Project jaar 2 Madeleine Meurs Workshops Project jaar 2 Madeleine Meurs
Project 3 Vandaag Enquête Interviews Betrouwbaarheid en validiteit
Enquêtes Waarvoor gebruikt? Doel? Kwalitatief versus kwantitatief Voordelen/nadelen Voorkennis onderwerp literatuur
Kenmerken Groot aantal personen Gestructureerd Veel informatie
Wanneer enquête? Als je iets wil weten over: Attitudes Opinies Ik voel mij meest vertrouwd in mijn eigen land (oneens.........eens) Opinies Er worden geen slechte auto’s meer gemaakt (oneens....eens) Gevoelens Ik voel mij in deze stad ‘s avonds...... (heel veilig.......onveilig) Gedachten Ik denk dat ......... Kennis Kinderen van 2 jaar kunnen een zin met 3 woorden zeggen (waar....niet waar) Gedragsintenties Ik ga dit jaar.....keer naar een museum
Vervolg Omstandigheden Kenmerken omgeving als gezinssamenstelling, leeftijd, opleiding, beroep, aantal kinderen enz. Opdracht: formuleer van ieder item 2 vragen gericht op de volgende vraag: “Een basisschool wil meer aan ouderbetrokkenheid doen en vraagt zich af hoe er meer ouders naar school komen op ouderavonden.”
Voor- en nadelen Voordelen Nadelen Snel, makkelijk, goedkoop, veel informatie Nadelen Betrouwbaarheid/validiteit, lage respons
Operationaliseren Hoe meet ik wat ik wil weten? Literatuurkennis Begrippen die ik wil gebruiken (eenduidigheid) Lees de volgende casus: “je wilt onderzoeken in hoeverre de huidige generatie jonge vaders geëmancipeerd is” Bespreek in tweetallen welke begrippen uitleg nodig hebben en waar geen eenduidigheid is. Noteer dat op een blaadje.
Soorten vragen 3 soorten: Meerkeuze vragen Beoordelingsschaal Open vragen
opletten Waar let je op bij vragen maken: Verplaats je in de respondent (empatie/helderheid) Is vraag duidelijk? Is vraag op verschillende manieren uit te leggen? Is de vraag op alle respondenten van toepassing? Is de vraag te beantwoorden? Criteria: Concreet Begrijpelijk Eenduidig Neutraal Juiste verwachting
taalgebruik niet doen binnen enquête: Lange vragen met veel tussenzinnen “denkt u er wel eens aan, als u moet thuis komt en het werk niet aan kunt, om minder te gaan werken? Beter is”.......................” Passief taalgebruik “door wie worden de dagelijkse boodschappen meestal gedaan? Beter is: “.........................” gebruik ontkenningen en vooral dubbele ontkenningen “Vindt u het niet moeilijk een cadeau te weigeren dat u eigenlijk niet mooi vindt en krijgt van iemand waaraan u gehecht bent?” Beter is”..............................”
taalgebruik Ingewikkelde en moeilijke woorden Wel: Vakjargon Hoog opgeleid Denk aan referentiekader doelgroep Invoegen foto Wel: Eenduidige vragen Neutrale vragen
Antwoorden MC met 1 antwoord MC met meer antwoorden Schaal Matrix
Enquete maken www.enquetemaken.be www.monkeysurvey.com www.studentenonderzoek.be Gratis!
Check sites www.enquetemaken.be Welke vragen zouden passend zijn binnen het project? Maak er 5 en bespreek in tweetallen
Interview - bevragen Het gaat erom data zo te verzamelen dat de resultaten niet beïnvloed zijn door: - de manier van vragen - de vragensteller - de plek waar het interview plaatsvindt - gekleurdheid (familie, bekenden) - sociaal wenselijke antwoorden
Interview –gebruik begrippen Voorbeelden: Cliëntgericht Zelfredzaamheid Interactief Opbrengstgericht Veiligheid Openheid Participatie Pedagogisch Niveau Samenwerken Communiceren Aanduidingen zoals: veel, goed, weinig, druk, lastig
Interview Aanwezigheid personen: kan gedrag van respondent beïnvloeden. De plaats waar het interview wordt gehouden De vraagstelling (suggestieve vragen) ‘Wat vindt u van het feit dat het personeel niet eens meer tijd heeft voor een praatje met de bewoners?’ Non-verbale communicatie Het tijdstip De context
Wat wil je bevragen? Vraag moet direct of indirect bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Aan het begin en eind stel je natuurlijk eerst de respondenten op het gemak Maak vragen die relevant zijn voor je onderzoeksvraag Doelen en vragen Je wilt een onderwerp in kaart brengen Je wilt erachter komen hoe iets voelt Je wilt weten wat iemand vindt Je wilt ideeën, praktijkvoorbeelden of oplossingen inventariseren Je wilt inzicht krijgen in het kennisniveau
Wie en op welke wijze wil je bevragen? Wie wil je bevragen? - Reputatiemethode - Aspectenmethode - Steekproeftrekking Op welke wijze wil je bevragen? - Eenmalig of vaker? (nieuwe behandelmethode?) - Minder gestructureerd of zeer gestructureerd? (data-analyse_ Reputatiemethode:Wie is goed op de hoogte van het onderwerp dat je wilt bevragen Aspectenmethode: welke invalshoeken, belangen en wie vertegenwoordigt deze
Voorbeelden Nauwelijks gestructureerd: vertel eens hoe je huisbezoek is verlopen? Redelijk gestructureerd: geen aan hoe je huisbezoek is verlopen aand e hand van onderstaande thema’s. Voorbereiding, legitimatie en procedure, veiligheidsprotocol, waarneming, afsluiting, rapportage. Zeer gestructureerd: welke bronnen heb je geraadpleegd voorafgaand aan het huisbezoek? Welke punten heb je genoemd in je uitnodigingsmail? Zijn de volgende aspecten uit het veiligheidsprotocol in act genomen? (blijf voortdurend bij elkaar, belanghebbende als eerste de ruimte betreden, belanghebbende voorafgaan bij op- en aflopen van een trap, goed om je heen blijven kijken)
Individueel of groepsinterviews? Individueel interview: gevoelig thema, geen beïnvloeding van de groep Groepsinterview: niet veel tijd, respondenten op elkaar reageren, vanuit verschillende perspectieven.
Voorbeelden http://www.youtube.com/watch?v=Kpx9xstRR8E http://www.youtube.com/watch?v=3v_yRPppnKg http://www.youtube.com/watch?v=ydFsHsBJzIQ http://www.youtube.com/watch?v=l919qYJgmGQ
Opdracht Je hebt nu 4 filmpjes gezien. Formeer groepjes. Bespreek met elkaar de verschillen tussen de filmpjes op het gebied van interviewen. Wat is jullie opgevallen? Wie vond je goed/slecht en waarom dan? Kun je hier iets van leren? En wat dan?
Het interview Je maakt gebruik van een leidraad: Beschrijving van het doel Manier waarop het gesprek wordt vastgelegd Beschrijving afspraken over anonimiteit en terugkoppeling van resultaten
Opbouw Logische volgorde Structureer de vragen in blokken die bij elkaar horen Maak een ordening aan: Eerst oude situatie bevragen, dan naar huidige situatie en dan naar gewenste situatie Eerst visie en uitgangspunten laten benoemen, daarna vertaling naar handelen in praktijk Eerst handelen in praktijk, daarna onderliggende visie en uitgangspunten Eerst vragen naar het ‘wat’ en ‘waarom’ en daarna naar het ‘hoe’ Eerst eigen ervaringen van de respondent aan bod laten komen en daarna meer algemene aspecten Inspanningsvragen en gevoelige vragen niet aan het begin van je interview
Opbouw Trechterstructuur of fuik (breed beginnen en toespitsen op details) Omgekeerde trechter (smal beginnen en plaatsen in breder perpectief) Een goed interview heeft: Een inleiding: kennismaking, welk doel etc) Kern: vragen die relevant zijn voor onderzoeksvraag, doorvragen! Slot: aanvullende opmerkingen
Soorten intervieuwvragen Inleidende vragen: inzicht in belangrijkste aspecten (kun je me iets vertellen over....?) Vervolgvragen: verrijking (je gaf net een voorbeeld van...kun je aangeven...?) Verdiepende vragen: uitdiepen (kun je daar nog iets meer over vertellen?) Specificerende vragen: operationaliseren (wat dacht je toen?) Directe vragen: thema’s en dimensies van onderzoek (hoe frequent komen intervisiegroepen bijeen?) Indirecte vragen: hoe denk je dat anderen denken (Hoe denk je dat studenten aankijken tegen...) Structurerende vragen: grenzen bewaken (Vind je het goed als we dit onderwerp nu afsluiten?) Pauzemomenten: biedt respondent te overdenken of te reflecteren Interpreterende vragen: herhaling/parafraseren (bedoelde je toen?)
Nu nog een keer Als je nu kijkt naar het volgende filmje? Wat voor soort interviewvragen worden gebruikt? Is er een inleiding, kern, slot? http://www.npo.nl/college-tour/13-09-2013/NPS_1230341
Validiteit Validiteit = dat je datgene onderzoekt wat je wilt onderzoeken. Je onderzoeksresultaten bevatten zo min mogelijk systematische verstoringen.
Project 3 Lees voorbeeld blz 44 Wat zou een risico, met betrekking tot jullie onderzoek , voor de validiteit kunnen zijn?
Praktijkonderzoek versus natuurkundige experimenten Bij praktijkonderzoek is het lastiger om de beïnvloedende factoren in de hand te houden dan bij natuurkundige experimenten. Waarom is dat zo? Wat bijvoorbeeld situaties die zich voor kunnen doen tijdens praktijkonderzoek wat de validiteit kan beïnvloeden?
Verschillende vormen van validiteit Resultaatvaliditeit Procesvaliditeit Democratische validiteit Katalyserende validiteit Dialogische validiteit
Reikwijdte en aanpak onderzoek Wees bewust van de reikwijdte van jouw onderzoek. De resultaten zeggen bijvoorbeeld iets over de gegevens van bepaalde jongeren van een desbetreffende instelling niet over alle jongeren (zie voorbeeld blz 46) Punt van aandacht is ook de onderzoeksaanpak
Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid = dat er bij herhalingsonderzoek dezelfde onderzoeksresultaten worden geboekt (je streeft er naar dat de onderzoeksresultaten zo min mogelijk tot stand komen door toevallige verstoringen)
Toevallig verstoringen Wat zijn toevallige verstoringen? Noem er een aantal die kunnen voorkomen met betrekking tot jullie onderzoek. Is het mogelijk om deze helemaal te voorkomen tijdens het doen van praktijkonderzoek? Wat kan je doen om deze toevallige verstoringen te voorkomen/beperken?
Richtlijnen voor validiteit en betrouwbaarheid Zorg voor triangulatie Communiceer over je praktijkonderoek Zorg voor transparantie Verdiep je in het praktijkprobleem Verdiep je in de organisatie Verdiep je in de verschillende perspectieven Maak gebruik van vakliteratuur
Filmpje Shared/ISO/Kind in Ontwikkeling/Twins studies Wat is de doelstelling van dit praktijkonderzoek? Hoe hebben ze tijdens dit onderzoek rekening gehouden met de validiteit en betrouwbaarheid