Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdSamuël de Veer Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Hirschi’s structureel-functionalistische antwoord op de vraag naar kleine criminaliteit onder jongeren Wout Ultee
2
Merton: vragen over vermogens- criminaliteit onder volwassenen Hirschi, Bruinsma, Baerveldt, Roovers: vragen over kleine criminaliteit onder jongeren Drie vragen over vormen van cohesie Durkheim: vragen over zelfdoding
3
(27) Intermediaire groeperingen hebben een norm over zelfdoding. (18) Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in om het even welke intermediaire groepering van een samenleving, is de kans groter dat zij de norm van deze groepering over zelfdoding naleven. Durkheims integratiehypothese gegeneraliseerd tot Ultee’s integratiehypothese (26) Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in om het even welke intermediaire groepering van een samenleving, leven ze om het even welke norm van deze groepering sterker na.
4
(28) De intermediaire groeperingen van een samenleving hebben normen over het vernielen door jongeren en ouderen van openbare eigendommen, over het stelen van privé ‑ eigendom in openbare plaatsen en voor publiek toegankelijke ruimten en over meer van dergelijke zaken (kleine criminaliteit). (26) Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in om het even welke intermediaire groepering van een samenleving, leven ze om het even welke norm van deze groepering sterker na. ( 29) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, leven ze normen van deze groeperingen met betrekking tot het ver- nielen van openbare eigendommen en dergelijke meer na. Ultee’s integratiehypothese geconcretiseerd
5
(30) Alle intermediaire groeperingen van een samenleving delen normen volgens welke vernieling van openbare eigendommen en dergelijke worden afgekeurd. ( 29) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, leven ze normen van deze groeperingen met betrekking tot het ver- nielen van openbare eigendommen en dergelijke meer na. (31) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, vernielen ze in mindere mate openbare eigendommen en dergelijke (begaan ze minder kleine criminaliteit). Ultee’s integratiehypothese geconcretiseerd tot Hirschi’s integratiehypothese
6
( 32) Jongeren en hun ouders vormen een intermediaire groepering. (31) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, vernielen ze in mindere mate openbare eigendommen en dergelijke (begaan ze minder kleine criminaliteit). ( 33) Naarmate jongeren een hechtere band met hun ouders hebben, plegen ze in mindere mate kleine criminaliteit. Hirschi’s integratiehypothese geconcretiseerd
7
(34) Als jongeren vaker met hun ouders over hun doen en laten praten, hebben ze een hechtere band met hun ouders. ( 33) Naarmate jongeren een hechtere band met hun ouders hebben, plegen ze in mindere mate kleine criminaliteit. (35) Naarmate jongeren vaker met hun ouders over hun doen en laten praten, begaan ze in minder mate kleine criminaliteit. Hirschi’s integratiehypothese nader geconcretiseerd tot een empirische voorspelling
8
(36) De school is een intermediaire groepering. (31) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, vernielen ze in mindere mate openbare eigendommen en dergelijke (begaan ze minder kleine criminaliteit). (37) Naarmate de band van jongeren met hun school hechter is, plegen ze in mindere mate kleine criminaliteit. Hirschi’s integratiehypothese opnieuw geconcretiseerd
9
(38) Naarmate jongeren vaker een les verzuimen en een dag spijbelen, zijn ze in mindere mate in hun school geïntegreerd. ( 37) Naarmate de band van jongeren met hun school hechter is, plegen ze in mindere mate kleine criminaliteit. (39) Naarmate jongeren vaker een les verzuimen en een dag spijbelen, plegen ze vaker kleine criminaliteit. Hirschi’s integratiehypothese opnieuw nader geconcretiseerd tot een empirische voorspelling
10
(40) Vrienden en vriendinnen vormen een intermediaire groepering. ( 31) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, vernielen ze in mindere mate openbare eigendommen en dergelijke (begaan ze minder kleine criminaliteit). (41) Naarmate jongeren hechtere banden met vrienden en vriendinnen hebben, plegen ze minder vaak kleine crimi- naliteit. Bruinsma’s concretisering van Hirschi’s integratiehypothese
11
(42) Naarmate jongeren meer hetzelfde denken als hun vrienden en vriendinnen, is de band tussen hen sterker. (41) Naarmate jongeren hechtere banden met vrienden en vriendinnen hebben, plegen ze minder vaak kleine crimi- naliteit. (43) Naarmate jongeren meer hetzelfde denken als hun vrienden en vriendinnen, plegen ze minder vaak kleine criminaliteit. Bruinsma’s nadere concretisering van Hirschi’s integratiehypothese tot een empirische voorspelling
12
(44) Hoewel de meeste intermediaire groeperingen van welke samenleving dan ook kleine criminaliteit afkeuren, zijn er in sommige samenlevingen wel eens intermediaire groeperingen met een norm die kleine criminaliteit goed- keurt. (29) Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van een samenleving, leven ze normen van deze groeperingen met betrekking tot het ver- nielen van openbare eigendommen en dergelijke meer na. (45) Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in inter- mediaire groeperingen die kleine criminaliteit goedkeuren, plegen ze meer kleine criminaliteit. Bruinsma’s alternatieve concretisering: integratie in subculturen
13
(46) ‘Slechte’ vrienden en vriendinnen vormen een inter- mediaire groepering die kleine criminaliteit goedkeurt. (45) Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in inter- mediaire groeperingen die kleine criminaliteit goedkeuren, plegen ze meer kleine criminaliteit. (47) Jongeren die nauwere banden met slechte vrienden en vriendinnen hebben, plegen meer kleine criminaliteit dan jongeren die minder nauwe banden met slechte vrienden en vriendinnen hebben. Bruinsma’s alternatief nader geconcretiseerd
14
(42) Naarmate jongeren meer hetzelfde denken als hun vrienden en vriendinnen, is de band tussen hen sterker. (47) Jongeren die nauwere banden met slechte vrienden en vriendinnen hebben, plegen meer kleine criminaliteit dan jongeren die minder nauwe banden met slechte vrienden en vriendinnen hebben. (48) Jongeren die meer hetzelfde denken als hun slechte vrienden en vriendinnen, plegen meer kleine criminaliteit. Bruinsma’s alternatief nader geconcretiseerd tot een empirische voorspelling
15
Zeldoding in Nederland aan het begin, tijdens en aan het eind van de Tweede Wereldoorlog Tot de volgende keer!
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.