Crisis.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
Advertisements

Ondernemingsplan van <Naam van jullie bedrijf>
Vandaag.
H1 wikken en wegen Paragraaf 1+2.
Goedemorgen …….en.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Boxenstelsel.
Omzet.
Hoofdstuk 6 - Boekhouden
stijging van het algemeen prijspeil
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
komen tot een weloverwogen keuze
Lesplanning Binnenkomst
HET CURRICULUM VITAE = VISTEKAARTJE NUMMER 2
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Samenvatting hoofdstuk 2
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Goede tijden, slechte tijden
Hoofdstuk 2: geld en ruil
Elasticiteiten.
Havo
Economische kringloop
Hoofdstuk 1 Waar blijft je geld?
Samenvatting hoofdstuk 1
Conjunctuur.
Welkom bij het vak economie!
Vandaag.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
1.2 Binnenkomst Nakijken herhaling 1.1 Uitleg 1.2 Lezen 1.2
§ 2.4 Geld lenen kost geld Als je geld leent, moet je dat weer terugbetalen. Daarnaast betaal je meestal rente. Hoeveel en hoe lang je terugbetaalt, hangt.
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Arbeidsmarkt Als je op de markt loopt zie je om je heen verschillende kopers en verkopers. De vraag naar een product bestaat uit de mensen die een product.
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Lesbrief Crisis HAVO 4.
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Inventarisatie: Productiefactoren Afschrijving Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Marktaandeel Ex-BTW en In-BTW Arbeidsproductiviteit Belangrijk PROGRAMMA:
De economische kringloop
Antwoorden proeftoets H4, h6 en h7 1 t/m 3. Jaren Schuldrest begin van het jaar InterestAflossing Schuld einde van het jaar Belasting- voordeel Lasten.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 6 Productie.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
Les 1. Wat voor les krijgen we nu? Tijdens de lessen over hoofdstuk 9, 10 en 11 krijg je op een andere manier les. Het doel is om je zelfstandigheid te.
Welkom havo 4..
Vmbo 2 economie Overheid overbodig?
H3 Financiering van een bedrijf
Welkom havo 4..
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Reken je (niet) rijk.
Welkom havo 4..
Welkom havo 4..
Paragraaf 2.3 Wat willen zij dat je koopt?.
Hst 4 Hoe wordt er gewerkt?
Welkom VWO 5..
Welkom havo 3..
Welkom Havo 5..
Beste ath 4..
Beste havo 4..
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Welkom Havo 5..
Vmbo 2 economie Ben jij een kritische koper ?
Vmbo 2 economie Goede producten?
Transcript van de presentatie:

Crisis

Planning Dit jaar drie lesbrieven: Crisis, Jong en oud en Geldzaken Per lesbrief twee/drie toetsen en opdrachten Elke lesbrief wordt afgesloten met SE Rapportcijfer: gewogen gemiddelde van toetsen, opdrachten en SE’s Per lesbrief powerpoint op vakportaal economie

Planning lesbrief Crisis Hoofdstuk 1 (drie lessen) Hoofdstuk 2 (twee lessen) Hoofdstuk 3 (twee lessen) Na hoofdstuk 1 en 2 korte toets Na hoofdstuk 3 SE over hoofdstuk 1, 2 en 3

Planning hoofdstuk 1. Les 1: kredietcrisis (hoofdstuk 1.1, 1.2 en 1.3) Les 2: kredietcrisis vervolg Les 3: Belangrijke economische begrippen: schaarste, investeren/consumeren en opofferingskosten. (hoofdstuk 1.4)

Regels Als ik praat, zijn jullie stil Als je iets wilt vragen/zeggen, steek je vinger op. Alleen mobiele telefoons gebruiken met mijn toestemming. Geen mobiele telefoons tijdens toetsen Niet eten in de klas (drinken mag wel)

Crisis: opdracht Het is crisis. Schrijf zoveel mogelijk gevolgen op van een economische crisis; wat doen of laten mensen, bedrijven en de overheid tijdens een crisis. Voorbeeld: mensen sparen meer en geven minder uit. Voorbeeld: mensen gaan minder ver op vakantie

Crisis: opdracht Vijf stappen. Stap 1: Alleen. Schrijf eerst alleen zoveel mogelijk verschijnselen op. Schrijf ook op waarom jij denkt dat die bij een economische crisis horen. Stap 2: Samen. Vergelijk je eigen lijst met die van je buurman en vul je eigen lijst aan als je denkt dat je buur iets goeds heeft opgeschreven. Stap 3: Samen. Vergelijk nu je eigen aangevulde lijst met iemand anders in de klas en vul je lijst aan. Stap 4: Samen. Vergelijk nu je lijst met nog iemand anders in de klas en vul weer je lijst aan Stap 5: klassikaal bespreken

Crisis: opdracht Vijf stappen. Als ik fluit begint de stap. Als ik nog een keer fluit eindigt de stap. Zet je antwoorden op het uitgedeelde blad. Zet je naam erop.

Crisis: opdracht Werkloosheid Bedrijven gaan failliet Overheid krijgt minder belasting binnen Bedrijven investeren minder Meer daklozen en zwervers Mensen trouwen minder snel Er worden minder kinderen geboren Studenten kiezen voor studies met meer baan zekerheid Meer winkeldiefstal Personeel meldt zich minder snel ziek

1.Kredietcrisis Banken geven leningen aan mensen om een huis te kopen. Dit is een zogenaamde hypothecaire lening of hypotheek. Over zo’n lening betaal je elke maand rente en je betaalt elke maand een deel van de lening terug. Dat laatste noemen we aflossing.

Kredietcrisis Piet leent € 100.000 bij een bank om een huis van € 100.000 te kopen. De rente is 3% per jaar Dat is € 3.000 per jaar en € 250 per maand. Piet betaalt daarnaast elke maand € 250 aan aflossing Piet moet dus elke maand € 500 aan rente en aflossing betalen

Kredietcrisis Als Piet de lening niet kan aflossen (kan terug betalen) en/of de rente niet kan betalen, dan verkoopt de bank zijn huis om zo het uitgeleende geld weer terug te krijgen

Kredietcrisis: oorzaak Banken in VS gaven iedereen een lening om een huis te kopen. Huiseigenaren konden op een gegeven moment hun rente en aflossingen niet meer betalen. De banken gingen de huizen verkopen om hun uitgeleende geld terug te halen Maar de huizen waren minder waard geworden.

Crisis: oorzaak Piet koopt een huis van € 100.000 De bank heeft € 100.000 geleend aan Piet. Piet kan rente en aflossingen niet betalen Bank verkoopt huis van Piet om € 100.000 terug te krijgen Huis van Piet is nog maar € 80.000 waard. Bank verliest € 20.000

Kredietcrisis: oorzaak De banken kregen op grote schaal hun uitgeleende geld dus niet meer terug en sommige banken gingen failliet. Sommige banken werden gered door overheid. Dit kostte miljarden. De overheid moest dit geld ook weer lenen.

Crisis: oorzaak Andere banken gingen niet failliet, maar werden voorzichtiger met het uitlenen van geld. Consumenten schrikken van de bankencrisis en worden ook voorzichtiger en gaan minder uitgeven (kopersstaking) Daardoor hoeven bedrijven minder te produceren Daardoor stijgt de werkloosheid

Crisis: oorzaak Groepsopdracht: deel ik uit. Opdracht 1.5, 1.6 en 1.8 als huiswerk

Crisis: groepsopdracht Doe de opdracht in groepjes van vier. Zet de tafels tegen elkaar aan Niet lopen door de klas Gedempt praten Opdracht inleveren.

Crisis: gevolgen Ruilhandel(we vertrouwen de euro niet meer) en andere geldsoorten (opdracht) Werkloosheid Bedrijven gaan failliet Daling koopkracht consumenten Bezuinigingen bij de overheid Mensen geven minder geld uit aan b.v. vakanties Mensen gaan minder snel trouwen Mensen gaan minder snel scheiden.

Opdracht 1.8 Banken geven leningen aan mensen die de lasten daarvan niet kunnen betalen (2) Bezittingen van banken worden minder waard doordat mensen hun schulden niet kunnen terug betalen (4) Banken worden voorzichtiger met uitlenen van geld ((6) Consumenten vertrouwen daalt (3) Door dalende bestedingen daalt productie (1) Door dalende productie daalt werkgelegenheid (5)

Crisis: gevolgen Koopkracht daalt Koopkracht: hoeveel spullen kan ik van mijn inkomen kopen. Koopkracht hangt af van prijzen en hoogte inkomen Als mijn inkomen gelijk blijft en de prijzen stijgen, dan daalt mijn koopkracht. Koopkracht stijgt volgend jaar een beetje.

Begrippen Som 1.22 Begrippen Drie opdrachten Consumeren en investeren Schaarse goederen Vrije goederen Alternatief aanwendbaar Opofferingskosten Drie opdrachten

1.22 Maak 1.22 alleen in stilte Vergelijk 1.22 dan met je buurman Tenslotte kijken we 1.22 klassikaal na

1.22 Banken zijn roekeloos met uitlenen van geld (in VS, in Europa) Huizenbezitters kunnen rente en aflossing niet betalen Huizenbezitters moeten uit hun woning omdat de bank de woning gaat verkopen. Omdat dat op grote schaal gebeurt, dalen de huizenprijzen.

1.22 Vorderingen (geld wat de banken van de huizenbezitters krijgen omdat zij geld aan de huizenbezitters hebben uitgeleend) worden waardeloos omdat huizenprijzen dalen. Banken krijgen uitgeleende geld niet terug Sommige banken komen in financiële problemen Banken worden voorzichtiger met uitlenen van geld

1.22 Gezinnen en bedrijven kunnen moeilijker geld lenen en schrikken van banken die in problemen komen Gezinnen en bedrijven geven minder geld uit. Bedrijven krimpen productie in Werkeloosheid stijgt.

Consumeren en investeren Consumeren: kopen van producten voor behoeftebevrediging (b.v. kopen van kleding en voedsel). Investeren: kopen van producten door een bedrijf om er producten mee te kunnen maken (b.v. bedrijf koopt machine om auto’s te maken)

Schaarse goederen Goederen zijn schaars als er een offer of inspanning (tijd en geld) moet worden ingeleverd om het te maken Schaarse goederen kosten dus geld Schaarste in de economie is dus iets anders dan in ons dagelijks taalgebruik Brood is b.v. volop verkrijgbaar (niet schaars in ons dagelijks taalgebruik), maar wel een schaars goed in de economie.

Schaarse goederen In de economie zijn dus bijna alle goederen schaars? Goederen die niet schaars zijn noemen we vrije goederen. Meestal zijn ze gratis Welke goederen zijn in de economie niet schaars? Drinkwater kan in de economie schaars en niet schaars zijn????

Kiezen Schaarse goederen kosten dus geld Omdat je maar een beperkte hoeveelheid geld hebt en goederen geld kosten, moet je kiezen. Alternatief aanwendbaar. Je kunt verschillende dingen kopen met je geld.

Kiezen Je hebt een bepaalde hoeveelheid geld en gaat iets kopen. Als je iets kiest, kies je iets anders niet. Door iets niet te kiezen, offer je de voordelen van wat je niet hebt gekozen op. Dit noem je de opofferingskosten van je keuze Ik heb de keuze tussen een Mars en een Bounty. Als ik de Mars kies, offer ik de voordelen van de bounty op De voordelen van de Bounty zijn de opofferingskosten van de keuze voor de Mars.

Opofferingskosten Ik kies de Mars Op de Bounty moet je langer kauwen ivm de cocos stukjes, dus geniet je er langer van Bounty heeft twee delen, dus kun je er een bewaren/uitdelen Ik kies de Bounty De Caramelsmaak van de Mars Het gevuld gevoel dat je krijgt van het eten van een Mars

Opofferingskosten Opofferingskosten: opbrengsten van beste niet gekozen alternatief Voorbeeld: Pietje heeft op zaterdag de keuze uit drie mogelijke tijdsbestedingen Hij kan werken bij AH en kan dan € 25 verdienen Hij kan zijn oma bezoeken en boodschappen voor haar doen. Hij krijgt dan € 10 Hij kan de tuin van de buurman spitten en daar € 30 mee verdienen.

Opofferingskosten Piet gaat spitten. Hij offert de opbrengsten van werken bij de AH op (€ 25). De € 25 zijn dus de opofferings kosten Dat is slim omdat de opbrengst van het spitten hoger is (€ 30) dan de opofferings-kosten Als je goed kiest is de opbrengst van je keuze altijd hoger dan de opofferingskosten.

Opofferingskosten Wat zijn de opofferingskosten als Piet bij zijn oma gaat werken????

Vandaag Datum toets (maandag a.s 15 september over hoofdstuk 1 en paragraaf 2.2) Nabespreken huiswerkopdracht Arbeidsproductiviteit (opdracht)

Opdracht Lees paragraaf 2.2 (paragraaf 2.1 slaan we over) Onderstreep de begrippen arbeidsdeling, specialiseren, arbeidsproductiviteit en transactiekosten Omschrijf deze begrippen in je eigen woorden Leg uit wat arbeidsdeling, specialiseren en arbeidsproductiviteit met elkaar te maken hebben.

Opdracht Je koopt een nieuwe smartphone Noem minstens vier soorten transactiekosten bij de aanschaf van een nieuwe smartphone. Licht elke soort toe. Stel dat er geen geld meer is en je kunt de smartphone alleen verkrijgen door te ruilen. Leg uit dat de afwezigheid van geld de transactiekosten verhoogt bij het aanschaffen van een smartphone

Uitwerking opdracht (2) Arbeidsdeling: arbeidsproces verdelen in verschillende taken. Specialiseren: mensen leggen zich toe op een taak en worden daar goed en snel in. Arbeidsproductiviteit: de productie per persoon per tijdseenheid (uur, dag, jaar) Transactiekosten: kosten die je maakt of inspanningen die je doet bij het kopen of verkopen van goederen of diensten. Transactiekosten: tijd en geld

Transactiekosten ruil in natura Iemand vinden die met jou wil ruilen Waarde bepalen (hoeveel aardappelen is een auto waard) Vervoeren van de aardappelen (geld is lichter)

Transactiekosten Bij het kopen van een auto Zoeken op internet Garages bezoeken Proefrit maken Onderhandelen over de prijs Kenteken overzetten. Transactiekosten kopen huis Huizen bekijken Huizen zoeken op internet Makelaar zoeken Huis bouwkundig laten keuren

Opdracht (3) Door arbeidsdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit; mensen doen een taak waar zij goed en snel in zijn. Arbeidsproductiviteit: productie per persoon per tijdseenheid Arbeidsproductiviteit: belangrijk economisch begrip Onze arbeidsproductiviteit kan stijgen door: Betere en snellere machines Goed opgeleide werknemers Specialisatie

Opdracht (4 en 5) Transactiekosten koop smartphone: bijvoorbeeld: prijzen vergelijken op internet, verschillende belwinkels bezoeken, bestelling plaatsen op internet Stel jij bent aardappelhandelaar en je wilt een smartphone kopen. Je kunt dan alleen een smartphone kopen als de verkoper van de smartphone aardappels nodig heeft. Daarnaast is het lastig om te bepalen hoeveel kilo aardappelen een smartphone waard is.

Opdracht arbeidsproductiviteit Maak opdracht alleen in stilte Vergelijk dan uitkomst met die van je buur Als jullie klaar zijn, vraag dan aan mij het antwoordblad en kijk je antwoord na.

Oefensom arbeidsproductiviteit (1) Arbeidsproductiviteit: aantal producten dat een arbeiders maakt per tijdseenheid In een koekjesfabriek werken 40 mensen. Die maken per jaar 600.000 koekjes. Wat is de arbeidsproductiviteit per jaar? Wat is de arbeidsproductiviteit per maand?

Oefensom Per jaar: 600.000/40 = 15.000 Per maand: 15.000/12 = 1.250

Oefensom (2) De fabriek voert een aantal veranderingen door om de productie te verhogen naar 700.000 koekjes per jaar. Zij heeft daar nog maar 35 mensen voor nodig. Bereken de arbeidsproductiviteit per jaar Bereken de arbeidsproductiviteit per maand. Met hoeveel procent is de arbeidsproductiviteit per maand gestegen Noem twee maatregelen waardoor de arbeidsproductiviteit gestegen kan zijn.

Oefensom 700.000/35 = 20.000 20.000/12 = 1.667 (1667 – 1250)/1250 x 100% =33,6% Nieuwe en snellere machines, scholing, meer arbeidsdeling en betere werksfeer

Oefensom (3) Wat is de productie van een school (wat levert een school?). Een fietsfabriek produceert fietsen, maar wat produceert een school? Hoe kun je de arbeidsproductiviteit van een school verhogen?

Oefensom Aantal leerlingen dat een diploma haalt? Aantal leerlingen dat overgaat? Meer leerlingen in een klas? Meer gebruik van Ipads? Betere docenten aannemen?