HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
§ 2.2blz. 11 Nominaal inkomen Het in geld uitgedrukte inkomen. Reëel inkomen de waarde van het inkomen in goederen & diensten uitgedrukt Koopkracht Iemand verdient € per maand. Waarde uit betreffende periode Waarde uit basisjaar x 100 Indexcijfer Inkomen Prijzen = Aantal producten dat je kan kopen met je inkomen
§ 2.2blz. 11 Indexcijfer nominaal inkomen Indexcijfer koopkracht = Prijsindexcijfer x 100 Nic Ric = Pic x 100
§2.7 Consumeren en sparenblz. 19 SparenLenen Niet consumeren van een deel van je inkomen. … Je stelt je consumptie/ besteding uit naar de toekomst. Je haalt je consumptie/ besteding naar voren. Koopmoment ligt voordat je je inkomen ontvangt.
§2.7 Consumeren en sparenblz. 19 VroegverdienerLaatverdiener Op jonge leeftijd gaan werken en stoppen met doorleren. Met het doorleren kan je pas werken op latere leeftijd.
§2.3 Afspraken op papier blz. 35 Belastbaar inkomen: Brutoloon Aftrekposten - Belastbaar inkomen
§2.3 Afspraken op papier blz. 35 Te betalen/ te vorderen loonheffing: Verschuldigde loonheffing over belastbaar inkomen Positief getal= te betalen loonheffing Negatief getal = te vorderen loonheffing Heffingskortingen - Te betalen of te vorderen loonheffing
§2.5 De verdeling van de middelenblz. 14 Lorenzcurve Geeft mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer.
§2.5 De verdeling van de middelenblz. 14 NivelleringDenivellering Inkomensverschillen worden kleiner als gevolg van de herverdeling. Inkomensverschillen worden groter als gevolg van de herverdeling. Schevere inkomensverdeling - Progressieve belastingen - Inkomensafhankelijke subsidies & uitkeringen Van rood naar blauw. Van blauw naar rood. vwo/begrippen-inflatie-vwo/96-nivelleren
§2.5 De verdeling van de middelenblz. 14 Stappenplan tekenen Lorenzcurve: 1. Zet de inkomens van laag naar hoog. 2. Verdeel het aantal personen in even grote groepen. 3. Bereken de groepen personen in procenten van het totaal. 4. Bereken de inkomens in procenten van het totaal. 5. Cumuleer (optellen) de percentages van de personen. 6. Cumuleer (optellen) de percentages van de inkomens. 7. Teken de punten in een grafiek.