Comte en Spencer als grondleggers van de sociologie
Auguste COMTE (1798-1857) Situering: “Vader van de sociologie”: lag aan de basis van de ontwikkeling van de sociologie als zelfstandige maatschappijwetenschap; 2. Onder de invloed van drie belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen in de 18e en 19e eeuw: Industriële revolutie Intellectuele revolutie Franse revolutie
Industriële revolutie = de mechanisatie van het productieproces, die mogelijk werd door de ontwikkeling van het kapitalisme en de technologische vooruitgang
Intellectuele revolutie: de verlichting 3 kenmerken Objectieve ingesteldheid bij de studie van cultuurgemeenschappen maatschappelijke organisatie is een objectief gegeven en het resultaat van de werking van sociale processen inzicht in de sociale processen door logisch redeneren empirische toetsing is essentieel Menselijke natuur heeft een universeel karakter Filosofie van de vooruitgang: maatschappelijke evoluties hebben een accumulatief karakter Gevolg: bewustwording van het zelfstandige karakter van het maatschappelijke leven.
De Franse revolutie de rede De overtuiging groeit dat een maatschappelijk orde kan gecreëerd worden op basis van de rede = weldoordachte principes omtrent de regulatie van het maatschappelijke leven
Auguste COMTE (1798-1857): denken 1. Wet der drie stadia: toegepast op de evolutie van het denken en de wetenschap toegepast op de evolutie van samenlevingen 2. Het programma van de sociologie: sociale statica en sociale dynamica
I. De evolutie van het denken en de wetenschap in drie stadia Het denken in het algemeen, maar ook elke wetenschap afzonderlijk doorlopen drie stadia: Theologische stadium: het denken is irrationeel en moraliserend, bovennatuurlijke krachten ter verklaring Metafysisch stadium abstracte principes ter verklaring, empirische toetsing is onmogelijk Positieve stadium waarneembare feiten ter verklaring van ander waarneembare feiten, theorie = abstractie maken van concrete oorzaak-gevolg-relaties Menselijke natuur - instinct
Elke wetenschap afzonderlijk doorloopt de drie stadia, doch ze bereiken het positieve stadium niet op het zelfde ogenblik, Elke bovenliggende wetenschap bouwt verder op de onderliggende wetenschap Gevolg: er is een hiërarchie in de wetenschappen Sociologie Biologie Scheikunde Wiskunde Natuurkunde Astronomie
Comte: Sociologie is finale wetenschap Samenleving is een complex organisch geheel (= sociaal verschijnsel), dat niet vanuit de samenstellende delen (= individuele mens als biologisch gegeven) kan verklaard worden, dus nieuwe wetenschap is nodig = sociologie Sociologie bouwt verder op de biologie: bijvoorbeeld: organische modellen van samenleving; evolutietheorie van sociale verandering Sociologie voegt toe: historisch onderzoek, comparatief onderzoek Vraag: Waarom plaatst Comte de sociologie bovenaan de hiërarchie van de wetenschappen?
II. De evolutie van de samenlevingen in drie stadia Theologische fase Metafysische fase Positieve fase Crisis Motor: Ideeën van de dominerende klasse Snelheid: bevolkingsgroei Richting: wet der drie stadia
Het programma van de sociologie 1. De sociale statica “de studie van de elementen die, van een verzameling individuen, sociale eenheden en collectiviteiten van sociale eenheden maken” Welke sociale eenheden? Gezin Basiseenheid theologisch stadium Stammen, staten, naties Basiseenheden metafysisch stadium Globale samenleving Basiseenheid positieve stadium Welke integrerende krachten? Taal Noodzakelijke voorwaarde Religie Positieve gids voor gedrag Arbeidsdeling Elk individu kan capaciteiten ontwikkelen + wederzijdse afhankelijkheid
Consensus Universalis Integratiemechanismen: Taal: communicatiemiddel, Godsdienst: positieve gids voor gedrag, gericht op collectieve doelstellingen Arbeidsdeling: specialisatie en afhankelijkheid Stammen, naties of staten Gezin Gezin Gezin Globale samenleving Consensus Universalis
2. Sociale dynamica “de studie van de noodzakelijke elkaar opvolgende stadia in de ontwikkeling van een samenleving”
H. Spencer (1820-1903) 1. Evolutietheorie. 2. Organische theorie. Zoektocht naar universele processen die de werking van zowel biologische als sociale systemen sturen: Evolutie of structurering Dissolutie of de-structurering 2. Organische theorie.
Wat is evolutie? = universeel proces dat gekenmerkt wordt door de overgang van systemen van een stadium van relatieve homogeniteit naar een stadium van heterogeniteit, gekoppeld aan een toenemende integratie tengevolge van een toenemende differentiatie Vraag 1: Welke zijn de oorzaken van deze toenemende complexiteit? Vraag 2: Waarom wordt de evolutie gekenmerkt door toenemende integratie?
Vraag 1: Welke zijn de oorzaken van de toenemende complexiteit? Instabiliteit van homogene systemen Verschillende deeleenheden in verschillende omgevingen Contact met deeleenheden doet complexiteit omgeving stijgen Gevolg: In een instabiele omgeving hebben heterogene systemen een relatief voordeel
A D B C D B C A A E B D B C D F C A Jagers- en verzamelaarscultuur Netwerk van relaties in moderne stad E B D B C D F C A
Vraag 2: Waarom is de evolutie gekenmerkt door een toenemende integratie? Differentiatie leidt slechts tot beter aangepaste heterogene systemen wanneer integrerende krachten de gedifferentieerde deeleenheden kunnen samenhouden
Samenvoeging van onafhankelijke populaties Dissolutie Samenvoeging van onafhankelijke populaties Toename van de omvang van het sociaal systeem Omvang en densiteit van de bevolking creëert problemen van levensonderhoud Bevolkingsgroei Toename arbeidsspecialisatie Bijkomende differentiatie in distributieprocessen Wederzijdse afhankelijkheid stijgt Problemen van distributie van goederen en informatie Problemen van controle over en coördinatie tussen gespecialiseerde deeleenheden Differentiatie in regulerende en operatieve processen Dissolutie Dissolutie Evolutietheorie van Herbert Spencer
2. Organische theorie. a. Systematische zoektocht naar de gelijkenissen en de verschillen tussen sociale systemen en biologische organismen Structuur van de connecties tussen Internet Service Providers http://research.lumeta.com/ches/map/gallery/index.html Structuur van een proteïne
Sociaal systeem b. Het onderscheid tussen structuur en functie Functies Sociaal systeem Sociale deeleenheden Het ontstaan van instellingen is niet het gevolg van de intenties en motivaties van individuen, maar van functionele en structurele noden en behoeften
Comte versus Spencer Comte Spencer Relatie sociologiebeleid Wetenschappelijke studie van de samenleving om technocratisch ingrijpen mogelijk te maken Wetenschappelijke studie van de samenleving om storend ingrijpen in de sociale evolutie te vermijden Motor van sociale verandering Evolutie in het denken van de dominerende klasse Supra-individuele processen eigen aan sociale systemen Richting sociale verandering Unilineaire evolutie doorheen drie stadia Multilineaire evolutie (zowel evolutie, stagnatie, dissolutie mogelijk) Politieke ideologie Conservatief, traditionele, autoritaire orde moet hersteld, familie en religie centraal Laissez-faire doctrine