Rechtsontwikkeling De Hoge Raad en de CMR
60 jaar CMR Is de CMR bestand tegen de tand des tijds? Beperkingen Ontwikkelingen Belang van rechtsontwikkeling Vereuropeanisering (HvJ EU) 4 september 2014 ECLI:EU:C:2014:2145, NJ 2015/89 (Nickel & Goeldner/Kintra) 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:858, NJ ???? (Nipponkoa/Inter-Zuid) 4 mei 2010, ECLI:EU:C:2010:243, NJ 2010/482 (TNT/AXA) Hoge Raad
De Hoge Raad en rechtsontwikkeling Beperkingen Gebondenheid aan de cassatiemiddelen en de feiten Zaaksgebonden uitspraken Stapsgewijs Mogelijkheden Prejudiciële vragen (art Rv)
De Hoge Raad en de CMR ( ) HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2839, NJ 2012/362 (Amlin/Holtrop) HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3678, NJ 2012/516 (Godafoss) HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6747, NJ 2012/652 (Maat/Traxys) HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2043, NJ 2014/295 (Brinky/Hazeleger) HR 11 september 2015, ECL:NL:HR:2015:2528, S&S 2016/1 (Veldhuizen/Beurskens) HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3625, RvdW 2016/93 (Schenker/Transfennica)
Reikwijdte aansprakelijkheidsregeling Art. 17 lid 1 CMR “De vervoerder is aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering”
Exclusiviteit aansprakelijkheidsregeling “De CMR voorziet niet in een uitputtende regeling voor de aansprakelijkheid van de vervoerder. Art. 17 regelt uitsluitend de aansprakelijkheid van de vervoerder voor verlies van of schade aan door hem vervoerde zaken, alsmede voor vertraging in de aflevering. Aansprakelijkheid van de vervoerder voor andere dan de vervoerde zaken wordt niet door de CMR doch door het toepasselijke nationale recht beheerst.” HR 15 april 1994, NJ 1995/114 (Cargofoor)
Schenker/Transfennica Afzender Schenker OY (Roosendaal-Moskou) Schenker (Roosendaal-Hamina) Transfennica (Roosendaal-Hamina) Janssens (Roosendaal-Antwerpen) Contento & JSP Cargo OY (Hamina-Moskou)
Cassatie “De CMR voorziet niet in een uitputtende regeling van de aansprakelijkheid van de vervoerder. Art. 17 CMR regelt uitsluitend de aansprakelijkheid van de vervoerder voor verlies van of schade aan door hem vervoerde zaken, alsmede voor vertraging in de aflevering. Voor andere schade dan deze kan de vervoerder aansprakelijk zijn op grond van het toepasselijke nationale recht (vgl. met betrekking tot schade aan andere dan de vervoerde zaken HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1333, NJ 1995/114 (Cargofoor)).”
Cassatie “3.4.3 (…) de vervoersovereenkomst tussen Schenker en Transfennica is geëindigd op het moment dat Transfennica de goederen in Hamina had afgeleverd (…). Het hof heeft evenwel hieraan ten onrechte de gevolgtrekking verbonden dat de (…) gestelde tekortkoming (…) niet tot aansprakelijkheid (…) op grond van de vervoersovereenkomst kan leiden. (…) [Het hof heeft miskend dat het feit] dat de schade pas na het einde van de vervoersovereenkomst is ontstaan of aan het licht is gekomen, niet meebrengt dat geen aansprakelijkheid van de vervoerder op grond van de vervoersovereenkomst kan bestaan. Bepalend is immers of de schade, ook als die pas ontstaat of aan het licht komt nadat de vervoersovereenkomst is geëindigd, is veroorzaakt bij de uitvoering van die overeenkomst.”
Conclusie Nevenverplichtingen vervoerder Aflevering (HR 17 februari 2012, NJ 2012/289 (Tele Tegelen/Stainalloy) “[is] geen eenzijdige handeling van de vervoerder maar moet berusten op wilsovereenstemming tussen partijen in die zin dat de vervoerder de macht over het vervoerde goed met uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van de geadresseerde opgeeft en deze in de gelegenheid stelt de feitelijke macht over het goed uit te oefenen. Aan de hand van de inhoud van de desbetreffende vervoerovereenkomst en de feitelijke omstandigheden van het geval moet worden vastgesteld of aflevering in voormelde zin daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.”
Doorbraak van aansprakelijkheid (art. 29 CMR) Art. 29 lid 1 CMR “De vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt.”
Art. 8:1108 lid 1 BW “De vervoerder kan zich niet beroepen op enige beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handeling of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.”
Bewuste roekeloosheid “Van zodanig gedrag is sprake wanneer degene die zich aldus heeft gedragen het aan de gedraging verbonden gevaar kende en zich ervan bewust was dat de kans dat het gevaar zich zou verwezenlijken aanzienlijk groter was dan de kans dat niet zou gebeuren, maar zich daardoor niet van dit gedrag heeft laten weerhouden” HR 5 januari 2001, NJ 2001/391 (Cigna/Overbeek) en NJ 2001/392 (Philip Morris/Van der Graaf) HR 22 februari 2002, NJ 2002/338 (De Jong & Grauss) HR 11 oktober 2002, NJ 2002/598 (K-Line) HR 14 juni 2006, NJ 2006/599 HR 29 mei 2009, NJ 2009/245 (Van der Graaf/AIG)
Elementen van Strikwerda 1.Aan de gedraging is gevaar verbonden en de kans dat dit gevaar zich zal verwezenlijken is aanzienlijk groter dan de kans dat dit niet zal gebeuren. Objectief element: beslissend is of — naar de ervaring leert — het gestelde gedrag in de gegeven omstandigheden gevaarlijk is en of — naar de ervaring leert — de kans dat het gevaar zich in de gegeven omstandigheden zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan dat dit niet gebeurt Drempelvoorwaarde: is van gevaar geen sprake of is het gevaar niet van dien aard dat de kans op schade aanzienlijk groter is dan de kans dat schade uitblijft, dan komt men aan de twee andere elementen van de maatstaf niet toe.
Elementen van Strikwerda 2.Degene die handelt of nalaat kent het aan zijn gedrag verbonden gevaar en is zich ervan bewust dat de kans dat schade optreedt aanzienlijk groter is dan de kans dat schade uitblijft (subjectief element) 3.De kennis van het aan het gedrag verbonden gevaar en het zich bewust zijn dat de kans dat schade op zal treden aanzienlijk groter is dan de kans dat schade zal uitblijven, hebben degene die handelde of naliet van zijn gedrag niet weerhouden (roekeloos)
Maat/Traxys Organisatieverwijt “De verwijten van de ladingbelanghebbende zijn gericht op de wijze waarop de vervoerder is georganiseerd en waarop de vervoerder uitvoering geeft aan de vervoeropdrachten. De verwijten zijn niet gericht op het handelen of nalaten van de chauffeur als zodanig.”
Cassatie “In verband met de vooropstelling van het hof in rov dat de verwijten van Traxys c.s. zijn gericht op de wijze waarop Maat is georganiseerd, verdient nog opmerking dat het eerdergenoemde "gedrag" ook kan bestaan uit het scheppen of laten voortduren van een toestand.”
Cassatie “[Dat oordeel] wordt niet anders indien acht wordt geslagen op de vooropstelling in rov , dat het verwijt dat door Traxys c.s. aan Maat wordt gemaakt ziet op “de wijze waarop Maat georganiseerd is” inzake “transportopdrachten als de onderhavige”. Voor zover deze verwijten al specifiek zijn gericht op de organisatie van Maat (bijvoorbeeld het 's nachts laten overstaan van vrachtwagens op een onbewaakt terrein) zijn zij eveneens ontoereikend om te kunnen oordelen dat de organisatie van Maat dusdanig gebrekkig is ingericht dat reeds in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat daardoor de kans op diefstal van een willekeurige overstaande vrachtwagen op korte termijn aanzienlijk groter is dan de kans op het achterwege blijven daarvan.”
Conclusie ‘Terugkomen’? Is drempelvoorwaarde wel een drempel? HR 29 mei 2009, NJ 2009/245 (Van der Graaf/AIG)
Opvolgend vervoer (art. 34 CMR) “Indien een vervoer, onderworpen aan één enkele overeenkomst, wordt bewerkstelligd door opvolgende wegvervoerders, worden de tweede en ieder van de volgende vervoerders door inontvangstneming van de goederen en van de vrachtbrief partij bij de overeenkomst op de voorwaarden van de vrachtbrief en wordt ieder van hen aansprakelijk voor de bewerkstelliging van het gehele vervoer.”
Verhaal (art. 39 CMR) Recht van verhaal (art. 37 CMR) Art. 39 lid 1 CMR “De vervoerder, op wie verhaal wordt uitgeoefend (…) is niet gerechtigd de gegrondheid van de betaling door de vervoerder, die het verhaal uitoefent, te betwisten, wanneer de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke uitspraak, mits hij behoorlijk van het rechtsgeding in kennis is gesteld en hij gelegenheid heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen.”
Veldhuizen/Beurskens Afzender HP Trans-O-Flex (hoofdvervoerder) Beurskens (ondervervoerder) Veldhuizen (feitelijk vervoerder)
Cassatie Tekst: dwingt er niet toe art. 34 CMR aldus uit te leggen dat geen sprake kan zijn van opvolgend vervoer indien de hoofdvervoerder en mogelijke andere vervoerders uitsluitend ‘papieren’ vervoerder zijn Voorwerp en doel: versterking van de verhaalsmogelijkheden van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder. Dit is grond om art. 34 CMR aldus uit te leggen dat deze bepaling ook ziet op het geval dat de hoofdvervoerder en mogelijke andere vervoerders uitsluitend ‘papieren’ vervoerder zijn. Een dergelijke ruime uitleg doet de regeling van de art CMR immers beter beantwoorden aan de beoogde versterking van de positie van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder. Heersende leer: ruime uitleg
Cassatie Tekst: waarborgt dat een verweer dat ziet op de verschuldigdheid of de hoogte van het aan de derde (de ladingbelanghebbende) betaalde bedrag alleen dan in de verhaalsprocedure is uitgesloten indien het in de procedure tussen de verhaalzoekende vervoerder en de derde is gevoerd of kon worden gevoerd Voorwerp en doel: versterking van de verhaalsmogelijkheden van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder Heersende leer: geen
Cassatie “Art. 39 lid 1 CMR belet dus niet dat de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend, in de verhaalsprocedure verweren voert die in de procedure tussen de verhaalzoekende vervoerder en de derde niet konden worden gevoerd, zoals verweren die zien op de verhaalsvordering zelf (bijvoorbeeld het verweer dat deze vordering is verjaard of niet voor het bevoegde gerecht is ingesteld, of het verweer dat hoofdstuk VI CMR toepassing mist). Evenmin belet art. 39 lid 1 CMR dat de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend, in de verhaalsprocedure een beroep doet op een van de art. 37 en art. 38 CMR afwijkende regeling die op de voet van art. 40 CMR tussen hem en de verhaalzoekende vervoerder is overeengekomen.”
Conclusie Inhoudelijk verweer?
Afronding