Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Advertisements

Hoe is het opgebouwd Een eenvoudige uitleg
WIA Wet Werk en Inkomen naar arbeidvermogen
VWO 4: Markten-1 Hoofdstuk 4: De Werkloosheid
Hoofdstuk 2 Inkomen en inflatie
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Quiz hoofdstuk 6.
 (het wordt niet makkelijk…)
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
Arbeidsmarkt: het geheel van vraag en aanbod van arbeid De arbeidsmarkt is een abstracte markt (géén aanwijsbare plek). De Albert Cuypmarkt in Amsterdam.
Netto en bruto inkomen, of belasting en sociale premies.
17.3 t/m 17.5 Sociale zekerheid, herverdeling, sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.
Scholing Werkritme krijgen.
Lesbrief Arbeidsmarkt
Inkomen les t/m Begrippen Duurzame ontwikkeling In behoeften van mensen voorzien op een manier, die ook goed is voor toekomstige generaties.
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 3: De strijd om de poen
Hoofdstuk 6: Werk en uitkeringen
gespannen arbeidsmarkt
Inleiding arbeidsmarkt
Werkloosheid Nadelen en voordelen.
Welvaart Hoofdstuk 4.
Markten 1 H1.
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 16 Inzichtvraag & 77 t/m 80
Inkomen les 18 Begrippen & 85 t/m Begrippen Collectieve regelingen Regelingen die gelden voor alle mensen van een bepaalde groep.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen les 8 37 t/m 46.
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Inkomen les 19a Begrippen & 95 t/m Begrippen AKW Algemene Kinderbijslagwet: wet die regelt dat mensen met kinderen tot 18 jaar een uitkering krijgen.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 4: Loonvorming in de praktijk
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
Lesplanning 6.7 Deze les oefenen met moeilijke opgaven met behulp van 6.7 Volgende les samenvatting 24 april proefwerk hoofdstuk 6.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Samenvatting Intro Samenvatting:
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Goede tijden, slechte tijden
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Hoofdstuk 4 Waarom werken?
Uitleg paragraaf 4.4 Klas: 2M5.
Samenvatting hoofdstuk 1
Conjunctuur.
Herhaling Hoofdstuk 1.
5.4 Hoe werk je? De overheid is ook een producent. Ze levert vooral diensten. Bijvoorbeeld: Gezondheidszorg & Onderwijs Een groot gedeelte van de kosten.
7.1: Van de wieg tot het graf
Hoe moet ik mijn loonstrookje lezen?
7.2 Wat doet de overheid voor ons?
Uitleg paragraaf 4.3 Klas 2M5.
6.3 Geen werk? Wat zijn de gevolgen als je je baan verliest?
Arbeidsmarkt Als je op de markt loopt zie je om je heen verschillende kopers en verkopers. De vraag naar een product bestaat uit de mensen die een product.
Aantekeningen Hoofdstuk 1
22 dagen x 8 uur = 176 uren Maandloon, 12 maanden per jaar. Een kalendermaand bevat gemiddeld 22 werkdagen Bruto salaris. Naast dit deel draagt de werkgever.
Testvragen hoofdstuk 4 T2. Vraag 1 Welke van de volgende stellingen is juist? 1.Een huisarts doet zowel lichamelijk als geestelijk werk. 2.Een brandweerman.
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
4.1 DE WERKNEMER.
Arbeidsmarkt.
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Welkom Havo 5..
3.1 PRODUCTIE.
Werknemersverzekeringen
Vmbo 2 economie Waarom werken?
Wat wordt er ingehouden op het brutoloon
Stelsel sociale zekerheid
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Thema 8 Blok 3 Aantekening van: Wie betaalt dat allemaal (blz. 43)
22 dagen x 8 uur = 176 uren Maandloon, 12 maanden per jaar. Een kalendermaand bevat gemiddeld 22 werkdagen Bruto salaris. Naast dit deel draagt de werkgever.
Transcript van de presentatie:

Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke soort arbeidsrelaties er zijn (fulltime, parttime en tijdelijke oproepkrachten) Kunnen: - Uitleggen wat arbeidsverdeling en arbeidsproductiveit met elkaar te maken hebben.

Paragraaf 2 Kennen: Verschil tussen vraag en aanbod van werk weten. Waardoor verschil in loon wordt verzaakt Verschil tussen volksverzekeringen en werknemersverzekeringen weten. Voorbeelden van uitkeringen kunnen noemen. Bijvoorbeeld: AOW-uitkering = volksverzekering. Kunnen: Van brutoloon naar nettoloon kunnen rekenen. Koopkracht verandering van een inkomen berekenen

Brutoloon:Het bedrag dat de werkgever betaalt nettoloon= brutoloon- loonheffing- premies werknemersverzekeringen- overige inhoudingen. Brutoloon:Het bedrag dat de werkgever betaalt Loonheffing = loonbelasting +premies volksverzekeringen. - Premies werknemersverzekeringen: verzekering voor alleen werknemers. (bron 2) Nettoloon: loon dat werknemer op de bank krijgt.

- loonheffing (loonbelasting + premies volksverzekeringen) Brutoloon - loonheffing (loonbelasting + premies volksverzekeringen) - premies werknemersverzekeringen overige inhoudingen. = nettoloon Inhoudingen

Opgave 6 maken, blz. 102 WB 6a) loonheffing bestaat uit loonbelasting + premies volksverzekeringen. 6b) nettoloon= brutoloon – loonheffing - premies werknemersverzekeringen- overige inhoudingen. €21.200- € 5.840- € 825- € 397- = € 14.138 per jaar 6c) €14.138 : 12 = €1.178,16 per maand

Paragraaf 3 Kennen: Weten wat de begrippen betekenen Kunnen: Uitleggen hoe een hoogconjectuur ontstaat en wat dit betekent voor een land. (Hoog BBP, weinig werkloosheid) Uitleggen hoe een laagconjectuur ontstaat en wat dit betekent voor een land. (Laag BBP, veel werkloosheid)

↕ = BBP Hoog conjunctuur Veel productie dus veel werk Laag conjunctuur = weinig werklozen Laag conjunctuur Weinig productie dus weinig werk = veel werklozen

MAKEN: 1a + 1b + 1c + 1d (blz. 102 WB) Verandering in procenten= (nieuw – oud) : oud x 100 1a) (490.000-325.000):325.000x100 = 50,8% 1b) (325.000-490.000):490.000x100=-33,7% 1c) bij 1a wordt 325.000 als basis genomen en bij 1b wordt 490.000 als basis genomen.

Mensen met betaald werk + werklozen.(=mensen die willen werken) Beroepsbevolking= Mensen met betaald werk + werklozen.(=mensen die willen werken)                                             aantal werklozen  werkloosheidpercentage = ----------------------- × 100                                             beroepsbevolking 

Paragraaf 4 Kennen: Weten hoe de overheid werkloosheid probeert op te lossen. Kunnen uitleggen:

Scholing Werkritme krijgen filmpje scholing 0:40 20:45

Wat kan de overheid doen tegen werkloosheid? Uitkeringen omlaag. scholing Overheid moet mensen in dienst nemen. Kortere werkweken, waardoor er tijd voor anderen vrijkomt. Mensen verplichten om minder leuk werk te doen. Anders geen uitkering Zorgen dat mensen meer gaan kopen, waardoor er meer geproduceerd moet worden -> dus meer werk.

Werknemers en werkgevers stellen samen met de werkgever de cao op Dit betekent collectieve arbeidsovereenkomst. Hierin staan afspraken tussen werkgevers en werknemers over het salaris, de arbeidstijden, vrijedagen, etc. Prijscompensatie betekent dat lonen net zo hard stijgen als de prijzen. Koopkracht blijft gelijk.

Opgave 11 blz. 103 WB Verandering in procenten= (nieuw – oud) : oud x 100 11a) (€1.644- €1.600): €1.600 x100 = 2,8% Dus de inkomsten stijgen met 2,8% 11b) verandering koopkracht = toename inkomsten – inflatie. DUS : 2,8 %-3,5%= -0,7% de koopkracht is dus met 0,7% afgenomen. 11c) in de cao 11d) 3,5% van €1.600 = €1.600x0,035 = € 56 dus hij had €56+ €1.600 = €1.656 moeten verdienen zodat hij hetzelfde kan blijven kopen(koopkracht)