GLOBALE REBELLIE EN DE AARTSVADERS Les 3 voor 16 januari 2016
Kaïn’s zonde.De rebellie voor de zondvloed. Abraham’s ervaring. Jakob’s conflict. Jozef’s visioen.
En de HEERE zei tegen Kaïn: “Waar is Abel, uw broer”? En hij zei; ”Ik weet het niet; ben ik de hoeder van mijn broer”? (Genesis 4:9) Kaïn’s offer werd geweigerd, maar dat van Abel werd geaccepteerd. Kaïn werd boos op zijn broer Abel, in plaats van zich te bedenken waarom zijn offer niet was aanvaard. De vader van de leugen zette hem aan tot moord. Kaïn vermoordde zijn broer, en loog daarna om zijn zonde te verbergen (“Ik weet het niet.”) Kaïn antwoordde God op een uitdagende manier, geen berouw tonende. De geboorte van Seth bracht weer hoop, omdat de beloofde Verlosser van hem zou afstammen. Toen Kaïn geboren was, dacht Eva dat hij de beloofde Verlosser was die hen zou verlossen. Maar die was hij niet.
“En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren.” (Genesis 6:5) Al gauw werden de nakomeling van Kaïn meegesleurd in zonde. Voor een tijd bleven de nakomelingen van Seth trouw aan God, maar uiteindelijk rebelleerde de hele mensheid tegen God. God besloot de opstand radicaal te stoppen, de aarde terug te brengen in haar oorspronkelijke staat; “zonder vorm en leeg.” (Genesis 1:2). “Maar Noach vond genade in de ogen van de HEERE.” (Genesis 6:8). Dat was een nieuw begin; maar weer staken er problemen de kop op. Noach werd dronken en Cham handelde op een beschamende manier. Niettemin bleef er hoop, dankzij de getrouwe nakomelingen van Sem
“Toen sloeg Abraham zijn ogen op en keek om, en zie, achter hem zat een ram met zijn horens verstrikt in het struikgewas. Abraham ging erheen, nam die ram en offerde hem als brandoffer in de plaats van zijn zoon.” (Genesis 22:13) God beloofde Abraham een kind; ‘in zijn zaad zullen alle volken van de aarde gezegend worden’ (Genesis 22:18). God bevestigde die belofte aan Izaak (Genesis 26:4) en aan Jakob (Genesis 28:14). Hoe is het doden van de zoon der belofte gerelateerd aan het kosmisch conflict tussen goed en kwaad? “Omdat Abraham gebrek aan geloof had getoond in Gods beloften, had Satan hem ten aanhoren van de engelen voor God beschuldigd, dat hij gefaald had door in te stemmen met de voorwaarden van het verbond, en geen recht had op de zegeningen ervan. God wenste de trouw van zijn dienstknecht aan te tonen voor heel de hemel, om te laten zien dat alleen volmaakte gehoorzaamheid aanvaard kan worden, en om tevens het verlossingsplan duidelijker te maken.” Ellen G.White, Patriarchen & profeten, hoofdstuk 13, “Zijn Geloof beproefd”, blz (Editie 1977 blz. 126)
“En zie, Ik ben met u, Ik zal u beschermen overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen in dít land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb!” (Genesis 28:15) Jakob dwong zijn broer hem het eerste geboorte- recht te verkopen. Daarna bedroog hij zijn vader om de zegen van Ezau te stelen. Esau’s reactie was vastberaden; hij zou zijn broer doden. Rebecca stuurde Jakob ver van huis om hem te redden. God ontmoette en zegende hem te midden van zijn wanhoop. Ondanks al zijn fouten, zag God hem niet aan als Jakob – de bedrieger – maar als Israël die stevig aan God zou vastklampen.
“Red mij toch uit de hand van mijn broer, uit de hand van Ezau; want ik ben bevreesd voor hem; anders zal hij komen en mij en de moeders samen met hun kinderen neerslaan!” (Genesis 32:11) Na 20 jaar lang te zijn bedrogen door zijn schoonvader, besloot Jakob naar huis terug te keren. Hij werd door Laban achterna gezeten, en God bevrijdde hem (Genesis 31:29). Hij verloor uiteindelijk de moed toen zijn broer met 400 gewapende mannen hem tegemoet kwam. Hij bad de hele nacht door, en vocht tegen God en klampte Hem aan. Jakob bleef kreupel en hulpeloos na dat gevecht. Toen Ezau Jakob zó zag, dacht hij niet langer dat hij een gevaar was, dus besloot hij hem te vergeven. Als wij dit conflict willen overleven, moeten wij ons, net zoals Jakob deed, ons stevig aan God vastklampen. Hij zal Satan verslaan en Hij zal ons naar het beloofde land leiden.
“Maar nu, wees niet bedroefd en laat jullie ogen niet in toorn ontvlammen omdat jullie mij hiernaartoe hebben verkocht, want God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven.” (Genesis 45:5)
"Het is op deze wijze dat Gods doel om Zijn mensen te roepen, van Abraham op de vlakten van Mesopotamië tot aan ons in deze tijd, zijn vervulling bereikt. Hij zegt, ‘Ik zal u zegenen,... en u zult een zegen zijn’ (Genesis 12:2). De woorden van Christus door de profeet van het Evangelie, die slechts weergalmen in de Bergrede, zijn voor ons in deze laatste generatie: “Sta op, word verlicht, want uw licht komt, en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op” (Jesaja 60:1). Indien op uw geest de glorie van de Heer is gerezen, als u Zijn schoonheid hebt aanschouwd, die ‘de voornaamste van tienduizend’, en de Ene gans ‘Begeerlijke’ is, als uw ziel is verlicht in de aanwezigheid van Zijn glorie, dan is aan u dit woord van de Meester gezonden. Hebt u met Christus op de Berg der Verheerlijking gestaan? Beneden in het dal zijn er zielen in slavernij door Satan; zij wachten op het woord van geloof en gebed om hen te bevrijden”. E.G.W. (Thoughts from the Mount of Blessing – blz. 43 Ellen G.White, Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, hoofdstuk 2, “De Zaligsprekingen”, “U bent het licht der wereld”)