Economische kringloop

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Modellen Hoofdstuk 3.
Advertisements

Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Nationale grootheden Klik om verder te gaan.
Kopen en werken Hoofdstuk 5: Een eigen bedrijf
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 1: Vakantie of werken
Dienstverlenende ondernemingen
HAVO 5: Inkomen en groei Hoofdstuk 3: Het nationaal inkomen
Economie VWO 3 Les 1 – Introductie Datum: Docent:
Europese samenwerking
Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
Economie H3b 26 maart  Bespreken SO  Vragen over stof?  Laatste kans op vakhulp.
VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis
Inkomen verdienen.
Modellen VWO 6.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 11 Vrij kapitaalverkeer. (2/14) Het vrije kapitaalverkeer (inclusief het vrije betalingsverkeer) wordt gewaarborgd door artikel 56 van het Verdrag:
Luc Van OotegemHoofdstuk 211 Hoofdstuk 21 Vraagzijde - Reële sfeer “Goederenmarkt”
Les 3 opgave 11 t/m 15 Kennisvragen WERKBOEK blz 11.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Boekje: Kopen en Werken Hoofdstuk 1:
Hoofdstuk 5: Het huishouden
HAVO 5: Groei en inkomen Hoofdstuk 1: De vorming van inkomen
De Nederlandse economie 2 e kwartaal 2010 PROGRAMMA Opening en uitreiken persmap – Leespauze – Presentatie uitkomsten door.
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Economische gedrag van onderneming en instituties
Hoofdstuk 3: Aan het werk
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
HOOFDSTUK 11 GLOBALISERING.
§ 2 CHINA DE FABRIEK VAN DE WERELD
Economische kringloop
ECONOMIE EN RUIMTE I THIERRY VANELSLANDER – ACADEMIEJAAR VOORWERP EN METHODE.
J. Zonjee Toegevoegde waarde. Marktwaarde en toegevoegde waarde Overheid Bruto en netto.
Hoofdstuk 8 Btw-reglementering.
Economie Paragraaf
Investeringen Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
8.1 Waarom handel met het buitenland?
3.4 Hoe woon je? Als je gaat verhuizen kun je een huis kopen of huren.
Budgetteren H5 Omzetbelasting Ondernemer detailhandel.
Implema ntation of UN Resolutio n 1373 Financiële sancties FOD Financiën – Thesaurie 21 April april 2015 FOD Financiën - Thesaurie.
 Traditionele exportproducten (onbewerkte landbouw- en mijnbouwproducten) worden steeds minder waard.  Men kan minder importeren (ruilvoetverslechtering).
De Nederlandse economie 3 e kwartaal 2011 PROGRAMMA Opening en uitreiken persmap – Leespauze – Presentatie uitkomsten door.
H1. Export in Europees en mondiaal perspectief
De betalingsbalans Een systematisch overzicht van alle economische transacties met het buitenland gedurende een jaar.
De economische kringloop
Internationale marketing
1 Bas Toorenburg TIM BV in de Zorg 2007 V01 Financiën in de gezondheidszorg Bas Toorenburg Oktober 2007.
Economische crisis Samenvatting. Hoofdstuk 1: kredietcrisis Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand;
Economie.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
3.1 PRODUCTIE.
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Hst 4 Hoe wordt er gewerkt?
Toegevoegde Waarde 1 IntroFox.
Pitch t.b.v. aanvraag budget bij Club van 50 . < Naam aanvrager /naam commissie> Aanvrager: Korte omschrijving idee: < Idee in het kort> Kosten in €:
Schaarste en welvaart Produceren en kiezen.
Beste Havo 4..
Beste Havo 4..
Internationale marketing
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
1. Wat is economische groei?
Vmbo 2 economie Goede producten?
Marketing Week 3 Les 1 (maandag 11 december 2017)
Economische kringloop
Macro-economische analyse: wat en waarom?
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
Transcript van de presentatie:

Economische kringloop geldstromen tussen economische huishoudingen

(factor) inkomen In elke economie bieden gezinnen aan de bedrijven productiefactoren aan, te weten arbeid (menselijke inspanningen), kapitaal (machines), natuur (grond) en ondernemerschap (geestelijke arbeid). Zij krijgen hiervoor inkomens, respectievelijk loon, rente, pacht en winst. Economisch gezien zijn gezinnen de eigenaar van de productiefactoren en ontvangen inkomen voor het ter beschikking stellen ervan.

produceren Produceren = voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren Toegevoegde waarde = de waarde die een onderneming toevoegt aan ingekochte grond-/hulpstoffen en diensten van derden met behulp van productiefactoren. Hiermee maken de bedrijven hun producten, met behulp van grondstoffen of halffabrikaten, die ze bij andere bedrijven gekocht hebben; dit noemen we per bedrijf de toegevoegde waarde: deze toegevoegde waarde of productie bestaat dus uit de opgeofferde productiefactoren of dus de optelsom van lonen, renten, pachten en winsten, want alle productiefactoren die meedoen aan het productieproces krijgen een inkomen. Voorbeeld: bakker op de hoek: arbeid = knecht, kapitaal = bakoven, natuur = grond + gebouw en ondernemerschap = de bakker zelf; hij maakt brood met behulp van ingekochte grondstoffen als meel waaraan hij zelf de productiefactoren als arbeid e.d. toevoegt en dus lonen e.d. moet betalen.

NI = NP

gesloten economie zonder overheid I De economische kringloop geeft al deze geldstromen (lonen, renten, pachten, winsten, etc.) weer tussen economische huishoudingen. In een model van een gesloten economie zonder overheid, ziet deze er zo uit. De gezinnen ontvangen een Nationaal Inkomen (Y) van de bedrijven omdat zij productiefactoren aan deze bedrijven aanbieden; de gezinnen gebruiken dit inkomen voor consumptie (C) en sparen (S); bij de banken komen deze besparingen binnen, die zij uitlenen aan de bedrijven voor netto- investeringen ( I), want afschrijvingen doen in dit model niet mee. De bedrijven maken vervolgens het Netto Nationaal product (W), die per definitie gelijk is aan het Netto Nationaal Inkomen, dat zij geven aan de gezinnen. We kunnen dan de volgende staatjes maken met lasten (= UITgaande geldstromen) en baten (= INgaande geldstromen):

gesloten economie zonder overheid II

gesloten economie met overheid I Gezinnen betalen nu ook belastingen (B) en kunnen dus maximaal 3 dingen doen met hun inkomen; de overheid incasseert deze belastingen en pleegt zelf overheidsbestedingen (O) bij de bedrijven (b.v. orders voor wegen aanleggen (overheidsinvesteringen), ambtenarensalarissen aan gezinnen via de bedrijven, materiële overheidsconsumptie, etc.); zij komt meestal geld tekort (O - B ) en leent dit bij de banken; het netto nationaal product bij bedrijven bestaat nu ook uit de overheidsbestedingen.

gesloten economie met overheid II

open economie met overheid I Nu komt het buitenland erbij via exportontvangsten (E) uit het buitenland voor onze bedrijven door export van goederen naar het buitenland en importbetalingen (M) aan het buitenland voor de import van goederen uit het buitenland; het buitenland leent een tekort bij de banken (en belegt een eventueel overschot bij de banken).

open economie met overheid II

open economie met overheid III dus: saldo binnenland = saldo buitenland of: spaarsaldo marktsector + saldo overheidssector = uitvoersaldo nationaal spaarsaldo = saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans Deze laatste vergelijking geldt in feite voor alle varianten van het model, maar in een model zonder buitenland vallen E en M weg en als ook de overheid niet meedoet, dan vallen ook O en B weg en resteert: (S – I) = 0. Dit kringloopmodel, hoewel een versimpeling van de werkelijkheid is overigens een basis voor allerlei andere macro-economische modellen, b.v. het model van Keynes. Ook in dat model gaat b.v. de import / export van een land louter via de bedrijven; gezinnen importeren / exporteren niet in deze modellen.