Brief aan de Galaten -19- geloof – zonen - Abraham
3:7 Erkent dus dat dezen, die uit geloof zijn, zonen van Abraham zijn. Daarom is het uit geloof opdat het met genade overeenstemt – Romeinen 4:16
3:7 Erkent dus dat dezen, die uit geloof zijn, zonen van Abraham zijn. zonen van Abraham: Israël, in principe van wie het hart besneden is en die wandelen in de voetsporen van het geloof en volgens onderwijs van de 12 de grondregels in acht nemen zonen: als het ware nakomelingen, geestelijk – uit geloof zoon = bouwer van een huis
3:7 Erkent dus dat dezen, die uit geloof zijn, zonen van Abraham zijn. Abram was nog onbesneden – Romeinen 4:10 geloof: zonder ritueel, werk of symbool
De Schrift pf nu, die vooruit zag, dat God de natiën uit geloof rechtvaardigt, verkondigde tevoren evangelie aan Abraham: ‘in u zullen alle natiën gezegend worden’ Galaten 3:8 De Schrift: Genesis 12:3 vooruit zag: profetisch Pf = personificatie, als persoon voorstellen
uit geloof van Jezus Christus gerechtvaardigd voor God rechtvaardiging: corrigerende uitspraak van God, waarmee iemands gerechtigheid vastgesteld wordt : ‘jij bent gerechtvaardigd’
‘verkondigde tevoren evangelie aan Abraham’ Galaten 3:8 De Schrift, een vreugdebode: 2 Samuël 18:26; Jesaja 41:27; 52:7 Nahum 1:15 De vreugdebode vertelt evangelie aan Israël, de mensen
‘in jou zullen alle natiën gezegend worden’ en in jou en in jouw zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden (HB) Genesis 12:3 gezegend: baruch, brk ( ), buigen bkr = eerstgeborene ( )
‘in jou zullen alle natiën gezegend worden’ En Abraham zal worden, ja worden tot een groot en machtig volk (HB: goj), en alle volken (HB: gojim) van de aarde zijn in hem gezegend. Genesis 18:18
Natiën worden gerechtvaardigd uit geloof en niet uit werken Geloof + werken is voor de nakomelingen in het geloof van Abraham met een aardse bestemming Jakobus 2:22
Zo dat zij die uit geloof zijn, gezegend worden tezamen met de gelovige Abraham. Galaten 3:9 zij die uit geloof zijn gelovigen uit Israël gelovigen uit de natiën met een aardse bestemming (straks) met een hemelse bestemming (nu)
…gezegend worden tezamen met de gelovige Abraham…. Galaten 3:9b Zegen: voor Israël – geestelijke zegen en het land, priesters en koningen op aarde
…gezegend worden tezamen met de gelovige Abraham…. Galaten 3:9b Zegen: alle geestelijke zegen voor het lichaam van Christus te midden van de hemelingen, domein is in de hemelen. Geen aardse of materiële zegen. Eonisch leven, rechtvaardiging, verzoening, verheerlijking en hemelse roeping boven.
…wie uit de werken van de wet zijn: vloek …zij die uit geloof zijn: zegen Want al wie uit de werken van de wet zijn, zijn onder een vloek Galaten 3:10
de vloek van de wet…. vloek = neer-verwensing Er staat immers geschreven: ‘vervloekt is ieder die niet blijft in alles wat geschreven staat in de boekrol van de wet om dat te doen Vervloekt is wie niet uitvoert al de woorden van deze wet door ze te doen! En heel het volk moet zeggen: Amen. Deuteronomium 27:26; 28:15
vloek van de wet…. erin blijven + doen, anders verspeel je de zegen en krijg je de vloek voor Israël: geen zegen in het land geen goede oogst, geen vrucht, hongersnood, ballingschap Jakobus 2:10 : op één punt struikelen alles schuldig
de wet leidt tot de dood van de overtreder brengt niet dichter bij God de wet hield de natiën op afstand …….want de wet bewerkt verontwaardiging… Romeinen 4:15
De wet geldt alleen door degenen die onder de wet (geplaatst) zijn = Israël Psalm 78:5; Romeinen 3:19 Er zijn dus ook: mensen zonder wet Handelingen 2:23; Romeinen 2:12
twee bronnen van zegen: menselijke werken van de wet geen levensvatbare bron tot zegen wet: zwak door het vlees vloek: geen zegen de genade van God levensvatbare bron tot zegen geloof: zegen
‘dat echter in wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God is duidelijk, omdat de rechtvaardige uit geloof zal leven’ Galaten 3:11 wet getuigt tegen de mens stenen tafelen onder het beschermdeksel
de rechtvaardige uit geloof zal leven’ Habakuk 2:4; Galaten 3:11; Romeinen 1:17; Hebreeën 10:38 Rechtvaardigen: Abel; Henoch; Noach; Abraham, Sarah, Izak, Jakob, Jozef, Mozes, Rachab, Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, de profeten