Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
intensiteit,uitingsvormen en gevolgen
Advertisements

Hoofdstuk 5 Sociale verbanden.
The External Control of Organisations A Resource Dependence Perspective (Pfeffer & Salancik) Verthé Tom 2de Ba Politieke Wetenschappen - VUB Sociologie.
Jongeren met visuele beperking: persoonlijk netwerk en welbevinden
11/06/2009 | pag. 1 De weg naar cultuur Ruimtelijke aspecten van culturele interesse en deelname aan het cultuuraanbod. Badisco, J., I. Glorieux, L. Jacobs.
Arbeidstevredenheid en prestaties
1 1 Diagnoseadvies van de sociale partners over O&O en innovatie ‘Naar een meer innovatieve economie’ 18 september 2006.
Hoofdstuk 5 Consumentengedrag
Verstehende of interpretatieve benadering
Allochtonen in het hoger onderwijs
AARDRIJKSKUNDE in het VLAAMSE S.O.
Diagnostiek van gedragsstoornissen
Presteren ijverige studenten beter? De complexe relatie tussen
Situational Influences on the Use of Communication Technologies A Meta-Analysis and Exploratory Study B. van den Hooff, J. Groot, S. de Jonge.
Measuring of Organisation Structures D.S. PUGH Nele Van Dooren 2 de Bachelor Sociologie 28 maart 2006.
De dynamische driehoek: ouders - kind - school
Trajectbegeleiding Maya Delafontaine 1BaSWC.
Jongeren uit etnische minderheden en hun zelfwaardering
Van De Leemkolk, L. (15 oktober 2012). Coming of the ancestors. Geraadpleegd op 24 december 2012, op Ünzüle Saglam.
De rol van aandachtsfocus in blootstelling aan bedreigende informatie
Gegevensverwerving en verwerking
GENDERMECHANISMEN IN HET VLAAMSE ONDERWIJS Mieke Van Houtte Universiteit Gent Vakgroep Sociologie.
Sociologie Academiejaar
Functionalisme: basiskenmerken
Comte en Spencer als grondleggers van de sociologie
Hoe is stabiel maatschappelijk leven mogelijk?
Sociologie als wetenschap
Deel 1 Het managen van mensen en organi-saties.
Hfst 1: de wereld; Het wereldbeeld
Hoofdstuk 1 Patronen op de wereldkaart: bevolking Paragraaf 9 t/m 11
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
Conflicten en onderhandelingen
DE OVERGANG ONDERWIJS-ARBEIDSMARKT Rationeel of emotioneel ?
Waarom dit literatuuronderzoek?
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
Dossier Empowerment.
Bestuurlijk gedonder Midzomernachtdiner 2012 Naar een bestuurlijke buienradar? 18 juni 2012.
Armoede.
Algemene Sociologie PA – B1
Docent: Anco R.O. Ringeling
Verschillen tussen scholen en klassen
Sociologie Cultuur en Context J1.3. Bezetting Maagdenhuis Jeugd en muziek.
Middelengebruik bij jongeren in het speciaal onderwijs en in de residentiële jeugdzorg: de rol van individuele factoren, ouders en vrienden Annelies Kepper.
Omgevingsanalyse LOP BaO. Deel 1 Een korte schets op basis van de GOK-cijfers.
Les 7 Kind en omgeving Het individu in de context Kind en omgeving Het individu in de context.
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 1
Dorien `t Hart Med.hro.nl/hardo
Dorien `t Hart Groepsdynamica Dorien `t Hart
Stromingen in de psychologie Hoorcollege 1
Kind en omgeving Het individu in de context
Begeleiden en Coachen week 5
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 4
1. globalisering. 1 Weg uit Nederland a Daar zijn de lonen lager. Daar is de productie dus goedkoper. Tot 1989 bestond het IJzeren Gordijn nog. De uitwisseling.
Richtlijnen en principes Over diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking 29 maart 2011 Barbara Pot, orthopedagoge/gz-psychologe.
DAVID PINTO
Zelfdoding, Werkloosheid en Crisis Renske Gilissen Senior onderzoeker 113Online & GGD Haaglanden.
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
Conflicten en onderhandelingen
Gedrag in organisaties Hoofdstuk VIII
Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
Redeneren over de verzorgingsstaat
§ 1.1 Identiteit Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt.
Consumenten-gedrag Sociologische blik
Het voorspellen van agressie tijdens de behandeling van forensisch psychiatrische patiënten a.d.h.v. DE hcr-20.
Sociologische paradigma’s
‘Agressie bij kinderen’
Onderzoek zelforganisatie: Tussenresultaten
Transcript van de presentatie:

Sociologische benaderingswijzen: inhoudelijke en methodologische perspectieven Inhoudelijke perspectieven: over de inhoud van de discipline en het theoretisch referentiekader Structuralisme Sociologie van het Sociaal Handelen Symbolisch Interactionisme Interactionele richting Methodologische perspectieven: over de wijze waarop het onderzoeksobject moet worden benaderd Functionalisme Positivisme Verstehende benadering

Sociologische benaderingswijzen: richtingen naar de inhoud Structuur Cultuur Interactionele richting Symbolisch Interactionisme Sociologie van het sociaal handelen Structuralisme Macro Micro

Structuralisme: voorbeeld Levenstevredenheid en scholingsgraad (individueel niveau en landenniveau) Hooggeschoolde personen hebben een hogere levenstevredenheid De levenstevredenheid neemt af in samenlevingen met een hoge scholingsgraad

Structuralisme: basisveronderstellingen Gedrag wordt bepaald door de sociaalstructurele deeleenheden waarvan men deel uitmaakt. zie: levenstevredenheid en scholing Sociale organisatie is opgebouwd uit structurele deelcomponenten, die onderling met elkaar verbonden zijn, van elkaar afhankelijk zijn of op elkaar invloed uitoefenen. DUS: structuralisten gaan na wat de invloed is van structurele factoren op het gedrag van de groepsleden en op de aard van de relaties tussen de verschillende deelcomponenten van de sociale structuur

Structuralisme: welke structurele factoren Morfologische kenmerken: bvb. groepsgrootte Structurele kenmerken: bvb. graad van centralisatie van een sociaal netwerk Normatieve kenmerken: bvb. academisch klimaat of leercultuur Geaggregeerde kenmerken: bvb. gemiddelde scholingsgraad van een bevolking Sociale posities en sociale rollen: bvb. manager van onderneming of kernstaten in de wereldeconomie

Grondlegger Emile DURKHEIM (1858-1917) 1. Situering. Eerste Franse academische socioloog Belangrijke werken: "De la division du travail sociale" "Les règles de la méthode sociologique" "Le suicide" Stichter van ’’L’Année Sociologique’ 2. Zijn visie op de sociologie In "Les règles de la mèthode sociologique": Wat is het studieobject van sociologie? Hoe moet dit studieobject bestudeerd worden?

1. Wat is het studieobject van sociologie? SOCIALE FEITEN: product van menselijke interactie, extern aan het individu oefenen een dwingende kracht uit I° kenmerk: determinisme of anti-voluntarisme Welke soorten sociale feiten? Morfologische verschijnselen (bvb. groepsgrootte) "Conscience collective“ (bvb. algemeen klimaat van vertrouwen/wantrouwen) Geaggregeerde kenmerken (bvb. gemiddelde scholingsgraad)

2. Hoe moeten sociale feiten verklaard en bestudeerd worden? "Sociale feiten moeten verklaard worden vanuit andere sociale feiten" II° kenmerk: anti-reductionistisch de werkelijkheid is gelaagd en elk verschijnsel moet verklaard worden vanuit verschijnselen op hetzelfde niveau van organisatie III° kenmerk: positivistisch Sociale feiten zijn objectief en kunnen empirisch onderzocht worden. Causale verklaringen: tijdsordening en covariatie.

Zelfdoding bij mannen (1998?), geografische spreiding, Europa "Le Suicide" (1897). 1. Vaststellingen: Zelfmoord komt voor in alle samenlevingen en is van alle tijden: dus NORMAAL gedrag belangrijke crossnationale variatie in zelfdoding + deze internationale variatie is doorgaans vrij stabiel over lange periode, dus STRUCTURELE dimensie soms treden vrij sterke schommelingen op, dus CONJUNCTURELE dimensie 2. Verklaring: sociaalstructurele kenmerken van naties en conjuncturele schommelingen, beiden verbonden met de mate van sociale integratie Recente trend in zelfdoding (totale bevolking, EU, CIS=vroegere USSR, CSEC=vroegere Oostblok minus USSR) Zelfdoding bij mannen (1998?), geografische spreiding, Europa

Vier types van zelfdoding: Cultuur (normen) Structuur (relaties) Zwak Anomische (na ontslag, ineenstorting USSR) Egoïstische (na echtscheiding) (meest frequente type in moderne samenlevingen) Sterk Fatalistische (gevangenen) Altruïstische (zelfmoordcommando, collectieve zelfmoord in sekten) Integratie Aantal ZM

Galle, O.R., Gove, W.R. en J.M. McPherson (1972), Population density and pathology: what are the relations for man? Onderzoeksvraag: Het onderzoek van Calhoun (1962) naar de relatie tussen densiteit en probleemgedrag bij ratten: Ratten in situatie van hoge densiteit (vergelijkbaar met 25 personen in een doorsnee woning) vertonen probleemgedrag (agressief gedrag, verwaarlozing jongen, hoge mortaliteit, enz.) Bij andere diersoorten is crowding eveneens problematisch: uitingen zijn evenwel diersoortspecifiek (voorbeeld Rhesusapen) Onderzoeksvraag: (a) leidt hoge bevolkingsdichtheid ook bij mensen tot probleemgedrag en (b) hoe manifesteren de gevolgen van crowding zich bij de mens

Crowding, agressie en stress bij Rhesusapen Bron: De Waal, F. et al (2000), Coping with CROWDING, Scientific American, 76-81

Galle, O.R., Gove, W.R. en J.M. McPherson (1972), Population density and pathology: what are the relations for man? Onderzoeksopzet: 1. Steekproefpopulatie 2. Operationalisatie 3. Causale modellen Steekproefpopulatie: Inwoners van 75 districten van Chicago

Maten: Probleemgedrag: Densiteit: mortaliteit, jeugddelinquentie, opname psychiatrische instellingen, Extreem lage vruchtbaarheid, enz. Densiteit: Fase 1: Densiteit = inwoners/km² Fase 2: Densiteit op het persoonlijke niveau: (a) Aantal inwoners/kamer (b) Aantal kamers/wooneenheid Densiteit op het structurele niveau: (c) Aantal wooneenheden/woonblok (d) Aantal woonblokken/km²

Causale modellen: Andere structurele factoren zijn zowel verbonden met densiteit als met probleemgedrag: Sociale klasse Etniciteit Vraag is: Oefent densiteit een invloed uit op probleemgedrag onafhankelijk van de invloed van de sociale klassensamenstelling en de etnische samenstelling van de populatie? Sociale klasse etniciteit Probleemgedrag Densiteit Model 1: spurieus verband Sociale klasse etniciteit Probleemgedrag Densiteit Model 2: echt verband

Resultaten van de analyse Onderzoeksfase 1 (densiteit als inwoners/km²): Er is een sterke associatie tussen densiteit en probleemgedrag Echter: de associatie is spurieus (kan toegeschreven worden aan de sociale klassen- en etnische samenstelling van de bevolking): Onderzoeksfase 2 (multidimensionele indicator van densiteit): Densiteit op het interpersoonlijke niveau oefent een belangrijke invloed uit: wijst op het belang van interpersoonlijke processen Directe en indirecte invloed van sociale klassen- en etnische samenstelling

Besluit: Specifiek: Densiteit oefent een nefaste invloed uit op welbevinden wanneer mensen zich niet kunnen afzonderen van anderen en hun behoefte aan een eigen ruimte in het gedrang komt; De woonsituatie van achtergestelde groepen is één van de oorzaken van onwelbevinden Meer algemeen: Vele vormen van probleemgedrag komen voort uit sociale condities (d.i. die niet tot individuele kenmerken te reduceren zijn) Gedurende korte periodes van crowding verminderen mensen hun sociale interactie om conflicten te vermijden (en spanning te voorkomen) (Uit “Coping with CROWDING” by Frans B. M. de Waal, Filippo Aureli and Peter G. Judge, Sci. Am, mei 2000)