Loonkost, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid: Een analyse met Belgische Bedrijfsgegevens Prof. Dr. Filip Abraham Prof. Dr. Joep Konings K.U.Leuven
Doel en Motivatie De Tijd, 18 januari 2010: “België tuimelt uit top 3 productiviteit” Concurrentiekracht eurozone: Grote verschillen in reële wisselkoersen met als gevolg verlies aan exportmarten
% verandering reële wisselkoers
Negatief verband verandering export marktaandeel en verandering concurrentiekracht (reële wisselkoers)
Relevantie voor België Wet van 25 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen legt een kader (norm) vast voor de maximale stijging van de loonkosten. Gecumuleerde loonkosthandicap t.o.v. de drie buurlanden bedraagt 3,5%, vooral met Duitsland loopt het verschil op. Wat is het gevolg voor de interne concurrentiekracht (verhouding loonkosten & productiviteit) en de externe concurrentiekracht (evolutie t.o.v. buitenland). Op basis van meer dan ondernemingsgegevens maakt huidige studie een schatting van het effect van de loonkost, productiviteit en de globale economie op de jobcreatie in Belgische ondernemingen.
Toelichting over: Theoretisch Denkkader Enkele kerncijfers De impact van loonkost, productiviteit en globale economie op de werkgelegenheid Beleidssimulaties: jobcreatie door wegwerken van 3,5% loonkostverschil ten opzichte van 3 belangrijkste handelspartners
stijging van loonkost per uur/werknemer benadering vanuit de onderneming benadering vanuit de werkgelegen- heid weten- schappelijke benadering impact op de bedrijfsorganisatie : interne concurrentiekracht impact op de strategische markt- positionering: internationale concurrentiekracht technologie en logistiek inzet van productie- factoren ontwikkeling van de vraag eigen concurrentie- kracht positie van concurrenten minder jobs door substitutie van arbeid door kapitaal, technologie en outsourcing minder jobs door verlies aan winstgevendheid en tanende concurrentiekracht arbeidsvraagfunctie met bedrijfsoptimalisatie en strategische marktpositionering
Of in economisch jargon pMP Vraag naar arbeid verschuift en stijgt door: (i)toename productiviteit (MP) (ii)Toename vraag product (p) Maar langsheen de vraagcurve: (iii) Loonkosten w jobs (i) & (ii) (iii) N0N1 2 e orde effecten: -Stijgende w stijgende MC stijgende p verlies marktaandeel - effect op elasticiteiten - effect op effectieve arbeidskrachten (persistentie werkloosheid
Model
Data & Resultaten
Heterogeniteit tussen ondernemingen
Evolutie Loonkosten, Productiviteit en concurrentiekracht (loonkost/eenheid product)
Maar externe concurrentiekracht… % verschillen in loonkost per eenheid product in vergelijking met buurlanden, bron NBB & OESO
Loonkosten, productiviteit, globalisering en werkgelegenheid Loonkoststijgingen die tot een verlies aan interne concurrentiekracht leiden, kosten jobs. Eén percent loonkoststijging resulteert in een daling van de tewerkstelling met 0,44% in de gehele economie en met 0,521% in de industriële sector. Loonkoststijgingen die de interne concurrentiekracht ongewijzigd, kosten jobs. Wanneer in een onderneming een toename van de loonkost met 1% gecompenseerd wordt door een productiviteitsverbetering met 1%, daalt de werkgelegenheid in de industriële sector met 0,398% en in de hele economie met 0,418%. Productiviteitswinsten in de industriële sector die gepaard gaan met loonbeheersing scheppen werkgelegenheid. Concreet vinden we dat in Belgische industrie een stijging van de productiviteit met 10% resulteert in 1,2% meer jobs op voorwaarde dat de loonkost niet stijgt. Productiviteitswinst die vertaald wordt in hogere lonen, draagt daarentegen weinig bij tot een expansie van de werkgelegenheid. Ruwweg gezegd verdwijnt de expansie van de industriële tewerkstelling als meer dan een kwart van de productiviteitsverbetering besteed wordt aan een toename van de loonkost. Globalisering is zowel een troef als een uitdaging voor de industriële sector De situatie in industriële en niet-industriële ondernemingen is verschillend.
Tabel 4: Toename in de werkgelegenheid ten gevolge van het wegwerken van een 3,5% verschil in loonkost ten opzichte van de 3 belangrijkste handelspartners in loonmatiging extra jobs in % X 1000 simulatie 1: verschil in loonkost linear wegwerken industriële ondernemingen1,75 5,6679,69115,359 niet-industriële ondernemingen1,75 17,90330,25648,159 alle ondernemingen1,75 23,57039,94763,518 simulatie 2: verschil in loonkost wegwerken in functie van de verwachte economische groei industriële ondernemingen1,42,14,53410,02014,554 niet-industriële ondernemingen1,42,114,32231,36645,688 alle ondernemingen1,42,118,85641,38660,242 Jobcreatie door het wegwerken van 3,5% loonkosthandicap ten opzichte van 3 handelspartners in
De belangrijkste vaststelling van de beleidsimulaties is dat de jobcreatie zich in alle simulaties situeert tussen de en jobs. De variatie tussen de simulaties ligt in de timing waarin men de bijkomende zuurstof voor de werkgelegenheid toedient. Jobcreatie door het wegwerken van 3,5% loonkosthandicap ten opzichte van 3 handelspartners in