week 4 Conversatieanalyse - interactie in de klas

Introductie opdracht didactisch practicum door Peta. 1. Aangrenzend paar. 2. Beurtwisseling. 3. Vragen stellen: hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen? 4. Vragen stellen: wat doe je met de antwoorden van de leerlingen? 2

1. Je kunt de volgende begrippen definiëren: aangrenzend paar, beurtwisseling, repair. 2. Je kunt deze principes van beurtwisseling koppelen aan docentengedrag. 3. Je weet hoe je een vraag zodanig kunt formuleren dat zo veel mogelijk leerlingen zo goed mogelijk zullen nadenken en antwoorden. 4. Je weet hoe je kunt inspelen op antwoorden van leerlingen. 3

 Vorig jaar in P4 besproken: wat was dit ook alweer? 4

5

6

 Telefoongesprekken start wetenschapsgebied conversatieanalyse.  Hello? vs.  This is Mrs. Smith. May I help you? 7

 Lijkt heel chaotisch, maar verloopt volgens duidelijke patronen. 1. Huidige spreker kan een ander selecteren. 2. Iemand anders kan zichzelf selecteren op een punt dat een beurt (mogelijk) afgerond is. 3. De huidige spreker kan zelf doorgaan. 8

 Hand-out: voorbeelden beurtwisseling. 9

 In de klas verloopt beurtwisseling deels anders.  Hoe? - Docent kiest de spreker (= geeft leerling expliciet de beurt, verbaal). - Docent kijkt leerling aan (= non-verbale selectie). - Leerling selecteert zichzelf. 10

 Thema 3: hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen?  Thema 4: wat doe je met de antwoorden van de leerlingen? 11

 Waarom stellen mensen vragen?  Waarom stellen docenten vragen? Vaak: - om groep erbij te houden - voortgang eigen verhaal 12

 Hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zegen? 13

'Ik heb nu een vraag waarvan ik wil dat jullie er eerst even rustig over nadenken. Daar krijg je even de tijd voor. Noteer wat je denkt in je schrift. Ik vraag zo kriskras wat gedachtes terug. De vraag luidt: hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen?' 14

 Ebbens en Ettekoven Effectief leren: echte vragen ● prikkelen tot nieuwsgierigheid ● laten leerlingen op zoek gaan naar het goede antwoord ● laten leerlingen net aangeboden kennis verwerken 15

 Hand-out: schema met vragen over Roodkapje.  Lees en noteer welke verschillen in de vragen ervoor zorgen dat categorie 1 t/m 4 oplopen in complexiteit. 16

Niet goed: - 'Wie weet wat een dictatuur is?' - 'Vingers, wie weet wat een dictatuur is?' - 'Johan, weet jij wat een dictatuur is?' - 'Wie weet wat een dictatuur is, eh … Johan?' 17

Wel goed: in 4 stappen 1. 'Let op, ik heb een vraag voor iedereen! Denk eerst na, het wordt helemaal stil.' 2. 'De vraag is … Zeg in eigen woorden wat een dictatuur is.' 3. 'Het blijft twee minuten stil, denken! En noteer een trefwoord.' 4. 'Klaar? Wissel je antwoord uit met je buur, ik vraag zo kriskras terug. Geen vingers.' 18

 Thema 3: hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen?  Thema 4: wat doe je met de antwoorden van de leerlingen? 19

 Wat was ‘face’ ook alweer?  Relatie tussen face en jezelf/een ander in een uiting verbeteren?  Verbeteren noemen we repair. 20

 Repair in informele communicatie: rangorde in voorkeur. - Vroege correctie gaat voor late correctie. - Repair door spreker zelf heeft gaat voor herstel door een ander. 21

 Onderwijs: ‘ander geïnitieerde zelfcorrectie’.  NTRI: Next Turn Repair Initiation.  Hand-out p. 2: kiezen waarvan er sprake is in het schema met de vier fragmentjes. 22

 Morgen nieuwe dossieropdracht op Blackboard  Volgende week laat ik iets zien over werken met Wikiwijs. 23

1. Je kunt de volgende begrippen definiëren: aangrenzend paar, beurtwisseling, repair. 2. Je kunt deze principes van beurtwisseling koppelen aan docentengedrag. 3. Je weet hoe je een vraag zodanig kunt formuleren dat zo veel mogelijk leerlingen zo goed mogelijk zullen nadenken en antwoorden. 4. Je weet hoe je kunt inspelen op antwoorden van leerlingen. 24