De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Havo 11 2013-2014.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Havo 11 2013-2014."— Transcript van de presentatie:

1 Havo

2 Planning Dit jaar: drie lesbrieven: Vervoer, Verdienen & uitgeven en Conjunctuur Per lesbrief: een of twee toetsen, een of twee groepsopdrachten en een SE. Over lesbrief Vervoer: toets over hoofdstuk 2 en 3 en over hoofdstuk 4 en 5. Rapportcijfer: gewogen gemiddelde van cijfers van toetsen, SE en groepsopdrachten.

3 Planning: hoofdstuk 1 en 2
Les 1: Introductie lesbrieven Les 2: marktaandeel Les 3: Kosten, opbrengsten en winst/verlies Les 4: Quitte spelen (break even punt) Les 5: Quitte spelen Les 6: Gemiddelde kosten Les 7: Marginale kosten en opbrengsten

4 Werkwijze Elke les: korte uitleg op smartbord
Powerpoints op vakportaal economie Daarna stof verwerken in: Groepen Individueel of in tweetallen Computerlokaal

5 Regels Als je iets wilt vragen/zeggen, steek je vinger op.
Alleen mobiele telefoons gebruiken met mijn toestemming. Niet door de klas lopen Niet eten in de klas (drinken mag wel) In tweetallen naast elkaar zitten (dus niet met drie of vier)

6 Spanje Ibiza

7 Marktaandeel Marktaandeel: welk deel van de markt is in handen van een bedrijf. Te berekenen in afzet (aantal) en omzet (geld) Marktaandeel afzet: afzet onderneming/afzet totale markt * 100% Marktaandeel omzet: omzet onderneming/omzet totale markt * 100%

8 Marktaandeel 2011

9 Opdracht Marktaandeel afzet berekenen smartphones
Marktaandeel omzet berekenen smartphones

10 Martkaandeel afzet Afzet (aantal) Marktaandeel afzet Apple 10 25%
Samsung 20 50% Blackberry Totaal 40 100%

11 Martkaandeel afzet en omzet
Marktaandeel prijs omzet Marktaandeel omzet Apple 10 25% 800 8.000 33,33% Samsung 20 50% 600 12.000 Blackberry 400 4.000 16,67% Totaal 40 100% 24.000

12 2.2 Opbrengst, kosten en winst
Totale winst (TW) = totale opbrengsten (TO) – totale kosten (TK) Winst: doel van een bedrijf

13 Opbrengst Opbrengst = omzet Omzet = prijs * afzet ( p * q)

14 Voorbeeld Spijkerbroekenfabriek verkoopt 10.000 broeken voor € 15.
Afzet is Omzet is * € 15 = €

15 Opbrengstfunctie Benzinepomp. Een liter kost € 1,90
Opbrengstfunctie: TO = 1,9q Wat is opbrengst als er 1000 liter wordt verkocht (q = 1000) Wat is de opbrengst als er 300 liter wordt verkocht?

16 Kosten (1) Kosten moet je maken om iets te kunnen produceren (zonder schoolgebouw of leraren geen onderwijs) B.v. huur van een gebouw, salarissen, inkoop, energiekosten en afschrijvingen

17 Kosten (2) Totale kosten (TK) = totale constante kosten (TCK) en totale variabele kosten (TVK) Constante kosten veranderen niet met toe- of afnemen van de productie/verkoop Variabele kosten veranderen wel met toe of afnemen van de productie/verkoop

18 Kosten (3) Benzinepomp Constante kosten: € 1.000.000
Variabele kosten: € 0,3 per liter Kostenfunctie: TK = ,3q Wat zijn de totale kosten bij 1000 liter?

19 Kosten (4) Afschrijvingen
Stel je koopt een machine van € die 10 jaar meegaat Je verdeelt de aankoopkosten dan over 10 jaar; elk jaar € aan kosten. De € noemen we afschrijvingen. Je schrijft ieder jaar € af op de aankoopwaarde van €

20 Break even punt BEP = break even punt
Het punt (omzet of afzet) waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten en er dus geen verlies of winst is. We noemen dat ook wel quitte spelen. Belangrijk om dat een bedrijf wil weten hoeveel hij van een product moet verkopen om uit te kosten te komen.

21 Voorbeeld Fietsfabriek Ton Gesink verkoopt fietsen voor € per stuk Zijn constante kosten zijn € , vooral bestaande uit de huur van het fabriekspand en het salaris van de directeur De variabele kosten zijn € 500 per fiets, bestaande uit materiaal en personeel.

22 Voorbeeld Hoeveel fietsen moet Ton verkopen om quitte te spelen. Dus waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten.

23 BEP 300 fietsen. Hoe kunnen we dat berekenen/bepalen
Met TO en TK functie Met het tekenen van een tabel

24 Voorbeeld De opbrengstfunctie of TO functie: TO = 1.000q
De kostenfunctie: TK = q BEP: bij welke omzet (TO) of afzet zijn de kosten gelijk aan de opbrengsten:

25 Voorbeeld TO = TK 1000q = 150.000 + 500q 500q = 150.000 ,
q = 300, dus bij 300 fietsen is hij uit de kosten, speelt hij quitte

26 En met een tabel Bord

27 Break even afzet en omzet
Break even afzet: de afzet waarbij we quitte spelen Break even omzet: de omzet waarbij we quitte spelen Bij Ton: 300 fietsen is break even afzet Bij Ton: 300 * € = € is break even omzet. Break even omzet is dus break even afzet x verkoopprijs

28 Opdrachten Opdracht 2.9

29 Voorbeeld en stappenplan
Spijkerbroekenfabriek Verkoopt spijkerbroeken voor € 100 De constante kosten zijn € De variabele kosten zijn € 50 per broek

30 Stap 1 Vertaal de tekst in totale opbrengstenfunctie en totale kostenfunctie, dus: TO = 100q TK = q

31 Stap 2 Bij het Break even point zijn de totale kosten gelijk aan de totale opbrengsten. Zet de totale opbrengstenfunctie en de totale kostenfunctie dan in een vergelijking, als volgt TO = TK 100q = q

32 Stap 3 Los de vergelijking op Trek 50q af van 100q 50q = 100.000
Deel vervolgens beide kanten door 50 q = (is break even afzet)

33 Stap 4 Om de break even omzet te berekenen
Vermenigvuldig de break even afzet (q) met de prijs. 2.000 * € 100 = €

34 Voorbeeld: zwembad Flevoparkbad
Een kaartje kost € 3 TO = 3q De constante kosten zijn € De variabele kosten zijn laag: € 0,1 per bezoeker. TK = ,1q Bij bezoekers wordt € verlies gemaakt. Pas bij bezoekers wordt quitte gedraaid

35 Lowlands TO = 235q € 35 per bezoeker. Ook goed is € 35 x = € TK = q TO = TK → 235q = q → 200q = → q =

36 f. TW = TO - TK (bij 55.000 bezoekers).
TO = 235 x = TK = ( ) + (35 x = ) = TO - TK = g. GVK = / = 35. GCK = / = 163,64

37 Gemiddelde kosten De kosten per product die gemaakt worden bij de afzet van een bepaalde hoeveelheid kosten GTK = GCK + GVK GCK = TCK/afzet GVK = TVK/afzet

38 Gemiddelde kosten Ton Gesink produceert en verkoopt 500 fietsen.
Bereken de gemiddelde kosten per fiets

39 Gemiddelde kosten Aantal fietsen Totale Constante kosten
Constante kosten per fiets Variabele kosten Totale variabele kosten Variabele kosten per fiets 500 300 1.000 150 2.000 75

40 Gemiddelde kosten Dus naarmate je meer fietsen maakt, worden de kosten per fiets lager. Je kunt immers de gelijkblijvende constante kosten over meer fietsen uitsmeren.

41 Voorbeeld Bij Break even punt zijn TK = TO
Voorbij BEP verdient Gesink op elke fiets € 500 Tot het moment dat hij niet meer fietsen kan maken omdat zijn fabriek te klein is. Bereken de maximale totale winst, ervan uitgaande dat Gesink maximaal 500 fietsen kan maken (de productiecapaciteit is 500)

42 Marginale kosten Fietsfabriek Ton Gesink verkoopt fietsen voor € per stuk Zijn constante kosten zijn € , vooral bestaande uit de huur van het fabriekspand en het salaris van de directeur De variabele kosten zijn € 500 per fiets, bestaande uit materiaal en personeel.

43 Marginale kosten Marginale kosten: de extra kosten om 1 extra fiets te maken. In het voorbeeld is dat € 500, gelijk aan de variabele kosten Marginale opbrengsten: de extra opbrengsten bij de verkoop van een extra fiets (is gewoon de verkoopprijs, in ons voorbeeld € 1.000) Dus de verkoop van een extra fiets levert € 400 op.

44 Marginale kosten Zolang de marginale opbrengsten hoger zijn, dan de marginale kosten, ga je door met produceren In ons voorbeeld zijn de marginale opbrengsten € en de marginale kosten € 500. De marginale kosten kunnen op een gegeven moment hoger worden dan de marginale opbrengsten. Dan stop je met produceren!!!!!

45 Marginale kosten De marginale kosten kunnen op een gegeven moment hoger omdat je de productie moet uitbesteden of omdat arbeid heel duur wordt of door hoge transportkosten.

46 Afschrijvingen Afschrijvingskosten: jaarlijkse kosten van waardevermindering van een machine, gebouw of voertuig. Ik koop een machine voor € en gebruik die machine 10 jaar. Na 10 jaar is de machine nog € waard. Jaarlijkse afschrijvingskosten: (€ € )/10 = € 9.000 Ik smeer de kosten van de machine uit over het aantal jaren dat ik de machine gebruik.

47 Afschrijvingen Jaarlijkse afschrijvingskosten: (aanschafwaarde – restwaarde)/aantal jaren. Bereken de afschrijvingskosten: GGCA bouwt een nieuwe school voor € De school gaat 20 jaar mee en heeft na 20 jaar een restwaarde van € Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten

48

49

50


Download ppt "Havo 11 2013-2014."

Verwante presentaties


Ads door Google