Periode 4 Kassawerkzaamheden Kerntaak: kassatransacties afhandelen en/of deze leiden Hoofdstuk: Gebruiksklaarmaken van het afrekenpunt/ -systeem Par: 1.1 en 1.2 Blz. 426 tm 431
1.1. Afrekenpunt De verkeerde rij De caissière De kassa Afrekenpunt:
Het gebruiksklaarmaken van het afrekenpunt wodt in bijna iedere winkel voor openingstijd gedaan. Gebruiksklaarmaken: -Wisselgeld in kassalade - Opruimen - Schoonmaken -Check out aanzetten (kassa bij bijv. een supermarkt met een lopendeband)
Check – out:
Wisselgeld Het bedrag waar je de dag in de winkel mee begint. Vaak een vast bedrag. Van € 50,-- tot …., ligt aan de winkel. Kassala heeft vaak een vaste indeling. Munten vaak vooraan (van klein naar groot, 8) Biljetten er achter (van klein naar groot, 4)
Kassala
De biljetten in de kassala liggen vaak “gekopt”.
Verder controleren: Is de pin automaat is aangemeld? Werken de veiligheidsmaatregelen? Is er voldoende verpakkingsmateriaal (plus hulpmiddelen: schaar, plakband, lint, pin) Zijn er voldoende reserve kassarollen bij de hand? Liggen de afroomenveloppen/buizen op hun plek? Liggen er juiste folders bij de kassa? Liggen er genoeg koopzegels en spaarzegels bij de kassa. Artikelen bij de kassa zijn aangevuld?
1.2 Afrekensysteem en verkoopsysteem Het verkoopsysteem (bediening, zelfbediening of zelfkeuze) is van invloed op het uitvoeren van de werkzaamheden bij het afrekenen. Bediening: de verkoper begeleid de klant van begin tot einde Zelfbediening: De cassiere helpt de klant bij het afrekenen Zelfkeuze: -klant betaald de verkoper die hem heeft geholpen -Klant betaald een collega van de verkoper die toevallig bij de kassa staat - Klant betaald een collega die vast bij de kassa staat
Check-out Groot kassameubel met: toonbankje, kassa met scanner, lopendeband in inpakplek Waar: - Woonwarenhuizen - Supermarkt - Hypermarkten - Discounter - Bouwmarkten, tuincentra