De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Oriëntatie op Communicatiekunde Hoorcollege 3

Verwante presentaties


Presentatie over: "Oriëntatie op Communicatiekunde Hoorcollege 3"— Transcript van de presentatie:

1 Oriëntatie op Communicatiekunde Hoorcollege 3

2 Communicatie als proces
beknopte definitie: Communicatie is een proces waarbij door middel van tekens informatie wordt overgedragen Onder "tekens" vallen naast woorden en zinnen ook niet-verbale elementen zoals gebaren, afbeeldingen enzovoort. Belangrijk is in alle gevallen dat er een herkenbare relatie bestaat tussen het teken en de betekenis ('het object').

3 Tekens ( ‘Signs’ ) the semiotic triangle
betekenis TEKEN betekenisdrager referent Sign vehicle (betekenisdrager): the form of the sign Sense (betekenis): the sense made of the sign Referent (referent; object): what the sign 'stands for'

4 Soorten van tekens (C.S. Peirce)
TEKEN RELATIE TEKEN - OBJECT VOORBEELD icoon gelijkenis (afbeelden) foto, tekening index nabijheid (aanwijzen) pijl symbool conventie (afspraak, regel) woord vaak wordt nog een bijzonder soort index onderscheiden: symptoom causale relatie (inductie) rook (- vuur) symptoom: rook (--> vuur), koorts (--> ontsteking); icoon: afbeelding van een koe op een verkeersbord; index: naar iets wijzen; symbool: woorden en grafische symbolen met conventionele betekenis. zie verder (wordt in TVC I behandeld): Ferdinand de Saussure (semiotiek); H. Paul Grice: “natural meaning” vs “non-natural meaning”; Herbert H. Clark: signs (= symptoom) vs. signals (=overige tekens)

5 Links een index, rechts een teken met twee symbolische elementen (het woord “stop” en vorm+kleur van het bord) en een indexicaal element (omdat het betekent “stop hier”).

6 Hier is de symboliek gebaseerd op een vorm van intertextualiteit (we begrijpen de doorgestreepte cirkel als een verbod omdat we weten dat dat bij verkeersborden de betekenis van deze vorm is), maar bevat ook een iconisch element (een gestiliseerde afbeelding van een sigaret).

7 Dit teken is van oorsprong iconisch (vorm van het hart), maar staat symbolisch voor gevoelens van liefde.

8 Lineaire Communicatiemodellen
Harold Lasswell (1948) wie zegt wat in welk kanaal tegen wie met welk effect ? Shannon & Weaver (1949): Transmission model ruis bron  verzender  kanaal  ontvanger  bestemming feedback Lasswell was de eerste die een dergelijk model uitwerkte; Shannon & Weaver's versie is nog steeds een van de meest geciteerde en vormt de basis voor de Informatie-theoretische benadering van communicatie (zie hoorcollege 2).

9 Kritiek op het ‘transmission model’
communicatie als informatie-overdracht (onzekerheidsreductie) transport-metafoor vooronderstelt vaste code relatie en doelen van de deelnemers ? de rol van het medium ? context ? transport-metafoor: zender 'pakt' de boodschap in (in woorden) en verstuurt dat 'pakket' via een transportmiddel/-kanaal naar een onvanger, die het pakket uitpakt en er de boodschap 'uithaalt'.

10 Anna vraagt aan Bart: Weet jij hoe laat het is?
Bart: Kwart over drie. Anna: Dank je wel. Bart: Ja. Anna: ?! Bart: Nee, mijn horloge is kapot. In het eerste antwoord reageert Bart niet op de letterlijke betekenis van Anne's vraag, maar op haar (indirecte) verzoek. Het tweede antwoord is "oncoöperatief", het schendt het 'samenwerkingsbeginsel' (H. Paul Grice). Het derde antwoord geeft aan dat een geslaagdheidsvoorwaarde voor het verzoek niet vervuld is, nl. de voorwaarde dat de hoorder in staat moet zijn om aan het verzoek tegemoet te komen ("speech act theory", John Searle).

11 Enkele interpretaties van “Weet jij hoe laat het is?”
verzoek “Zeg mij hoe laat het is.” voorstel “Laten we maar gauw naar huis gaan.” verwijt “Je bent te laat!” argument “[Je mag nu niet meer naar buiten.] Het is te laat.” vraag “Kun jij de klok al lezen?”

12 H. Paul Grice (1975): 1. samenwerkingsbeginsel
Cooperative Principle Make your conversational contribution such as is required, at the stage at which it occurs, by the accepted purpose or direction of the talk exchange in which you are engaged. Vrij vertaald: Maak je gespreksbijdrage zo dat die, op de plaats waar je hem zet, voldoet aan de (impliciet of expliciet) overeengekomen doelen van het gesprek waaraan je deelneemt.

13 H. Paul Grice (1975): 2. Vier maximen
Maxim of quantity zeg net zoveel als in de situatie nodig is Maxim of quality zeg niets waarvan je zelf denkt of weet dat het onjuist is of waarvoor je geen onderbouwing hebt Maxim of relation wees relevant Maxim of manner vermijd versluierend/onduidelijk taalgebruik (“obscurity of expression”) vermijd ambiguïteit vermijd onnodig uitwijden (“be brief”) wees ordelijk

14 H. Paul Grice (1975): 3. zeggen en impliceren
A: I'm out of petrol. B: There is a garage around the corner. A impliceert een vraag naar een benzinestation B impliceert dat zijn informatie een oplossing biedt (dus o.m. dat het benzinestation naar zijn beste weten ook open is) conversational implicatures zijn niet geconventionaliseerd (dus niet conventioneel indirecte taalhandelingen zoals “kun je het zout aangeven graag?”) berekenbaar uit de maxims of quantity, quality, relation & manner “defeasible”, d.w.z., ze kunnen teruggenomen worden (“… maar ik vrees dat die nu niet open is.”)

15 Om te begrijpen wat A bedoelt met “Hoe is het gegaan” moet B niet alleen Nederlands begrijpen, maar ook weten waar “het” op slaat. Stel dat B bij de tandarts geweest is, maar ook de auto van de reparatie gehaald heeft. Over het laatste hebben de twee eerder gepraat, maar van de tandarts weet B maar toevallig, omdat hij de afspraak op B’s kalender heeft zien staan. Als B niet weet dat A van de tandartsafspraak op de hoogte is, kan A met “het” alleen het bezoek aan de garage bedoelen, want dat is in hun “common ground” ( = “mutual knowledge” ).

16 Basis voor coördinatie: Common Ground
fysieke aanwezigheid eerdere communicatie gemeenschappelijke ervaringen lid zijn van een bepaalde groep/maatschappij Het in principe nodige infiniete regres van "mutual knowledge" (hij weet dat zij weet dat hij weet...) wordt vermeden door een aantal heuristieken waarmee beredeneerde assumpties over de 'common ground' gemaakt kunnen worden: "physical copresence": objecten waarvan de deelnemers aan de communicatie zien dat de ander(en) er (ook) hun aandacht op vestigen, kunnen automatisch als in de common ground beschouwd worden. We kunnen er i.h.a. op vertrouwen dat eerder uitgewisselde informatie of gemeenschappelijke belevenissen in onze common ground met de betreffende persoon/personen zijn. Als we van iemand alleen weten (of vermoeden) dat hij/zij een bepaalde nationaliteit heeft, uit een bepaalde plaats komt, o.d., dan vloeien daaruit heel veel (meestal terechte) verwachtingen uit voort over gedeelde kennis. Welke kennis dat zoals betreft, is op de volgende sheet samengevat:

17 Kennis-elementen in groep of maatschappij
objecten, personen, feiten conventies, gewoontes (‘scripts’) instituties, procedures, regels, wetten Hier verdient de notie 'script' enige toelichting. Het gaat om een begrip uit de kunstmatige intelligentie van de jaren 70, toen men net begon met "natural language understanding" per computer, mede met het doel om zo meer te weten te komen over de menselijke taalverwerking. In de verhaaltjes die de computer toen moest leren begrijpen, kwamen veel alledaagse (en dus sterk geconventionaliseerde) situaties voor, waarbij de samenhang van het verhaal voor de computer niet te achterhalen was zonder speciale kennis van het soort objecten, personen en activiteiten (handelingssequenties) dat in die situatie (bijv. in een restaurant) verwacht wordt. Voorbeeldtekstje: "John went to a restaurant. The waiter was very unfriendly. He left without leaving a tip." Een taalverwerkend systeem heeft dus een "restaurant"- script nodig om te weten waar "de bediening" ineens vandaan komt, dat John, hoewel dat niet vermeld wordt, wél gegeten heeft, en dat het John, en niet de bediende is, die weggaat zonder een fooi te geven.

18 Opdracht 3 Rosengren (2000: 80/82) bespreekt zeven aspecten van ‘sociale afstand’ en suggereert een bepaalde volgorde m.b.t. de consequenties voor interpersoonlijke communicatie (leeftijd zou het minst moeten uitmaken, nationaliteit het meest). Verder schijnt hij te beweren (op pag. 80) dat deze aspecten een zgn. ‘Guttman scale’ (cumulatieve schaal) vormen [zie het Glossarium op de collegewebsite met een link naar een andere website waar een zeer goede uitleg staat over Guttman scales]. Wat vind je van deze twee suggesties/beweringen? Stuur uiterlijk dinsdagochtend 11 april maximaal 10 regels naar je newsgroup (als reply op de mail die Geertje Scholten er op 6 april zal posten) en reageer dan uiterlijk woensdag 12 april op een van de meningen (weer met reply).


Download ppt "Oriëntatie op Communicatiekunde Hoorcollege 3"

Verwante presentaties


Ads door Google