Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMonique de Ruiter Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Plichtethiek (deontologie) We noemen sommige dingen of handelingen goed en andere slecht Dit is niet zomaar een gevoel (toch?), we vinden dit ook echt We straffen mensen bijvoorbeeld, of we verwijten het hen (of onszelf) als zij (of wijzelf) iets slechts doen
2
Plichtethiek (deontologie) Maar hoe bepalen we dan of iets goed of slecht is? Utilisme: geluk is het allerhoogste goed, daarom is iets goed als het zoveel mogelijk geluk oplevert (tot gevolg heeft). We hebben vorige week gezien dat dit vaak niet klopt: 1 persoon dood maken om mensen blij te maken is not done. Ook al zou het echt zo zijn dat er dan meer geluk zou zijn. Het is inhumaan om mensen zomaar te doden.
3
Plichtethiek (deontologie) Hoe kunnen we dan bepalen wat goed of slecht is? Immanuel Kant (1724 – 1804) heeft een andere oplossing: niet pijn of genot, maar door middel van onze rede kunnen we morele wetten of regels bedenken die we aan onszelf opleggen In de tijd van Kant komt voor het eerst het idee op dat wij zelf ons leven richting kunnen geven en dat niemand anders dit voor ons zou moeten doen: autonomie! Onze emoties maken ons niet vrij we hebben er geen of nauwelijks invloed op
4
Plichtethiek (deontologie) Gedachtenexperiment van Kant: hoe weet je dat je vrij bent? Stel je een man voor die zo’n sterke lust voelt dat hij zegt die niet te kunnen bedwingen. Vraag hem of hij die lust ook niet zou kunnen bedwingen als er een galg stond voor het huis waar hij zijn lust kan bevredigen (bordeel, café, winkel), met de mededeling dat hij meteen zal worden opgeknoopt als hij het huis bezoekt. Niet vrij, want: lust wordt ‘bedwongen’ door een nóg sterkere lust: de wil te overleven.
5
Plichtethiek (deontologie) Gedachtenexperiment van Kant: Stel je nu diezelfde man voor. Hij moet een vals getuigenis afleggen tegen een eerlijke, onschuldige man. Als hij dat niet doet, wordt hij opgeknoopt. Nu staat er tegenover de lust om te overleven niet een andere lust. Hij heeft een sterke neiging om te liegen, omdat hij zo zijn leven redt. We kunnen er van uit gaan dat deze neiging erg sterk is; sterker dan de eventuele neiging om eerlijk te zijn of medelijden te hebben met deze man. Toch is hij er zich bewust van dat hij wel eerlijk zou kunnen zijn en dat hij dit eigenlijk ook behoort te doen.
6
De wil Zuivere Rede NOUMENALE WERELD FENOMENALE WERELD Natuurwetten
Emoties Sociale conventies Zuivere Rede Instrumentele rede De wil Gedetermineerd: niet vrij Vrijheid
7
Plichtethiek (deontologie) De fenomenale wereld kunnen we ervaren (de zintuiglijke wereld), maar alleen doordat we categorieën als ‘oorzakelijkheid’, ‘vrijheid’ en ‘god’ en ‘ziel’ hebben kunnen we er kennis over hebben. Dit zijn categorieën die we zelf niet kunnen kennen, want we zien ze niet in de wereld. Ze zijn onderdeel van de noumenale wereld (de denkbare wereld) Zij zijn de manier waarop wij de wereld (De ‘Dingen an Sich’) kennen. Moraal kan niet afgeleid worden uit de fenomenale wereld (zoals het utilisme wel doet!)
8
Plichtethiek (deontologie) Dat hij dit behoort te doen (dat dit zijn plicht is) weet hij door middel van de rede (en niet door emoties). Door de rede weten we dus dat we vrij (kunnen) zijn en wat het goede is. Kant doet dit door middel van de categorische imperatief: Handel altijd volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.
9
Plichtethiek (deontologie) Voorbeeld (van Kant zelf): Maxime: “Ik leen geld van iemand en beloof dat ik het zal terugbetalen, terwijl ik weet dat ik het niet kan terugbetalen.” De algemene, universele wet zou dan zijn: “Iedereen die geld leent, mag beloven het terug te betalen, terwijl zij weten dat zij het niet terug kunnen betalen.”
10
Plichtethiek (deontologie) Nu komt de rationele tegenstrijdigheid: Als het een universele wet zou zijn dat mensen een valse belofte mogen doen, dan kan ik niet meer beloven dat ik het geld terug betaal, omdat niemand mij dan gelooft! Iets beloven kan dan niet meer, omdat niemand er meer van uit kan gaan dat die belofte waarachtig is. Daarom gaat het doen van een valse belofte (om geld te lenen in dit geval) tegen de plicht in. Het is dus een slechte handeling.
11
Plichtethiek (deontologie) Let op: Het is dus niet een slechte handeling omdat het slechte gevolgen heeft, maar omdat het tegen de plicht ingaat. Je mag dus niet een valse belofte doen ook al zou dit iedereen gelukkiger maken.
12
Plichtethiek (deontologie) De categorische imperatief is eigenlijk een soort test om te bepalen of iets je plicht is (of juist niet). Veel handelingen zijn niet in strijd met de plicht, en zijn daarom toegestaan (niet goed of slecht) Je mag in ieder geval niet tegen de plicht ingaan!
13
Plichtethiek (deontologie)
Er zijn ook hypothetische imperatieven. Dit zijn ook rationele geboden, maar zijn altijd gericht op een bepaald gevolg: “Als ik mijn diploma wil halen (hypothese), dan moet ik studeren.” Het is dus wel een gebod, maar geen plicht: De intentie is niet zuiver door de rede bepaald (zoals in de CI) want het is gericht op een bepaald doel de handeling is alleen ‘goed’ als het doel ermee behaald wordt (het is niet goed in zichzelf) de rede wordt alleen instrumenteel gebruikt (om een bepaald doel te behalen) de wil is dan heteronoom (hetero = ander; iets / iemand anders stelt de wet)
14
Plichtethiek (deontologie) Het is Kant er om te doen dat mensen zelf nadenken! “Sapere aude” was zijn motto: “Durf (zelf) te weten” Mensen hebben de rede om zelf te bepalen wat goed of slecht is. Alleen dan zijn ze vrij. Als god of samenleving bepalen wat goed is, dan ben je niet vrij als mens Zij kunnen zichzelf de (morele) wet opleggen: autonomie.
15
Plichtethiek (deontologie) Omdat alle redelijke wezens autonoom en vrij zijn (in principe), verdienen alle mensen respect. Daarom luidt de tweede formulering van de categorische imperatief: “Gebruik anderen nooit uitsluitend als middel, maar ook altijd als doel in zichzelf.” Mensen zijn waardevol in zichzelf en niet alleen maar om te gebruiken (instrumenteel) om er bijvoorbeeld zelf gelukkiger van te worden (dit is duidelijk tegen het utilisme!)
16
Plichtethiek (deontologie) Laten we de categorische imperatief eens toepassen: “Liegen tegen een cliënt, zodat hij niet boos wordt (en de behandeling daardoor spaak loopt)” Klokkenluider: Fred Spijkers Een persoon doden om er negen andere mee te redden
17
Plichtethiek (deontologie) Iemand martelen om informatie los te krijgen waarmee een terroristische aanslag voorkomen kan worden Een cliënt tegen zijn wil separeren Een cliënt verbieden naar de kerk te gaan omdat je (terecht?) denkt dat religieuze ideeën het ziektebeeld versterken
18
Plichtethiek (deontologie) Maar ook deze theorie, die een universele morele regel voorschrijft, kan niet in alle situaties uitkomst bieden en kan op zijn eigen manier tot verkeerde consequenties leiden. Soms is meer wijsheid nodig en gevoeligheid voor de situatie. Bovendien: niet alleen de rede is waardevol! Chaplins ‘The Great Dictator’ speech: vergelijk met de speeches van verschillende presidenten van de USA (bijv. George W. Bush bij de invasie in Irak)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.