De Mol 2 4 Havo-VWO.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Inleiding in de RedOx chemie
Advertisements

De mol.
3. Stoichiometrie Hoeveelheden berekenen van stoffen bij een chemische reactie Natuurwetenschappen Gezondheid en voeding.
Soorten evenwichten 5 Havo.
Wijziging planning Vandaag korte uitleg over 3.6/3.7, Powerpoint staat bij downloads. Vandaag zelf practicum 3.10 uitvoeren na uitleg Woensdag SO reactievergelijkingen,
Van reactieschema tot reactievergelijking
H16. Berekeningen aan zuren en basen
Reactievergelijkingen kloppend maken
Chemisch rekenen Bij scheikunde wordt gebruikt gemaakt van het aantal
Moleculen en atomen Hoofdstuk 7.
mol molariteit percentage promillage ppm
Hoofdstuk 4 Zouten.
Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Zuren en Basen Introductie Klas 5.
Massaverhoudingen Klas 3
Chemische reacties De mol.
Scheikunde DE MOL.
Opstellen van zuur-base reacties
De Mol Klas 4.
Evenwichtsvoorwaarde
Reactiesnelheid Evenwichten
Wetenschappelijk onderzoek naar chemische formules
Rekenen met atomen De mol.
5 VWO Hst 8 – zuren en basen.
Chemisch rekenen In de derde klas hebben we bij scheikunde geleerd met massaverhoudingen te rekenen. Nu gaan we de reactievergelijkingen gebruiken om.
5 VWO Hst 8 – zuren en basen.
Berekeningen aan redoxtitraties
Opstellen reactievergelijkingen
pijl rechts volgende; pijl links terug
Pijl rechts: verder pijl links: terug Kloppend maken In een reactieverglijking moet van elke atoomsoort voor en na de pijl evenveel atomen zijn Dus alle.
Massa’s en massaverhoudingen bij een chemische reactie
3.6 Rekenen aan reacties 4T Nask2 3 Verbrandingen.
Oplossen en indampen van zouten
Reactievergelijkingen Klas 3
Chemisch rekenen Bij scheikunde wordt gebruikt gemaakt van het aantal
Chemisch rekenen: overzicht
Evenwichten De K ev is dus afhankelijk van de temperatuur !!!! Als de temperatuur stijgt zal het evenwicht reageren naar de endotherme kant.
pijl rechts: verder pijl links: terug
Reactievergelijkingen kloppend maken 2
Bereken een massapercentage
Reactievergelijkingen kloppend maken.
3.4 Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Berekeningen aan zuren en basen
De chemische concentratie
4.4.Doorstroom Scheikunde H 1
Nova Scheikunde VWO hoofdstuk 1
Formules, vergelijkingen en mol (en)
Verdunningen berekenen
Chemisch rekenen Hfst 3.4 t/m 3.7. Een chemische reactie verloopt vaak niet voor 100% De opbrengst (de Yield = de hoeveelheid product(en) is dan lager.
Zuurgraad Verband pH en [H 3 O + ] – pH = - log [H 3 O + ] – [H 3 O + ] = 10 -pH – pH = 3,56 Wat is [H 3 O + ] – [H 3 O + ] = 10 -pH = Hoe zit het met.
Molariteit Molariteit concentratie van stof X [X] = Eenheid molair M
Rekenen aan reacties Zo doe je dat Stap 1
Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4
Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 5
Reactievergelijkingen Een kwestie van links en rechts kijken.
Rekenen met concentratie
Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3.
Rekenen aan reacties 4 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 6.
H6 Zuren en basen.
Stappenplan rekenen stap 1: LEZEN stap 2: kloppende reactievergelijking stap 3: molecuulmassa’s stap 4: massaverhouding stap 5: verhoudingstabel stap 6:
3.7 Rekenen met massaverhoudingen
Scheikunde Chemie overal
Bindingen Waterstof H : H Natriumchloride Na+ Cl- Na+ :Cl- Waterstofchloride δ + δ - H : Cl atoombinding ionbinding polaire atoombinding dipoolmolecuul.
Rekenen met atomen De mol.
Wetenschappelijk onderzoek naar chemische formules
Opstellen reactie vergelijking
Wat is mol??? Rekenen aan de deeltjes. Meten aan stoffen Grootheden en eenheden Grootheid = wat we meten, de elektrische energie die we gebruiken. Eenheid.
Wetenschappelijk onderzoek naar chemische formules
Berekeningen aan redoxtitraties
Transcript van de presentatie:

De Mol 2 4 Havo-VWO

Rekenen aan reacties Kloppende reactievergelijking opstellen Massa’s in u berekenen Massaverhouding bepalen. Benodigde hoeveelheden uitrekenen

Rekenen dmv de Mol Hoeveelheden in mol berekenen, ipv in u 2 SO2 (s) 2 moleculen SO2 4 moleculen SO2 6 moleculen SO2 2 dozijn moleculen SO2 1000 moleculen SO2 2×6,02 · 1023 molec. SO2 2 mol SO2 + O2 (g) + 1 molecuul O2 + 2 moleculen O2 + 3 moleculen O2 + 1 dozijn moleculen O2 + 500 moleculen O2 + 6,02 · 1023 molec. O2 + 1 mol O2 → 2 SO3(g) → 2 moleculen SO3 → 4 moleculen SO3 → 6 moleculen SO3 → 2 dozijn moleculen SO3 → 1000 moleculen SO3 → 2×6,02 · 1023 molec. SO3 → 2 mol SO3

Rekenen dmv de Mol 2 De coëfficienten in de reactievergelijking geven aan in welke aantalsverhouding de moleculen bij een reactie reageren. De coëfficienten geven dus ook aan, in welke molverhouding de stoffen bij een reactie reageren.

Voorbeeldjes Geef de molverhoudingen van de volgende reacties: a) De productie van ammoniak uit waterstof en stikstof. b) De ontleding van chroom(III)chloride in chroom en chloor. c) De verbranding van (de brandstof!) koolstofmonoxide. d) De additie van waterstof aan etheen.

Stappenplan 1. stel de reactievergelijking op 2. kijk wat er gegeven wordt (hoeveel van welke stof) en wat er wordt gevraagd 3. leid uit de reactievergelijking de molverhouding tussen de gegeven en de gevraagde stof af 4. reken de hoeveelheid gegeven stof om naar mol 5. bereken uit de molverhouding en het aantal mol van de gegeven stof, hoeveel mol er van de gevraagde stof reageert 6. reken het aantal mol van de gevraagde stof om naar de gevraagde eenheid 7. controleer je antwoord: juiste eenheid? Juiste significantie? Eenheid en stof achter je antwoord gezet?

1) Natriumcarbonaat wordt gebruikt bij de productie van glas 1) Natriumcarbonaat wordt gebruikt bij de productie van glas. De stof ontstaat bij de reactie tussen vast calciumcarbonaat en vast natriumchloride. Er ontstaat ook vast calciumchloride. a) Bereken hoeveel ton natriumchloride reageert met 1,00 ton calciumcarbonaat. b) Hoeveel ton natriumcarbonaat wordt er dan gevormd? 2) In een raket wordt de brandstof hydrazine (N2H4) gebruikt. Dit reageert met H2O2 tot stikstof en water. In een bepaalde raket kan 4500 kg hydrazine. Hoeveel kg waterstofperoxide moet deze raket minimaal meenemen om de hydrazine volledig te laten verbranden? 3) Chloorgas kan worden gemaakt door een oplossing van natriumchloride onder spanning te zetten. Daarbij ontstaat naast chloorgas ook waterstofgas en opgeloste hydroxide-ionen. a) Stel de reactievergelijking van deze reactie op. De oplossing van natriumchloride kun je maken door vast keukenzout in water op te lossen. b) Geef van dit oplossen de reactievergelijking. c) Bereken hoeveel gram vast natriumchloride minimaal moet worden opgelost is om 50 g chloorgas te maken.

1.a) stel een reactievergelijking op: CaCO3(s) + 2 NaCl(s) → Na2CO3(s) + CaCl2 1,00 ton CaCO3 = 1,00 · 103 kg CaCO3 = 1,00 · 106 g CaCO3 Molaire massa CaCO3 = 100,1 g mol–1, dus 1,00 ton CaCO3 is (1,00 · 106 g / 100,1 g mol–1) = 9,99 · 103 mol CaCO3 Er reageert twee keer zoveel mol NaCl met de CaCO3, ofwel 19,98 · 103 mol NaCl. Molaire massa NaCl = 58,44 g mol–1, dus dat is 19,98 · 103 × 58,44 = 1,17 · 106 g NaCl, ofwel 1,17 · 103 kg NaCl ofwel 1,17 ton NaCl (3 sign.) b) Er wordt evenveel mol Na2CO3 gevormd als dat er CaCO3 verdwijnt (molverhouding 1 : 1). Dus er ontstaat ook 9,99 · 103 mol Na2CO3. Molaire massa Na2CO3 = 106,0 g mol–1. Daarmee volgt als eindantwoord 1,06 ton natriumcarbonaat (3 sign.) 2) In een raket wordt de brandstof hydrazine (N2H4) gebruikt. Dit reageert met H2O2 tot stikstof en water. In een bepaalde raket kan 4500 kg hydrazine. Hoeveel kg waterstofperoxide moet deze raket minimaal meenemen om de hydrazine volledig te laten verbranden? reactievergelijking: N2H4 + 2 H2O2 → N2 + 4 H2O molverhoudingen: 1 : 2 : 1 : 2 4500 kg N2H4 = 4,500 · 106 g N2H4. Met molaire massa = 32,05 g mol–1 (2 decimalen) is dat dus 1,4040 · 105 mol N2H4. Dat reageert met twee keer zoveel mol H2O2, ofwel 2,8079 · 105 mol H2O2 Molaire massa H2O2 = 34,02 g mol–1 (2 decimalen), dus dat is 9553 kg H2O2 (4 sign)

3) a) Cl– (aq) → Cl2(g) + H2(g) + OH–(aq) je ziet al, dat er O-atomen nodig zijn voor de pijl. Omdat alles in water zit, zal er wel water meereageren: 2 Cl– (aq) + 2 H2O(ℓ) → Cl2(g) + H2(g) + 2 OH–(aq) b) NaCl(s) → Na+(aq) + Cl–(aq) c) Van achter naar voor: beginnen bij Cl2 - 50 g Cl2 = 0,705 mol Cl2 (molaire massa Cl2 = 70,90 g mol–1) - 0,705 mol Cl2 ontstaat uit tweemaal zoveel mol Cl–, dus uit 1,41 mol Cl– (onafgerond gerekend) (molverhouding Cl– : Cl2 is 2 : 1, zie reactievergelijking opgave a) ) Nu naar de tweede reactievergelijking: het oplossen van NaCl. Dat is in molverhouding 1 : 1 : 1 Voor 1,41 mol Cl– heb je dus ook 1,41 mol NaCl(s) nodig. Molaire massa NaCl is 58,44 g mol–1, dus je moet 1,41 mol × 58,44 g mol–1 = 82 g NaCl oplossen (2 sign. vanwege 50 g Cl2)