Economische politiek & Centrale overheid
Centrale overheid Organisatie en werkwijze zelf bestuderen (is reeds behandeld bij maatschappijleer / geschiedenis). Belangrijk: ken begrippen, definities, instanties. Leerwerk (niets aan te begrijpen) Tip maak definitielijstje: CBS = CPB = Rijksbegroting = Miljoenennota = Werkgebied minister SZW = Werkgebied minister EZ =
Beginselen van heffing Draagkrachtbeginsel belasting wordt geheven naar draagkracht: ‘sterkste schouders…’ komt tot uiting in progressie Profijtbeginsel wie profiteert van de diensten van de overheid moet daarvoor betalen denk ook aan ‘vervuiler betaalt’ komt tot uiting in retributies Leg uit waarom profijtbeginsel niet kan bij overdrachten (belastingen) Er is bij belastingen geen sprake van een aanwijsbare tegenprestatie! Drie beginselen van belastingheffing: - Het rechtvaardigheidsbeginsel houdt in dat de belasting naar draagkracht wordt geheven. Iemand met een hoog inkomen betaalt in procenten meer belasting dan iemand met een laag inkomen. - Het profijtbeginsel houdt in dat burgers moeten bijdragen in de kosten van overheidsdiensten al naar gelang de mate waarin ze van die diensten profiteren. - Het doelmatigheidsbeginsel houdt in dat de belastingheffing per saldo niet nadelig mag zijn voor de welvaart. De (maatschappelijke) voordelen moeten de (persoonlijke) nadelen overtreffen Het laatste beginsel wordt in het theorieboek niet genoemd en is hier voor de volledigheid gegeven. Het strekt tot aanbeveling bij het CSE om ook dat 3e beginsel te kennen!
Schema inkomsten Rijk Inkomsten Rijksoverheid - Belastingen op inkomen en winst (directe belastingen: ib, lb, vpb, ...) - Kostprijsverhogende belastingen (indirecte belastingen: btw, accijns, ...) - Nietbelastingmiddelen (overige inkomsten zoals winstuitkeringen staatsbedrijven) Zie ook dia collectieve lasten = ontvangsten collectieve sector. Inkomsten rijksoverheid = Collectieve lasten - Sociale premies, oftewel het verschil vormen de sociale premies! (geliefde examenvraag)
Schema uitgaven Rijksoverheid De uitgaven van de Rijksoverheid zijn als volgt in te delen: - Overheidsbestedingen leggen wel beslag op de beschikbare productiefactoren. Zij zijn direct van invloed op de effectieve vraag. - overheidsinvesteringen - overheidsconsumptie (personeel en materiëel) - Overdrachtsuitgaven leggen geen beslag op de beschikbare productiefactoren. Er wordt inkomen ‘overgedragen’, waardoor de inkomensverdeling verandert. Let op: uitgaven van de collectieve sector = uitgaven Rijksoverheid (i.t.t. inkomsten!)
Collectieve uitgavenquote Hoe verhouden zich uitgaven tot nationaal inkomen Vergelijk met collectieve lastenquote
Actuele ontwikkelingen Privatisering overhevelen activiteiten van collectieve naar particuliere sector Deregulering verminderen van wetten en regelingen Decentralisatie besluitvorming en uitvoering laten plaats vinden op zo laag mogelijk niveau De actuele ontwikkelingen staan in teken van een terugtredende overheid en vermindering van collectieve lasten. Een overheid die niet langer quasicollectieve goederen levert heeft minder geld nodig. Concurrentie in de marktsector moet efficiënte en prijsgunstige uitvoering waarborgen. Een overheid met minder regels, behoeft minder controle (kostenbesparing). Daarnaast zorgen minder regels voor meer vrijheid, flexibiliteit bedrijven. Een lagere overheid zit dichter bij de mensen en is doorgaans goedkopere. Centralisatie vergt extra uitrusting op centraal niveau.
Economische politiek Onder economische politiek verstaan we alle maatregelen van de overheid die gericht zijn op het beïnvloeden en besturen van het economisch leven conjunctuurpolitiek bestedingen structuurpolitiek inrichting productiecapaciteit (met oog op concurrentievoordelen) Onder economische politiek verstaan we alle maatregelen van de overheid die gericht zijn op het beïnvloeden en besturen van het economisch leven. De keuze van doeleinden en instrumenten wordt niet door zijnsoordelen (constateringen) maar door waarderingsoordelen (voor- en afkeuren) bepaald. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen conjunctuurpolitiek en structuurpolitiek. - conjunctuurpolitiek → vraagzijde → effectieve vraag - structuurpolitiek → aanbodzijde → productiecapaciteit
Doelstellingen economische politiek Prijsstabiliteit Rechtvaardige inkomensverdeling Evenwichtige arbeidsmarkt Evenwichtige betalingsbalans Evenwichtige duurzame groei evenwichtige arbeidsmarkt: streven naar volledige werkgelegenheid - stabiel prijsniveau: tegengaan van inflatie - rechtvaardige inkomensverdeling (inkomensnivellering) - evenwichtige groei: (kwantitatieve) toename en (kwalitatieve) verbetering van de productiecapaciteit - evenwichtige betalingsbalans: zorgdragen voor ongeveer even grote goederen- en kapitaalstromen tussen Nederland en het buitenland - gezond leefmilieu: steeds meer aandacht voor de negatieve externe effecten van economische groei in enge zin Er is sprake van negatieve externe effecten als nadelige gevolgen van de productie en/of consumptie buiten de markt om (dus niet verrekend in de kostprijs) een rol spelen (o.a. milieuproblemen). Het Nederlandse milieubeleid (Nationale Milieubeleidsplan) ziet het milieu als gebruiksruimte en is gericht op duurzame ontwikkeling, waarbij het behoud van natuur, hulpbronnen en milieu ook voor toekomstige generaties is verzekerd. De overheid wil haar doelstellingen zo veel mogelijk bereiken door het sluiten van overeenkomsten met het bedrijfsleven (convenanten). De overheid kan niet-marktconforme maatregelen (tasten de werking van het prijsmechanisme aan) en marktconforme maatregelen (laten de werking van het prijsmechanisme ongemoeid) treffen. - niet-marktconforme maatregelen: - gebods- en verbodswetgeving - milieu-convenanten - marktconforme maatregelen: - milieuheffingen (ecotax) - internaliseren (opnemen in de prijs) van negatieve externe effecten - verhandelbare emissierechten
Strijdige doelen? Evenwichtige duurzame groei evenwichtige betalingsbalans Evenwichtige arbeidsmarkt evenwichtige betalingsbalans prijsstabiliteit Evenwichtige arbeidsmarkt rechtvaardige inkomensverdeling Overheid dwingt bedrijven tot extra kosten inzake sparen milieu dat betekent struktureel een duurder Nederlands product t.o.v. buitenlandse concurrenten, waardoor minder export en meer import. In een periode van laagconjunctuur tracht de overheid om bestedingen op peil te houden middels belastingverlagingen. Bestedingen betekent eveneens vraag naar buitenlandse producten (import grondstoffen). Daarnaast gevaar van bestedingsinflatie. Een rechtvaardige inkomensverdeling vergt progressie in het belastingstelsel
Instrumenten economische politiek 1. Begrotingspolitiek omvang en samenstelling in-/uitgaven 2. Monetaire politiek handhaven koopkracht en wisselkoers 3. Inkomens- Prijs- & Loonbeleid belastingwet, lonenwet en prijzenwet 4. Betalingsbalanspolitiek wisselkoers-, import- en exportbeleid 5. Mededingingspolitiek handhaven concurrentie bedrijfsleven 6. Groeipolitiek stimulerings- en herstructureringsbeleid Instrumenten van economische politiek - begrotingspolitiek: vaststellen van de omvang en samenstelling van de ontvangsten en uitgaven van de overheid - monetaire politiek: handhaven koopkracht (interne waarde) en wisselkoers (externe waarde) van de eigen valuta (m.n. rentebeleid) - inkomens-, loon- en prijsbeleid: beheersen van de inkomens (belastingwetten), lonen (Loonwet) en prijzen (Prijzenwet) - betalingsbalanspolitiek: maatregelen die bijdragen aan evenwicht op de betalingsbalans (wisselkoersbeleid en import/exportbeleid) - groeipolitiek: evenwichtige regionale groei (stimuleringsbeleid) en sectorale groei (herstructureringsbeleid) - mededingingspolitiek: handhaven van gezonde concurrentie binnen het bedrijfsleven (Mededingingswet) Nederland is toegetreden tot de Economische Monetaire Unie en de gulden is vervangen door de euro. Belangrijke instrumenten van economische politiek zijn overgedragen aan de Europese Centrale Bank. Het voeren van een eigen monetaire politiek (rentebeleid) en betalingsbalanspolitiek (wisselkoersbeleid) is niet meer mogelijk
Instrumenten conjunctuur ingrijpen in omvang productie, inkomen en bestedingen begrotingspolitiek (1) minder belasting / hogere uitgaven monetaire politiek (2) kosten kredietverlening inkomenspolitiek (3) sociale uitkering / belasting tarieven prijspolitiek (3) eigen tarieven / tarieven aan banden
Instrumenten structuur ingrijpen in structuur productie, inkomen en bestedingen investeringspolitiek (6) investering infrastructuur / subsidie innovatie handelspolitiek (4) handelsovereenkomsten / ruilverhoudingen belastingpolitiek (3) lasten op arbeid / millieuheffingen consumptiepolitiek (3) aanmoedigen (subsidies) / ontmoedigen (heffingen)
Instrumenten marktwerking ingrijpen in sturing productie, inkomen en bestedingen deregulering (1 en 5) minder wetten en regels (minder bemoeinis) privatisering (1 en 5) overheidstaken naar marktsector marktinterventie (5) middels heffingen en subsidies dan wel wet- en regelgeving verbeteren marktwerking