De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Sociale pedagogiek.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Sociale pedagogiek."— Transcript van de presentatie:

1 Sociale pedagogiek

2 Sociale pedagogiek Cursusmateriaal :
Transparanten : cfr website vakgroep sociale, culturele en vrijetijdsagogiek Literatuur Handboek Jeugdwerk Collegenota’s – Cfr inz. gastcolleges

3 Sociale pedagogiek Examen Mondeling met schriftelijke voorbereiding
Schriftelijke voorbereiding omvat Kritische en geargumenteerde bespreking wetenschappelijk artikel Voorbereiding mondelinge vragen (2 op 3 vragen beantwoorden) Bespreking wetenschappelijk artikel In te leveren uiterlijk 15 maart Mag in groepjes gemaakt worden

4 Sociale pedagogiek

5 Sociale pedagogiek Socialisatie buiten school Hulpverlening Arbeid
Vrije tijd Jeugdbeleid  Streven tot omschrijving situatie kinderen en jongeren in pedagogische termen

6 Sociale pedagogiek  Contextgebonden
Maatschappelijke probleemdefinitie voorafgaand aan wetenschappelijke definitie Als feitelijkheid Als opvatting over sociaal pedagogische probleembenadering Wisselwerking maatschappelijke en wetenschappelijke probleemdefinitie Pedagogiek als verantwoordingsdebat (reflective practioner)

7 Sociale pedagogiek Sociale pedagogiek = mede-actor in probleemdefinitie Beeld van de jeugd Beeld pedagogische bekommernis om de jeugd

8 Kernthema sociale pedagogiek
Thematisering relatie individu en gemeenschap: 1. Maatschappelijke vorming 2. Wisselwerking opvoeding en maatschappij 3. Jeugd = object pedagogische bekommernis

9 Maatschappelijke vorming
Tot einde 19de eeuw: Individuele vorming = ook sociale vorming B.v. Rousseau: opvoeding in wezen sociaal. Filantropen: individuele opvoeding = kinderen leren uit zichzelf te doen wat maatschappelijk belangrijk is.

10 Maatschappelijke vorming
Franse revolutie: « maatschappelijke orde » = sociaal en wetenschappelijk probleem « Sozialpädagogik » >< « Individualpädagogik » Natorp: gemeenschap = idee, een permanente opdracht, te realiseren via de sociale verbanden die bemiddelen tussen individu en gemeenschap. Vgl. Comte: revolutie = gevolg van het wegvallen van de sociale instellingen tussen gezin en staat.

11 Maatschappelijke vorming
Eeuwwisseling: jongeren moeten kennis/vaardigheden verwerven nodig om in democratie te kunnen functioneren en democratie vorm te geven (Kohnstamm, Kohlbrugge) Mennicke (1930): « opvoeden tot gemeenschap » is nodig gezien erosie standenmaatschappij  doelgroep: werkloze jongeren

12 Maatschappelijke vorming
Na WO II: « onmaatschappelijkheidsbestrijding  » Bescherming tegen opkomende consumptiecultuur b.v. Hoe jongeren arbeidsethos bijbrengen? Hoe jongeren in de kerk houden? Hoe jongeren beschermen tegen negatieve invloed arbeid(ers)milieu?

13 Maatschappelijke vorming
Opvoeding tot gemeenschap 1. Gemeenschapsopvoeding (staatsburgerlijke opvoeding) Kohnstamm: opvoeding door den staat, voor den staat.  opvoeding individu  plicht maatschappij 2. Pedagogiek van het derde milieu

14 Maatschappelijke vorming
Pedagogiek van het derde milieu Begeleiding jongeren in de vrije tijd Focus: niet georganiseerde jeugd Na WO II Maatschappelijk werk + volksontwikkeling Focus: pedagogische verantwoordelijkheid maatschappij en vormgeving hieraan in pedagogische voorzieningen

15 Pedagogiek van het derde milieu
 Gezin = eerste opvoedingsmilieu school = tweede opvoedingsmilieu buiten school = derde opvoedingsmilieu  derde opvoedingsmilieu = corrigerend en/of aanvullend (residuele benadering)

16 Pedagogiek van het derde milieu
Pedagogische verantwoordelijkheid samenleving  creëren sociale en culturele voorwaarden sociale opvoeding (cfr. ontwikkeling verzorgingsstaat) Impuls praktijkveld: toenemend aantal interventies sociale pedagogiek = opvoeding tot emancipatie uit belemmerende sociale afhankelijkheden

17 Van integratie naar emancipatie
Groep = instrument participatie individu van « sociale integratie » naar « ondersteuning  autonomie jeugdige » Groep = referentiepunt collectieve emancipatie  doelgroepenoriëntatie

18 Van « sociale pedagogiek » naar « jeugdstudies »
Sociale integratie  ondersteuning autonomie Van « gemeenschapsopvoeding » naar studie « agogische proces » Intentionele en systematische beïnvloeding door agoog ten aanzien van cliëntsysteem met oog op verandering in wenselijke richting Breed opentrekken blikveld Decentrering agogisch perspectief Interdisciplinaire benadering jeugdvraagstukken

19 Sociale pedagogiek als deel pedagogiek
- « gemeenschapsopvoeding » blijft kernthema - verschuiving naar « handelingstheoretische benadering »  biografische, institutionele, politieke competentie

20 Sociale pedagogiek als deel pedagogiek
Focus: wisselwerking opvoeding en maatschappij Sociale pedagogiek = specifieke pedagogische betrokkenheid op sociale problemen

21 Sociale pedagogiek: discussieterreinen
1. Specifieke doelgroep? cfr. Discussie leeftijd als afbakeningscriterium  jeugd = sociale organisatie leeftijdsgroep aandacht verschuivende betekenis jeugdbegrip

22 Sociale pedagogiek: discussieterreinen
2. Alle terreinen opvoeding/socialisatie >< specifieke invulling schoolpedagogiek, sociale pedagogiek, vrijetijdspedagogiek  professionele interventies op terrein hulpverlening en jeugdbeleid

23 Pedagogisering Pedagogisering = toenemende ordening situatie in pedagogische termen  « jong zijn = scholier zijn »  creatie wereld « op maat » van kind/jeugdige : ontwikkeling - jeugdzorg - jeugdhulpverlening - jeugdwerk

24 Pedagogisering Debat jeugdwerk :
- georganiseerde/niet georganiseerde jeugd - open jeugdwerk - maatschappelijk geïntegreerd jeugdbeleid Debat jeugdzorg : Ontwikkeling « algemene » jeugdhulpverlening naast « bijzondere jeugdzorg » Debat rechtspositie jeugdige

25 Jeugdzorg Omstreeks 1850: ontstaan patronaten
« Vincentius a Paulo »-genootschappen: gezonde ontspanning, (godsdienst)onderricht en voming voor jongens « uit den werkenden stand » Bescherming tegen morele gevaren door gepaste opvoeding  recurrente kenmerken jeugdwerk - combinatie vorming/vrijetijdsbesteding - prioritaire gerichtheid op arbeiderskinderen

26 Jeugdzorg Vanaf midden 19de eeuw: hervormingsscholen
geschoeid op militaire leest: karaktervorming door arbeid, strenge discipline, morele dwang en straffen  heropvoeding delinquente jeugd

27 Jeugdzorg Eind 19de eeuw: patronagecomités
- ambulante hulp verwaarloosde jeugd in steden - ontwikkeling plaatsingspraktijk 1912: wet op de kinderbescherming Wettelijke basis interventie Te zien in relatie tot arbeidsverbod kinderen en introductie leerplicht

28 Jeugdzorg Studerende jongeren vallen buiten blikveld
1875: studentenjeugdbeweging (Rodenbach) Positieve benadering door pedagogen pedagogische ondersteuning maakt van jeugdbeweging vorm van jeugdwerk

29 Kinderwetten 1911: verbod van kinderarbeid
1912: wetgeving op kinderbescherming 1914: wetgeving op de leerplicht 1919: oprichting N.W.K. Ontwikkeling + intensifiering pedagogiseringsproces Toenemende institutionalisering opvoeding + onderwijs Differentiatie naargelang sociale klasse

30 Vrije jeugdvorming Studentenbeweging wordt algemener verschijnsel
1896: « wandervögel »  via trektochten en contact met de natuur verzet uitdrukken tegen leven in de stad en geborneerde levensstijl burgerij Recurrente factoren in ontwikkeling jeugdculturen: School Stad (hetzij in afkeer, hetzij in specifiek beleven)

31 Vrije jeugdvorming Ontstaan scouting (België: 1910)
Grote verspreiding, cfr. Aandacht vanuit leger/staat (ondersteunen burgerlijke en patriottistische gevoelens), later ook aandacht vanuit katholieke kerk  Methode om gezaghebbende waarden en normen bij de jeugd over te brengen

32 Vrije jeugdvorming Eind 19de, begin 20ste eeuw: breekpunt in situatie kinderen en jongeren 1. Institutionalisering levensloop: leeftijdsgebonden markeringspunten  culturele condities « jong zijn » 2. Massiviteit concepten « kind » en « jeugdige »: « opvoedelingen »  isolement van volwassenenwereld

33 Vrije jeugdvorming Sociale wetenschappen zijn actor in dit proces cfr. algemene pedagogiek, algemene psychologie …  individualiserende benadering heterogeniteit feitelijke situaties. Vorming van een beeld over « de » jeugd  twee hoofdtypes: jeugd als ideaal jeugd als probleem

34 Vrije jeugdvorming  kenmerken jeugdonderzoek
- focus op opmerkelijk gedrag - pedagogisch verschillende waardering gedrag hoger/lager geschoolden - mythologisch beeld « jeugd drager toekomst »

35 Vrije jeugdvorming Georganiseerde/niet-georganiseerde jeugd
Jeugdbeweging omstreeks eeuwwisseling is overwegend zaak van studerende jongeren 1920: herdefiniëring jeugdbeweging tot methode van jeugdwerk (cfr. Scouting)

36 Vrije jeugdvorming Na WO I
Jeugdbeweging gekoppeld aan streven bescherming tegen wereldse invloeden (commerciële cultuur/communisme)  jeugdbeweging: terrein maatschappelijke polarisatie  ontwikkeling grote, trapsgewijze georganiseerde, verzuilde jeugdbewegingen

37 Vrije jeugdvorming Vlaanderen: impact katholieke actie (uitbouw specifieke jeugdbewegingsmethodiek door CARDIJN) verdere uitbouw scouting Omvorming patronaten tot chiro, met behoud parochiale structuur ( verschillend bereik chiro/scouting)

38 Jeugdbeweging Toonaangevend voor jeugdwerk tussen beide wereldoorlogen
Feitelijk wordt een minderheid bereikt, overwegend katholieke studerende jongeren vraag of jeugdbeweging van « elitebeweging » naar « massabeweging » moet uitgroeien

39 Jeugdbeweging  twee stromingen:
1. Elitebeweging: voorbode toekomstige maatschappij + vorming kern toekomstige leiders 2. Massabeweging  doel: bereiken « massajeugd »

40 Massajeugd Probleemformulering toegespitst op ongeschoolde arbeidersjeugd Risicogroep voor verwildering, want afwijkend van stijgingsmotief (cfr. Meritocratische onderwijsorganisatie)  toenemende aandacht vrije tijd als te pedagogiseren ruimte

41 Massajeugd Initiatieven terzake overwegend een zaak van particulier initiatief  zuilen = concrete schakel tussen staat en burgers door koppeling morele verantwoordelijkheid en gemeenschapsbelang  pedagogische thema’s: bevorderen wilskracht, zelfdiscipline, karaktersterkte Geleidelijk meer psychologisch ingevuld: « gehoorzaamheid in vertrouwen »

42 Ontwikkeling open jeugdwerk
Uitbouw naoorlogse verzorgingsstaat  verschuiving zorgarrangementen naar publieke sfeer Modernisering gaat gepaard met toenemende rationalisering en individualisering

43 Ontwikkeling open jeugdwerk
* Rationalisering = doelrationaliteit  « van onderzoek naar jeugdbeleid » * Individualisering = minder bindend worden traditionele patronen  doorbreken dominantie verzuilde jeugdbewegingen t.v.v. grotere differentiatie jeugdwerkvormen

44 Differentiatie werkvormen: het open jeugdwerk
Jeugdhuizen Nederland: club- en buurthuizen Frankrijk: Foyers de la Jeunesse Duitsland: Heim der Offenen Tur  lidmaatschap niet langer criterium voor participatie (>< jeugdbeweging)  « open jeugdwerk »

45 Het open jeugdwerk Blijvende aandacht voor arbeidersjongeren
 bedrijfsgericht vormingswerk  Levensscholen  Centra voor Levensvorming  Centra voor Werkende Jongeren

46 Het open jeugdwerk Van vrijetijdsgebied naar diverse terreinen en hulp- en diensverlening  parallel circuit voor jongeren naast circuit voor volwassenen: JONGERENINFORMATIE EN – ADVIESCENTRA, JONGERENCENTRA, JEUGDWERK Specifieke erkennings- en subsidiëringsregeling voor elke werkvorm

47 Intensifiering pedagogiserings-proces in naoorlogse periode
Onderwijs: langerdurende scholing + streven naar democratisering: « jong zijn = scholier zijn » Herziening kinderbeschermingswet 1912: introductie sociale bescherming + uitbreiding interventiemogelijkheden.

48 Intensifiering pedagogiserings-proces in naoorlogse periode
« Van jeugdige delinquenten, over jeugdigen-met-sociaal-niet-wenselijk geacht gedrag, naar jeugdigen in gevaar, en jongeren in culturele nood »  actieve maatschappelijke en culturele participatie als norm


Download ppt "Sociale pedagogiek."

Verwante presentaties


Ads door Google