Hoofdstuk 5: Het huishouden
Onroerende goederen Niet verplaatsbare goederen. Huren of kopen??? Gebouwen en grond. - Huurder betaalt alleen huur - Bij kopen moet je rekening houden met: Hypotheeklasten (rente & aflossing) Rente hypotheek is aftrekbaar voor inkomstenbelasting Onderhoudskosten Verzekeringskosten Onroerende zaak belasting Gemeentelijke belasting voor eigenaren van onroerende goederen
Netto woonlasten Rente hypotheek na aftrek van het belastingvoordeel Onderhoudskosten Verzekeringskosten Belastingen wegens bezit van de woning
CBS Centraal Bureau voor de statistiek. Instantie die gegevens verzamelt over productie & inkomen. Budgetonderzoek Onderzoek naar het bestedingsgedrag van gezinnen.
Indexcijfers waarde uit de betreffende periode Indexcijfer = waarde uit het basisjaar x 100 Een indexcijfer is een verhoudingsgetal, dus géén procenten… Indexcijfer 104,5 Betekent dat iets met 4,5 % is gestegen tov het basisjaar. Indexcijfer 97,3 Betekent dat iets met 2,7% is gedaald tov het basisjaar.
Reëel inkomen de waarde van het inkomen in goederen & diensten uitgedrukt Koopkracht Indexcijfer nominaal inkomen Indexcijfer koopkracht = Prijsindexcijfer x 100 Nic Ric = Pic x 100 Geldontwaarding Inflatie leidt bij een gelijkblijvend nominaal inkomen tot een daling van het reële inkomen, de koopkracht daalt.
Consumentenprijsindex Gewogen prijsindexcijfer, algemene prijsstijging voor een gemiddeld huishouden. Som (Prijsindexcijfer x wegingsfactoren) Som van de wegingsfactoren