Antecedenten en gevolgen van baanonzekerheid in Vlaanderen tussen 1996 en 2007: risicogroepen i.f.v. de economische conjunctuur Hans De Witte & Carissa vets Bijdrage aan de studiedag ‘Vlaanderen Gepeild 2009’ Hendrik Consciencegebouw, Brussel, 1 oktober 2009
1. Inleiding Baanonzekerheid: “bezorgdheid van werkenden over voortbestaan van hun arbeidsplaats” Actueel thema omwille van economische crisis en -transformaties Beleidsmatig relevant: onderdeel te verhogen ‘kwaliteit van de arbeid’
2. Vraagstelling 1. Antecedenten? Risicogroepen voor baanonzekerheid? focus op ‘objectieve’ achtergrondkenmerken Wie wordt vaker getroffen (‘niveau’)? En wanneer? 2. Gevolgen? a. Individueel welzijn: arbeidstevredenheid b. Maatschappelijk onbehagen: wantrouwen in (Vlaamse) instellingen Wie gaat er zwaarder onder gebukt (‘samenhang’)? En wanneer?
2.1. Antecedenten 1a. Welke risicogroepen? -> Zwakke arbeidsmarktpositie? ‘secundaire arbeidsmarkt’ (‘objectieve’ antecedenten op individueel niveau) Arbeiders, lager geschoolden, industrie Arbeiders, lager geschoolden, industrie Jongeren Jongeren Vrouwen Vrouwen
1b. Invloed economische conjunctuur? -> baanonzekerheid subjectieve weerspiegeling werkloosheidscijfers -> baanonzekerheid subjectieve weerspiegeling werkloosheidscijfers (‘objectieve’ antecedent op ‘hoger’ niveau) (‘objectieve’ antecedent op ‘hoger’ niveau) 1c. Variëren de risicogroepen in functie van de economische conjunctuur? Als werkloosheid stijgt: Als werkloosheid stijgt: -> ‘sociale veralgemening’: verruiming tot ‘iedereen’? -> ‘sociale intensifiëring’: zwakkeren nog sterker getroffen?
2.2. Gevolgen 2a. Negatieve gevolgen voor? - arbeidstevredenheid - vertrouwen in (Vlaamse) instellingen 2b. Zijn er risicogroepen voor de negatieve gevolgen? -> is het erger voor bepaalde sociale categorieën? (minder ‘hulpbronnen’)
2c. Invloed van economische conjunctuur? -> ‘aanpassing’? hoort er nu eenmaal bij, iedereen is onzeker => hoort er nu eenmaal bij, iedereen is onzeker => minder negatieve gevolgen -> ‘intensifiëring’? verergering van gevolgen voor risicogroepen => verergering van gevolgen voor risicogroepen => nog sterkere negatieve gevolgen
3. Onderzoeksopzet Trendstudie: werkenden (N = 8.784) tussen 1996 en 2007 (12 jaar!) Niet in elk jaar de nodige gegevens… Baanonzekerheid: ‘Hoe dikwijls vreest u ervoor dat u uw werk zal verliezen door faillissement of ontslag?’ (één item) Nooit: 53,6% Nooit: 53,6% Zelden: 24,2% Zelden: 24,2% Soms: 16,9% Soms: 16,9% Vaak: 5,4% (-> werkenden) Vaak: 5,4% (-> werkenden)
Aspectuele arbeidstevredenheid: 11 aspecten (bv. loon, collega’s, inhoud,…) 11 aspecten (bv. loon, collega’s, inhoud,…) Niet steeds gesteld… Niet steeds gesteld… 5-puntenschaal (1 = -- en 5 = ++) 5-puntenschaal (1 = -- en 5 = ++) Gemiddelde: 3,82 op 5 Gemiddelde: 3,82 op 5 Wantrouwen in Vlaamse instellingen: 6 aspecten (bv. administratie, parlement, regering,…) 6 aspecten (bv. administratie, parlement, regering,…) Niet steeds gesteld… Niet steeds gesteld… 5-puntenschaal (1 = ++ en 5 = --) 5-puntenschaal (1 = ++ en 5 = --) Gemiddelde: 3,10 op 5 Gemiddelde: 3,10 op 5
4. Resultaten 4.1a. Welke risicogroepen? - Eerst per jaar ‘screening’ relevante achtergrondkenmerken = leeftijd, sector tewerkstelling, beroepspositie, geslacht, arbeidstijd - Dan meervoudige classificatieanalyse met deze 5 (in één analyse, gecontroleerd voor elkaar)
Risicogroepen voor baanonzekerheid: resultaten van een meervoudige classificatieanalyse (N = 8.784) Percentage onzekerBèta Leeftijd0,09*** -3020, , , ,3 Tewerkstellingssector0,19*** Primair22,7 Secundair26,8 Tertiair25,0 Quartair12,7
Risicogroepen voor baanonzekerheid: vervolg Beroepspositie0,04* Ongeschoolde arbeiders27,2 Geschoolde arbeiders21,9 Bediende21,6 Hogere bediende17,0 Zelfstandig22,9 Arbeidstijd0,04** Deeltijds18,0 Voltijds22,3 Geslacht0,04** Man20,0 Vrouw24,0
4.1b. Invloed economische conjunctuur? In de periode zowel lage werkloosheid ( , 2007) - als hoge ( , )
4.1c. Variëren de risicogroepen in functie van de economische conjunctuur? - Hergroepering in drie periodes werkloosheid: laag, midden, hoog - Toets interactie risicogroepen en niveau werkloosheid (variantie-analyse) - Géén significante effecten: ‘neen’ -> noch veralgemening, noch intensifiëring! Risicogroepen steeds meer onzeker, ongeacht niveau werkloosheid
4.2a. Negatieve samenhangen met: - Arbeidstevredenheid: r = -.17*** Bèta = -.16*** - Wantrouwen in Vlaamse instellingen: r =.08*** Bèta =.04**
4.2b. Zijn er risicogroepen voor de negatieve gevolgen? - sommige categorieën ‘kwetsbaarder’ voor baanonzekerheid? - bv. hoger vastgestelde risicogroepen? - variantie-analyses met interacties baanonzekerheid & achtergondkenmerken - resultaten: niet significant…. ‘neen’ Dus: samenhang met gevolgen is dezelfde voor alle hoger vastgestelde risicogroepen
4.2c. Verschilt de samenhang tussen baanonzekerheid en gevolgen i.f.v. de economische conjunctuur? - Interacties (variantie-analyse) tussen baanonzekerheid en niveau werkloosheid (laag – midden - hoog) - Opnieuw: niet significant… ‘neen’ Dus: samenhang tussen baanonzekerheid en arbeidstevredenheid of wantrouwen in Vlaamse instellingen wordt niet beïnvloed door niveau werkloosheid (‘altijd negatief’)
5. Besluit & beleidsimplicaties 1. Prevalentie: ongeveer 22% vreest ‘vaak’ of ‘soms’ voor baanverlies ( werkenden) -> vrij aanzienlijk probleem 2. Risicogroepen: Lagere kans: quartaire sector, werkenden na 50 jaar, hogere bedienden Hogere kans: industrie (diensten), middenleeftijdsgroep, ongeschoolde arbeiders, voltijdsen, vrouwen -> eerder beperkt onderscheidingsvermogen
3. Werkloosheid is maatschappelijke antecedent van baanonzekerheid -> baanonzekerheid subjectieve weerspiegeling maatschappelijke realiteit 4. Risicogroepen fluctueren niet i.f.v. economische conjunctuur: dezelfde groepen blijven risicogroepen -> éénzelfde beleid ongeacht niveau werkloosheid
5. Negatieve samenhangen (‘gevolgen’) met: - arbeidstevredenheid - wantrouwen in (Vlaamse) instellingen (samenhang welzijn duidelijk groter) -> onzekerheid is individueel én maatschappelijk probleem 6. Samenhangen verschillen niet i.f.v. - risicogroepen - niveau werkloosheid -> geen differentieel beleid nodig (‘hetzelfde voor iedereen en op elk ogenblik’)