binnen de gesloten jeugdzorg Comorbiditeit binnen de gesloten jeugdzorg Drs. Karin Nijhof Orthopedagogiek Gezin & Gedrag Radboud Universiteit Nijmegen
Overview Wat is gesloten jeugdzorg / Jeugdzorgplus Probleemkenmerken jongeren en gezin Comorbiditeit Comorbiditeit en behandelverloop Comorbiditeit en follow-up
Gesloten jeugdzorg
Gesloten jeugdzorg Voorgeschiedenis Ernstig probleemgedrag Zorgelijke opvoedingssituatie OTS & machtiging gesloten plaatsing rechter Opname jongeren in JJI (civielrechtelijke jongeren)
Gesloten jeugdzorg Plaatsing in JJI was ongewenst: Imitatie van crimineel gedrag Zelfde behandeling, niet toegespitst op problematiek Waarom niet in andere residentiële instellingen? Combinatie met psychiatrische stoornissen Combinatie LVB (Licht Verstandelijke Beperking) Sinds 2010 geen civielrechtelijke jongeren meer in de JJI’s
Gesloten jeugdzorg Nieuw type intensieve residentiële behandeling ‘Gedwongen’ binnen de jeugdzorg Intensieve gezinsinterventie Aanvullende/gespecialiseerde diagnostiek Veilige en geheime plek voor hen die bescherming nodig hebben Geen visitatie
Gesloten jeugdzorg Slachtoffer seksueel misdrijf Slachtoffer gedwongen prostitutie (slachtoffers ‘loverboys’) Slachtoffer seksueel misdrijf Slachtoffer geestelijke/lichamelijk mishandeling Situatie waar politiebemoeienis nodig is Dreiging van bovenstaande vier Bescherming tegen escalatie van geweld tegen zichzelf Bescherming tegen escalatie van geweld tegen directe omgeving
Gesloten jeugdzorg Geweld jongere tegen gezinsleden 45% Politiecontacten 72% Geweld jongere tegen gezinsleden 45% Risicovolle vrienden 68% Suïcide 25% Automutilatie 19% Trauma’s 60% Gebruik softdrugs 65% Gebruik harddrugs 25% Alcoholmisbruik 28% Spijbelen 70% Schoolproblemen 80% Prostitutie 20% Seksueel misbruik derden 15%
Gesloten jeugdzorg Alleenstaande ouders 52% Eigen problematiek moeder 50% Eigen problematiek vader 24% Drugs en/of alcoholmisbruik moeder 11% Drugs en/of alcoholmisbruik vader 16% Politiecontacten gezinsleden 24% Instabiele opvoedingsomgeving 70% Bedreigde kwaliteit opvoeding 72% Mishandeling in het gezin 34% Fysiek geweld tussen ouders 27%
Comorbiditeit
Samengaan 2 of meer stoornissen Comorbiditeit Samengaan 2 of meer stoornissen Samengaan van internaliserende en externaliserende problemen
Comorbiditeit Meest voorkomende DSM-classificaties ODD 36% CD 30% ADHD 25% Ouder-kind relatieprobleem 17% Hechtingsstoornis 12% Noot. Alle overige stoornissen komen bij minder dan 10% van de jongeren voor (Van Dam, Nijhof, Scholte,& Veerman, 2010)
Comorbiditeit Bij 64% komt dubbele DSM-classificaties voor Meest voorkomende combinaties ODD – ADHD CD – ouderkind relatieprobleem ODD – hechtingsproblematiek Percentage comorbiditeit is vergelijkbaar met wat Karin Frissen benoemde in haar presentatie over residentiële jeugdzorg (70%)
Comorbiditeit Volgens YSR¹ en CBCL¹ bij opname 20% Comorbiditeit volgens jongere 53% Comorbiditeit volgens ouders 36% Comorbiditeit volgens mentoren ¹Achenbach, 1991; 2001; Verhulst, Van der Ende, & Koot, 1997 Ouders zijn we verder niet op ingegaan, vanwege de lage respons en omdat ze minder goed inzicht hebben in problematiek als jongere gesloten zit.
Comorbiditeit Volgens jongeren 63% meisjes* 69% autochtoon* 15.6 jaar bij opname Volgens mentoren 70% meisjes* 57% autochtoon 15.67 jaar bij opname *Betekent dat de comorbiditeit groep significant hoger scoort vergeleken met jongeren die alleen INT of EXT laten zien of geen problemen in het klinisch gebied
Comorbiditeit Behandelverloop YSR – Internaliserende problemen ES = 1.67 Bij aanvang verschillen de 3 groepen significant van elkaar, bij einde verschillen groep alleen int/ext en comor. van geen problemen, maar alleen int/ext en comorbide verschillen niet ES = -.12 ES = .26 Noot. Effect sizes kleiner dan .20 zijn verwaarloosbaar, effect sizes tussen .20 en .49 betekenen klein effect, tussen .50 en .79 zijn gemiddelde effecten en effect sizes van .80 en hoger geven een groot effect weer (Cohen, 1992).
Comorbiditeit Behandelverloop YSR – Externaliserende problemen ES = 1.51 ES = .98 Zowel bij aanvang als bij einde verschillen de alleen int/ext en comorbide groep niet van elkaar, wel verschillen beide van de groep geen problemen ES = .12 Noot. Effect sizes kleiner dan .20 zijn verwaarloosbaar, effect sizes tussen .20 en .49 betekenen klein effect, tussen .50 en .79 zijn gemiddelde effecten en effect sizes van .80 en hoger geven een groot effect weer (Cohen, 1992).
Comorbiditeit Behandelverloop CBCLmentor – Internaliserende problemen ES = .81 Bij aanvang verschillen alle groepen significant van elkaar, bij einde verschillen alleen int/ext en comorbide niet van elkaar, beide verschillen wel van de groep geen problemen ES = -.20 ES = -.16 Noot. Effect sizes kleiner dan .20 zijn verwaarloosbaar, effect sizes tussen .20 en .49 betekenen klein effect, tussen .50 en .79 zijn gemiddelde effecten en effect sizes van .80 en hoger geven een groot effect weer (Cohen, 1992).
Comorbiditeit Behandelverloop CBCLmentor – Externaliserende problemen ES = .28 ES = -.13 Bij aanvang verschillen de groepen significant van elkaar, bij einde verschillen alleen int/ext en comorbide niet meer, beide verschillen wel met geen problemen ES = -.79 Noot. Effect sizes kleiner dan .20 zijn verwaarloosbaar, effect sizes tussen .20 en .49 betekenen klein effect, tussen .50 en .79 zijn gemiddelde effecten en effect sizes van .80 en hoger geven een groot effect weer (Cohen, 1992).
Conclusie behandelverloop Comorbiditeit Conclusie behandelverloop Groep comorbiditeit komt met meer problemen binnen, zowel op INT als op EXT volgens jongeren en mentoren Zowel jongeren als mentoren laten een afname zien in INT en EXT voor de groep comorbiditeit, sterker dan andere twee groepen Bij einde behandeling zitten ze zowel voor INT als EXT problemen volgens jongeren en mentoren nog in borderline danwel klinisch gebied, behalve voor INT volgens de jongeren (niet klinisch)
Comorbiditeit Follow-up uitkomsten Totaal follow-up obv jongeren obv mentoren - + Geen problemen 16% 84% 11% 89% Alleen INT of EXT 22% 78% 3% 97% Comorbiditeit 10% 90% 27.8% 72% Vetgedrukte % zijn significant
Significant meer meisjes laten comorbiditeit van INT Algemene conclusie Significant meer meisjes laten comorbiditeit van INT en EXT problemen De groep comorbiditeit laat grootste vooruitgang zien, maar zitten nog steeds in klinisch gebied bij vertrek Een half jaar na vertrek doet het grootste deel van de groep comorbiditeit het goed
Opvallend is de sterke toename in EXT volgens mentoren Discussie Opvallend is de sterke toename in EXT volgens mentoren bij de niet problematische groep sprake van ‘deviancy training’? (Dishion, Eddy, Haas, Li, & Spracklen, 1997; Dishion, Poulin, & Burraston, 2001; Dishion, Spracklen, Andrews, & Patterson, 1996 ) De problematiek bij groep comorbiditeit bij einde vertrek blijft punt van aandacht follow-up nodig om functioneren op lange termijn te onderzoek suggereert intensievere nazorg om terugval te voorkomen Volgens Dishion et al. zijn er aanwijzingen dat met name niet deviante jongeren of mild deviante jongeren gevoelig zijn voor deviancy training; een proces waarin peers elkaars deviante gedrag aanmoedigen. Vooral binnen leefgroepen in residentiële settings wordt gevonden dat dit negatieve effecten op jongeren kan hebben. Prognose bij comorbiditeit is minder gunstig. Onze gegevens bevestigen dit nog niet, maar langere termijn follow-up is nodig. Literatuur geeft aan dat de verbetering tijdens residentiele behandeling moeilijk is vast te houden na behandeling voor jongeren.
Tot slot… Voor meer informatie www.onderzoeknieuwzorgaanbod.info www.jeugdzorgplus.nl k.nijhof@pwo.ru.nl Volgens Dishion et al. zijn er aanwijzingen dat met name niet deviante jongeren of mild deviante jongeren gevoelig zijn voor deviancy training; een proces waarin peers elkaars deviante gedrag aanmoedigen. Vooral binnen leefgroepen in residentiële settings wordt gevonden dat dit negatieve effecten op jongeren kan hebben.