Jeugdsubculturen en beleid?
Subcultuur? Huidig begrip dateert uit midden jaren 70 en is gebaseerd op naoorlogse subculturen. Subcultuur = speels verzet tegen de (volwassen)maatschappij waarlangs een eigen stijl ontstaat Subculturen zijn sociaal gebonden
Een veranderende kijk op jeugdculturen “Back in 1964 you were a Mod or a Rocker. Today you’re into Techno, Ragga or Acid Jazz. (…), I discovered that the nearer I got to the present day, the harder it was to find young people prepared to label themselves. I couldn’t find a single person prepared to say, for example, ‘I’m a Techno’, ‘I’m a Raggamuffin’, ‘I’m a Raver’, ‘I’m a Cyberpunk’ ‘I’m a Traveller’, etc. Everyone, it seems, is ‘an individual’.” (Polhemus, 1997: 149)
Een veranderende kijk op jeugdculturen We verengen jeugdcultuur te veel tot bepaalde praktijken. Daarbij trekken vooral heel zichtbare vormen van jeugd(sub)cultuur de aandacht. ‘bedroom cultures’ ‘Postsubculturalisten’: Neotribalisme (Bennett) Postsubcultuur (Muggleton) Scenes (Straw/Shank) Lichte gemeenschappen (Duyvendak & Hurenkamp)
Het einde van subculturen? Einde van de ‘vaste’ jeugdsubculturen: Fragmentering in subsubculturen Individuele invulling van subculturen Alles wordt vluchtiger Stijlsurfen Geen duidelijke grenzen meer tussen subculturen Jongeren als cultuurproducenten Verzet? Het is gewoon leuk! Sociale gebondenheid van cultuur? Globalisering of lokalisering?
Het einde van subculturen? Enkele bedenkingen: Hoe ernstig moeten we stijlsurfen nemen? Hoe komt het dat we toch nog over stijlen spreken? Is er echt fundamenteel veel veranderd aan de culturele praktijken van jongeren of is ons denken er over veranderd? Is subcultuur echt wel een verouderd begrip?
Debat beleid? Relatie jeugd(sub)cultuur – beleid? Hoe definieert beleid jeugd(sub)cultuur? Uitdagingen voor het beleid en jeugd(sub)culturen? Relatie jeugd(sub)cultuur – beleid:
Onderlinge relatie? Een beleid rond jeugd(sub)culturen loopt noodzakelijk de feiten achterna. Jeugd(sub)culturen hebben het beleid niet nodig. Ze bloeien zonder het beleid ook wel. Het is gemakkelijker om een repressief beleid te voeren dan een opbouwend beleid. In haar bijdrage stelt Rupa Huq dat wetenschappers noodgedwongen achter de feiten aanlopen. Nieuwe vormen van culturele praktijken worden pas als zodanig erkend als ze als zo worden gedefinieerd. Jeugdculturen veranderen constant en steeds vlugger. Wanneer een onderzoeksproject opgezet en afgerond is, wanneer de resultaten gepubliceerd is, is het fenomeen reeds grotendeels verdwenen en zijn nieuwe vormen ontstaan. Wordt het beleid ook niet met een gelijkaardig probleem geconfronteerd, namelijk grotendeels achter de feiten lopen? Kan de overheid eigenlijk wel een beleid rond jeugdculturen voeren? Diverse beleidsmakers hebben de intentie om een beleid rond jeugdcultuur te voeren, maar eigenlijk bestaan de meeste subculturen ook wel zonder het beleid. Hebben graffiteurs eigenlijk wel nood aan gedoogplaatsen bijvoorbeeld? Wat zijn de grenzen van een jeugdcultuurbeleid? De ervaring leert dat de meeste overheden eerder een repressieve houding aannemen ten opzichte van heel wat jeugdfenomenen (verbieden van graffiti, subsidies om graffiti te verwijderen, verbieden van raves, skaters wegjagen van pleinen, …). Is het niet gemakkelijker voor beleidsvoerders om een repressief beleid te voeren? Welke belemmeringen zijn er om een meer positief beleid te voeren? Is de politieke wil er? Welke beleidsinstrumenten bestaan er om een meer opbouwend beleid te voeren?
Definiëring jeugd(sub)cultuur? Het beleid legt zelf geen definitie vast van wat jeugdcultuur is, maar impliciet is er wel een definitie. Een van de kritieken op subcultuur is dat er te veel wordt gefocust op opvallende praktijken. In haar jeugdbeleidsplan stelt de Vlaamse overheid dat ze een zeer brede invulling geeft aan het begrip cultuur. Het plan heeft ook geen definitie van het begrip. Cultuur, dat zijn de kunsten, het cultureel erfgoed, de bibliotheken, de cultuurcentra enz. Getuigen de beleidsinitiatieven toch niet van een meer impliciete definiëring van cultuur? In het Vlaams jeugdbeleidsplan is er veel ruimte en aandacht voor jongeren en kinderen te doen participeren aan en toe te leiden naar cultuur. De cultuurparticipatie moet verbreed en competenties opgebouwd. Zitten hier ook niet al bepaalde vooronderstellingen in? Ook initiatieven, opgezet in het kader van een jeugdcultuurbeleid (graffitibeleid, initiatieven voor skaters, muziekbeleid, …), getuigen van duidelijke keuzes. Gebruiken we in de praktijk niet ergens een definitie van jeugd(sub)cultuur? Komen dan wel alle vormen aan bod?
Uitdagingen? Cultuur wordt steeds meer individueel ingevuld. Dit moet zich ook vertalen in het beleid. De versplintering in subsubstijlen vraagt om een grotere betrokkenheid van jongeren in het vorm geven van het beleid. Het globale karakter van jeugdculturen moet het beleid vooral tot bescheidenheid aanzetten. Jongeren bouwen volgens de visie van heel wat postsubculturalisten steeds meer een eigen stijl op, Moet dit een vertaling krijgen in het beleid? Hoe kan het beleid hier op inspelen en doet het dit niet al? Bijvoorbeeld, op het Vlaams niveau valt onder jeugdcultuur de subsidiëring van artistieke projecten. Hier komen zowel organisaties als individuele jongeren voor in aanmerking. Maken veel individuele jongeren hiervan gebruik? Roept dit geen nieuwe problemen op: zijn het niet die jongeren die al de weg kennen die hier gebruik van maken? Kunnen eventueel gemeentelijke jeugddiensten hier geen rol opnemen en een soort aansprekingspunt worden voor jongeren die een eigen project willen uitwerken? Er is een vermenigvuldiging van allerlei stijlen. Daarbij worden de grenzen tussen stijlen steeds minder duidelijk. Hoe kan je hier rekening mee houden? Moet het beleid hier eigenlijk wel rekening mee houden? Jeugdcultuur heeft een globaal karakter, maar wordt vooral lokaal beleefd. Jeugdcultuur speelt zich ook steeds meer af in de virtuele en digitale ruimte. Kan het beleid hier eigenlijk wel een rol spelen?