaren. Het karakter is formeel. ► Zwakke punten worden negatief beoordeeld. ► Sterke punten worden positief beoordeeld. ► Nadruk ligt op evaluatie. ► De beoordeling wordt schriftelijk vastgelegd. ► De beoordeling wordt bewaard in het personeelsdossier. ► Meestal eens per jaar ► Rechtspositionele gevolgen.
Hoofdstuk 10 Functionerings- en beoordelingsgesprekken 6 ► slecht nieuws ► ontvangst van het slechte nieuws ► oplossingen ► probleemgedrag