Symposium SEN-SEO, 4/12/201 Emoties bij visuele en auditieve beperking : (niet) horen, (niet) zien en voelen Eva De Stecker Karine Uyttersprot Symposium SEN-SEO, 4/12/201
Auditieve beperking… Kan op zichzelf staan of onderdeel zijn van een syndroom Perceptiedoofheid vs geleidingsdoofheid Continuüm van slechthorend tot doof Vervormd horen impact op discriminatie van (niet)-verbale auditieve stimuli Prelinguale vs postlinguale doofheid verschillende impact op spraak en taalontwikkeling Erfelijke oorzaak vs aangeboren
Vroegtijdige screening mogelijkheid tot cochleair implantaat te overwegen leren herkennen van geluiden Spraak- en taalontwikkeling afhankelijk van omgeving en bijkomende beperkingen ◦ Natuurlijke en persoonsgebonden gestes ◦ Gebarentaal ◦ Gebarensystemen vb NMG, SMOG = simultaan gebruik gesproken taal en gebarensysteem ◦ Vingerspelling ◦ …
Communicatie Stelt in staat om greep te krijgen op de wereld = invloed uitoefenen = keuzes kunnen maken Niet in staat om te communiceren = onmachtsituatie = probleemgedrag: opstandigheid / agressie, apathie tot depressie, aangeleerde hulpeloosheid
“Communicatie is een uitwisselingsgebeuren: intentioneel, initiërend en responsief, gebruik makend van de uitingsvormen die je op dat moment ter beschikking staan.” (Marlene Daelman)
INVLOED VAN DE AUDITIEVE BEPERKING OP DE PERSOONSVORMING
Ontwikkelingsbelemmerende factoren Beperkte taalbezit en beperkte communicatie(technische) vaardigheden De onmogelijkheid verbale informatie informeel op te vangen Een andere leefsituatie, soms met andere verwachtingspatronen Anders in de wereld staan Bijkomende eisen i.v.m. sociaal competent gedrag
Het beperkte taalbezit en de beperkte communicatie(technische) vaardigheden
Wat kan het kind gezegd krijgen ? Hoe wordt het begrepen ? Wat kan de omgeving het kind duidelijk maken ? Hoe begrijpt het kind de omgeving ? Welke taal en welk begrippenkader is beschikbaar om gevoelens en belevingen te uiten, te benoemen en te duiden ?
Situatie: Lieselot (4;6 jaar) gaat naar bed. Ze wordt omgekleed in de badkamer. Er ontstaat volgend gesprek: L.Papa, wil jij straks naar het nieuws kijken ? V.Ja L.Papa, jij kijkt graag naar het nieuws. Gaan er soms mensen dood in het nieuws ? V.Soms zien we wel eens dat mensen schieten naar elkaar in het nieuws. Dat is niet bij ons. L. In de televisie gaan soms mensen dood. … L.Als ze schieten en je arm is af, dan mag je niet lachen met de mensen. … L.Je mag niet lachen als je Dirk ziet (Dirk is doof). Dirk kan niet goed spreken. V.Als je arm af is, dan ben je ook gehandicapt. Je mag niet lachen met Dirk omdat hij niet hoort, je mag wel plezier maken met hem. L.Als je arm af is, dan moet je zo doen. (toont hoe ze haar pyjama zou aandoen als ze één arm niet kan gebruiken).
Zoeken naar veiligheid en ordening in leefwereld Op zoek gaan naar duidelijkheid en nuancering ivm sociale regels Eigen initiatief van het kind om spontaan opgevangen informatie zelf te ordenen en een juiste plaats te geven
De onmogelijkheid verbale informatie informeel op te vangen en de kenmerken van de informatiestroom
Waarde van schijnbaar banale interacties, die op spontane wijze verlopen, waarbij mensen ongedwongen en open ‘in gesprek’ zijn opvangen van niet gerichte informatie
Bij de afwas na het avondmaal heeft een echtpaar volgend gesprek. De kinderen (4 en 5 jaar oud) tekenen aan de keukentafel. M. Vanmiddag belde Piet (broer van vader). V. Ah, moest hij niet werken ? M. Hij is toch dikwijls vroeg thuis. Hij had gehoord van Magda dat jij wijn wilde kopen. Hij kan er via iemand kopen bij een wijnboer. Hij moet het zeker deze week weten. V. Het moet weer rap gaan. M. Hij vroeg of we vrijdagavond niet langs gaan, we kunnen daar blijven eten. V. Vrijdag ? Ik denk dat ik laat thuis zal zijn. M. Maar zaterdag moet je ook bij Jan gaan helpen. Je hebt hem beloofd te gaan helpen met zijn brandhout. V. Ik zie nog wel. M. Vergeet niet terug te bellen.
Belangrijke info voor de kinderen: Waarschijnlijk gaan we dit weekend naar nonkel Piet Papa gaat zaterdag naar Jan Randinfo: Nonkel Piet is soms vroeg thuis Magda vertelde dat papa wijn wil kopen Bij Jan brengen ze zaterdag brandhout Piet is altijd op het laatste nippertje
= niet bewuste achtergrondsinformatie waarvan we continu gebruik maken om nieuwe gegevens of situaties te begrijpen of om ons eigen gedrag te sturen
= procesinformatie: elementen die weergeven hoe en waarom men tot een bepaalde conclusie komt modellen Hoe een afspraak (mogelijk) kan gemaakt worden Hoe informatie doorgegeven wordt in de familie Hoe ouders vooruitdenken, hoe iets gepland wordt en hoe verschillende elementen daarbij in rekening worden gebracht Hoe moeder rekening houdt met vader: zij anticipeert dat hij niet mag vergeten te telefoneren naar Piet …
Bij een doof kind… Gesprek niet gevolgd of misschien zelfs niet opgemerkt dat zijn ouders iets bespraken tijdens de afwas Eventueel de vraag wat er werd besproken… hoe dit samenvatten ? ◦ “Nonkel Piet heeft getelefoneerd” ◦ Of “Papa gaat zaterdag naar Jan” ◦ Of “misschien gaan we vrijdagavond naar nonkel Piet” ◦ Of een combinatie van enkele van deze dingen
Het vooruitdenken, het benoemen van vaders vergeten terug te bellen, de logische samenhang, het proces en het model, … zijn volkomen verdwenen De inhoud van de dialoog ‘vertolken’ voor het dove kind en tegelijk alle kwaliteiten ervan behouden is onmogelijk
Informele informatie verdwijnt of wordt formeel gemaakt Procesinformatie verdwijnt, in het beste geval blijft de productinformatie over Vooral de essentiële informatie wordt behouden
Wat betekent de informatiereductie in functie van de ontwikkeling van gevoelstaal, gevoelens, het omgaan met gevoelens ? ‘gebrekkige en ongenuanceerde’ ontwikkeling van gevoels- en belevingstaal bij dove personen gevoelens moeilijker onder woorden kunnen brengen, zwart-wit denken, weinig oog hebben voor de gevoelens en belevingen van anderen,…
Hoe meer doordacht en doelgerichter hieraan tegemoet komen ? Eigen gevoelens in een situatie regelmatig benoemen (model staan) Hun gevoelens in een situatie duiden (vangen), eventueel ongenuanceerde gevoelsuitingen correcter, meer genuanceerd gaan benoemen Bepaalde gevoelswoorden nav een situatie waarin dat woord te pas komt, doelbewust en expliciet gebruiken
Een andere leefsituatie, soms met andere verwachtingspatronen
Meer beschermende omgeving Sociaal isolement Te grote bescherming en afhankelijkheid Onaangepaste verwachtingen Eenzijdige identificaties
Anders in de wereld staan
Disfunctioneren van een zintuig invloed op hoe iemand in de wereld staat Gehoor = afstandszintuig /waarschuwingszintuig VEILIGHEIDSGEVOEL
Bijkomende eisen ivm sociaal competent gedrag
Adequaat omgaan met de gehoorstoornis in diverse situaties Bicultureel functioneren Zoeken naar een plaats in twee werelden
Het dynamisch-affectieve domein
“Ernstige doofheid op jonge leeftijd is meer dan een lichamelijke aandoening, het is een cultureel fenomeen, waarin sociale, emotionele, linguïstische en intellectuele patronen en problemen onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn.” (Beck & de Jong, 1990; Sacks, 1989)
Peutertijd: groeiend gevoel van autonomie en besef invloed te kunnen uitoefenen Eis omgeving impulsen te kunnen controleren / het kunnen uitstellen, afstellen of veranderen van behoeften
TAAL !!! Verbieden, afleiden, uitleg geven in genuanceerde bewoordingen … Emoties die worden opgeroepen door gestelde grenzen, ontladen in discussie ipv in een driftbui
Aanleren van complexe strategieën voor het omgaan met emoties grote invloed op het sociale gedrag van kinderen Vb het vermogen om probleemsituaties te overdenken, consequenties van eigen gedrag af te wegen, te anticiperen op probleemsituaties… Toepassing alleen mogelijk wanneer het kind in staat is, zowel de emotionele inhoud van de situatie te begrijpen, als de emoties die het bij zichzelf oproept te reguleren.
Voorwaarden: Sociaal inzicht = weet hebben van en opvatting over gevoelens, wensen en gedachten bij zichzelf en anderen, perspectief nemen van de ander, empathie Interpersoonlijke cognitieve vaardigheden voor probleemoplossing = begrijpen, hanteren en eventueel oplossen van sociale probleem- of conflictsituaties
Belang van communicatie en taal Kennis gevoelswaarde + emotionele ervaringen kunnen benoemen Taal om iets te bereiken, om gedachten uit te drukken, om contact te maken…, maar naarmate spraak-en taalontwikkeling vordert, wordt ook het denken steeds meer ‘talig’
Iemands zelfwaardering = gelinkt aan 2 basisbehoeften: Competentiebehoefte Behoefte aan sociale ondersteuning Belangrijk voor ◦ Welbevinden ◦ Motivatie ◦ Attributiestijl
Attributie = toekennen van eigen (mis)lukken aan bepaalde oorzaken Intern bv gebrek aan bekwaamheid Extern bv kans of geluk
Motivatie = verantwoordelijkheid opnemen voor ontplooien eigen mogelijkheden + persoonlijke keuzes op basis van de inschatting van zichzelf en de omgeving Wordt mede bepaald door: Mate van open staan voor omringende wereld, uitdagingen… Mate waarin men een inspanning kan opbrengen om problemen te overwinnen… Mate waarin men adequaat met succes en falen kan omgaan (inzicht in oorzaken, verantwoordelijkheid opnemen voor eigen gedrag…)
Zelfcontrole / emotieregulatie = mate waarin iemand erin slaagt zijn gevoelens te beheersen overeenkomstig zijn eigen wensen / bewuster om te gaan met gevoelens en op sociaal aanvaardbare wijze te uiten meer aangepast gedrag / verhogen welbevinden en zelfwaardering Vb woederegulering
Wisselwerking tussen dynamisch-affectieve ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling Inzicht in gevoelens + betere omgangsvaardigheid + vaardigheid tot sociale probleemoplossing positieve zelfwaardering + goede motivatie + goede zelfcontrole (sociaal-emotioneel) leren
Bedreigde psychische ontwikkeling Sociaal-emotionele waarde van communicatie Taal als drager van informatie Incidentele leren Taal als drager van het denken Ontwikkeling van het zelfbeeld