Gemeenschappen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
WERKING VAN ECOSYSTEMEN
Advertisements

Werking van ecosystemen
Evenwicht i n het tropisch regenwoud? Theorie en achtergronden
Werking van ecosystemen
competitie of concurrentie
Voedselrelaties in de natuur
Paragraaf 2.3 Inspelen op de natuur.
Werking van ecosystemen
Werking van ecosystemen
Ecologie VWO 5.
Ecosystemen Hoofdstuk 3.
Tussentijdse evaluatie
Wet van Cope. Definitie  Lichaamsgrootte van organismen binnen een evolutielijn stijgt  E. D. Cope, 1871  Bij alle groepen van organismen  Wereldwijd.
Massa-extincties en macro-evolutie
Voedselrelaties ecologie.
Ecosystemen in verandering
Basisboek BB 88: wereldecosystemen
Thema 3: Ecologie.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Voedselketen De Hoofdrolspelers:
Terreinstudie.
Dossier Empowerment.
Basisstof 1: Invloeden uit het milieu Basisstof 2: Voedselrelaties
Voedselrelaties.
Basisstof 3: Kringlopen Basisstof 4: Piramides Basisstof 5: Populaties
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
413 – ECOLOGIE.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
13 Eten of gegeten worden!.
Module Ecologie PP5 Ecosystemen..
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Hoofdstuk 11: Ecostromen
Ecologie.
Week 3: Systeemtheorie versus biologische psychologie
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
4 basis en kader, hele hoofdstuk
ECOLOGIE.
Hoofdstuk 2 Paragraaf 3.
13.3 Soorten veranderen Evolutie.
Ip4inno 1 A.Auteursrecht B. ‘Reputatie’ en merken in het Angelsaksisch recht C. Niet-geregistreerde modellen D. Halfgeleidertopografierecht.
7 Ecologie ©JasperOut.nl.
BOSBIOTOOP FACTOREN.
Ecologie Thema1.
ECOLOGIE.
Ecologie Voedselketens en kringlopen. Relaties organismen 1.Competitie o Voedsel, ruimte of partners 2.Predatie o Opeten ander organisme Voedselketen!
Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Samen eten Nectar 2.4 Blz 47 tb.
H02 Soorten en Populaties
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Thema 3 ecologie.
Ecologie Hoofdstuk 6.
413 – ECOLOGIE.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Ecosystemen, piramides en stromen
Successie.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Successie.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Transcript van de presentatie:

Gemeenschappen

Gemeenschapsstructuur

Gemeenschapsstructuur Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens dezelfde periode en op dezelfde plaats.

Gemeenschapsstructuur Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens dezelfde periode en op dezelfde plaats. Gemeenschappen vertonen kenmerken die we niet aan-treffen bij de afzonderlijke soorten waaruit ze zijn samen-gesteld.

Gemeenschapsstructuur Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens dezelfde periode en op dezelfde plaats. Gemeenschappen vertonen kenmerken die we niet aan-treffen bij de afzonderlijke soorten waaruit ze zijn samen-gesteld. Hun structuur en functioneren wordt bepaald door abio-tische en biotische factoren.

Patronen van diversiteit

Patronen van diversiteit

Patronen van diversiteit

Patronen van diversiteit Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten om diversiteit te beschrijven en kwantificeren:

Patronen van diversiteit Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten om diversiteit te beschrijven en kwantificeren: α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeen-schap, uitgedrukt als aantal soorten.

Patronen van diversiteit Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten om diversiteit te beschrijven en kwantificeren: α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeen-schap, uitgedrukt als aantal soorten. β-diversiteit: verandering in diversiteit tussen gemeen-schappen, uitgedrukt als aantal unieke soorten.

Patronen van diversiteit Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten om diversiteit te beschrijven en kwantificeren: α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeen-schap, uitgedrukt als aantal soorten. β-diversiteit: verandering in diversiteit tussen gemeen-schappen, uitgedrukt als aantal unieke soorten. γ-diversiteit: diversiteit over alle gemeenschappen in een regio, uitgedrukt als totaal aantal soorten.

Patronen van diversiteit Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeen-schap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte, etc.

Patronen van diversiteit Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeen-schap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte, etc. Mathematisch vertaald omvat diversiteit een combinatie van soortenrijkdom en eveness, het relatieve aandeel van elke soort in een gemeenschap.

Patronen van diversiteit Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeen-schap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte, etc. Mathematisch vertaald omvat diversiteit een combinatie van soortenrijkdom en eveness, het relatieve aandeel van elke soort in een gemeenschap.

Patronen van diversiteit

Eilandbiogeografie

Eilandbiogeografie The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert MacArthur & Edward Wilson, 1967) .

Eilandbiogeografie The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert MacArthur & Edward Wilson, 1967) . Gemiddeld lagere soortenrijkdom op eilanden t.o.v. ver-gelijkbare gebieden op het vasteland.

Eilandbiogeografie vogels Azoren planten Azoren species-area verbanden reptielen West-Indies vogels Solomon

Eilandbiogeografie zoogdierenbergketens broedvogels bosfragmenten species-area verbanden invertebraten mosselbanken vissen woestijnbronnen

Eilandbiogeografie

Eilandbiogeografie The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert MacArthur & Edward Wilson, 1967) . Gemiddeld lagere soortenrijkdom op eilanden t.o.v. ver-gelijkbare gebieden op het vasteland. Soortenrijkdom op oceanische eilanden vertoont een dyna-misch evenwicht tussen ratios van immigratie en emigratie.

Eilandbiogeografie

Eilandbiogeografie

Eilandbiogeografie

Functioneren van gemeenschappen

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Dominante soorten

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Dominante soorten hoge abundantie of biomassa

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Dominante soorten hoge abundantie of biomassa hoge impact op voorkomen of verspreiding van andere soorten en op abiotische variabelen

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Dominante soorten hoge abundantie of biomassa hoge impact op voorkomen of verspreiding van andere soorten en op abiotische variabelen hoog competitief vermogen

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Keystone soorten

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Keystone soorten niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Keystone soorten niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa hoge impact via ecologische rol of niche

Functioneren van gemeenschappen Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal (dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten). Keystone soorten niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa hoge impact via ecologische rol of niche belang blijkt vooral na het verdwijnen

Functioneren van gemeenschappen

Functioneren van gemeenschappen

Voedselketens en voedselwebben

Voedselketens en voedselwebben Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in de structuur en dynamiek van gemeenschappen.

Voedselketens en voedselwebben Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in de structuur en dynamiek van gemeenschappen. Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische gemeenschapsstructuur genoemd.

Voedselketens en voedselwebben Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in de structuur en dynamiek van gemeenschappen. Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische gemeenschapsstructuur genoemd. Primaire producenten (autotrofen) capteren zonlicht en vormen via fotosynthese complexe organische moleculen uit H2O en CO2.

Voedselketens en voedselwebben Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in de structuur en dynamiek van gemeenschappen. Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische gemeenschapsstructuur genoemd. Primaire producenten (autotrofen) capteren zonlicht en vormen via fotosynthese complexe organische moleculen uit H2O en CO2. Primaire consumenten (heterotrofen) prederen op auto-trofen, secundaire heterotrofen op primaire heterotrofen, etc. Naargelang het dieet onderscheiden we herbivoren, carnivoren, omnivoren, detrivoren en saprofieten.

Voedselketens en voedselwebben Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt.

Voedselketens en voedselwebben

Voedselketens en voedselwebben Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt. Voedselweb: Naast directe interacties tussen trofische niveaus worden trofische gemeenschappen ook geken-merkt door indirecte interacties binnen trofische niveaus.

Voedselketens en voedselwebben

Voedselketens en voedselwebben Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt. Voedselweb: Naast directe interacties tussen trofische niveaus worden trofische gemeenschappen ook geken-merkt door indirecte interacties binnen trofische niveaus. Bij elke overgang tussen trofische niveaus gaat ca. 90% van de energie opgeslagen in organische componenten verloren.

Voedselketens en voedselwebben

Voedselketens en voedselwebben Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt.

Voedselketens en voedselwebben Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt. energetische hypothese

Voedselketens en voedselwebben Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt. energetische hypothese dynamische stabiliteit hypothese

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Bottom-up model

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Bottom-up model verandering in biomassa van lagere tropische niveaus indiceert veranderingen op hogere niveaus

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Bottom-up model verandering in biomassa van lagere trofische niveaus indiceert veranderingen op hogere niveaus weergegeven als N  V  H  P

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Top-down model (trofisch cascade model)

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Top-down model (trofisch cascade model) structuur van een gemeenschap wordt in hoofdzaak ge-reguleerd door predatie

Gemeenschapsregulatie Op basis van potentiële trofische interacties worden twee modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld: Top-down model (trofisch cascade model) structuur van een gemeenschap wordt in hoofdzaak ge-reguleerd door predatie weergegeven als N  V  H  P

Gemeenschapsregulatie Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z. een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling.

Gemeenschapsregulatie Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z. een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling. Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichts-model (non-equilibrium model).

Gemeenschapsregulatie Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z. een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling. Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichts-model (non-equilibrium model). Sommige gemeenschappen zijn voor hun voortbestaan (gedeeltelijk) afhankelijk van verstoringen.

Gemeenschapsregulatie Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z. een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling. Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichts-model (non-equilibrium model). Sommige gemeenschappen zijn voor hun voortbestaan (gedeeltelijk) afhankelijk van verstoringen. Intermediate disturbance hypothesis: middelmatige verstoring leidt tot de hoogste soortenrijkdom (Joseph Connell, 1978).

Gemeenschapsregulatie Joseph Connell Research Professor University of California, Santa Barbara

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie).

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie). Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijd-schalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie). Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijd-schalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap. Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen:

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie). Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijd-schalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap. Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen: Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie). Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijd-schalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap. Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen: Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging Inhibering: vroege soorten bemoeilijken vestiging

Gemeenschapsregulatie Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschap-pen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen (ecologische successie). Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijd-schalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap. Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen: Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging Inhibering: vroege soorten bemoeilijken vestiging Tolerantie: vroege soorten hebben een neutrale invloed

Gemeenschapsregulatie Primaire successie

Gemeenschapsregulatie Primaire successie temporele verandering in soortensamenstelling in voor- heen onbewoond gebied

Gemeenschapsregulatie

Gemeenschapsregulatie Primaire successie temporele verandering in soortensamenstelling in voor- heen onbewoond gebied windverbreide varens en mossen vormen de eerste fotosynthetische kolonisten

Gemeenschapsregulatie Primaire successie temporele verandering in soortensamenstelling in voor- heen onbewoond gebied windverbreide varens en mossen vormen de eerste fotosynthetische kolonisten decompositie leidt tot de vorming van een initiële organische bodemlaag

Gemeenschapsregulatie Secundaire successie

Gemeenschapsregulatie Secundaire successie temporele verandering in soortensamenstelling nadat originele vegetatie verdween (maar intacte bodem)

Gemeenschapsregulatie

Gemeenschapsregulatie Secundaire successie temporele verandering in soortensamenstelling nadat originele vegetatie verdween (maar intacte bodem) via successie ontstaat een vegetatie die sterk gelijkt op de oorspronkelijke

Gemeenschapsregulatie

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen.

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Interactief gemeenschapsmodel

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Interactief gemeenschapsmodel gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Interactief gemeenschapsmodel gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’ vertonen ‘ontwikkeling’ tot ‘volwassen’ staat

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Interactief gemeenschapsmodel gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’ vertonen ‘ontwikkeling’ tot ‘volwassen’ staat nadruk op interactie tussen soorten

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Individualistisch gemeenschapsmodel

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Individualistisch gemeenschapsmodel omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Individualistisch gemeenschapsmodel omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties samen voorkomen duidt op gelijkaardige vereisten

Gemeenschapsmodellen Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder ge-meenschapsecologen. Individualistisch gemeenschapsmodel omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties samen voorkomen duidt op gelijkaardige vereisten nadruk op individualiteit van soorten

Gemeenschapsmodellen Interactief

Gemeenschapsmodellen Interactief Structuur en dynamiek Individua-listisch

Ecologische nicheconcept

Ecologische nicheconcept Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een organisme.

Ecologische nicheconcept

Ecologische nicheconcept Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een organisme. In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving.

Ecologische nicheconcept Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een organisme. In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving. Limiterende hulpbron (critical resource): elke omgevings-component die de ecologische niche van een organisme beperkt.

Ecologische nicheconcept Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een organisme. In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving. Limiterende hulpbron (critical resource): elke omgevings-component die de ecologische niche van een organisme beperkt. Gerealiseerde niche is het deel van de fundamentele (potentiële) niche dat effectief wordt ingenomen gegeven competitie voor limiterende hulpbronnen.

Ecologische nicheconcept Chthamalus Balanus

Ecologische nicheconcept

Ecologische nicheconcept Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische hulpbron).

Ecologische nicheconcept Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische hulpbron). contest competition: impliceert actieve interferentie

Ecologische nicheconcept Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische hulpbron). contest competition: impliceert actieve interferentie scramble competition: exploitatie van eenzelfde hulpbron

Ecologische nicheconcept Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische hulpbron). contest competition: impliceert actieve interferentie scramble competition: exploitatie van eenzelfde hulpbron Competitie voor limiterende hulpbronnen kan aanleiding geven tot competitieve uitsluiting (G.F. Gause, 1934).

Ecologische nicheconcept G.F. Gause Moscow University

Ecologische nicheconcept Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact dezelfde ecologische niche bezetten.

Ecologische nicheconcept Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact dezelfde ecologische niche bezetten. Over een evolutionaire tijdschaal zal natuurlijke selectie individuen bevoordelen die competitie voor kritische hulp-bonnen reduceren.

Niche dimensie Gebruik hulpbron

Niche dimensie Gebruik hulpbron Niche dimensie Gebruik hulpbron

Ecologische nicheconcept Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact dezelfde ecologische niche bezetten. Over een evolutionaire tijdschaal zal natuurlijke selectie individuen bevoordelen die competitie voor kritische hulp-bonnen reduceren. Resource partitioning: reductie in competitie tussen co-existerende soorten door reductie van overlap in één of meerdere niche dimensies. Dit proces kan leiden tot character displacement.

Ecologische nicheconcept

Andere biotische interacties

Andere biotische interacties Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op carnivoren áls herbivoren.

Andere biotische interacties Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op carnivoren áls herbivoren. Natuurlijke selectie leidt tot verfijning van adaptaties bij predatoren en prooien. Evolutie van strategieën bij de ene groep vormt de selectieve kracht voor co-evolutie van strategieën bij de tegenpartij (evolutionaire wapenwedloop).

Andere biotische interacties Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op carnivoren áls herbivoren. Natuurlijke selectie leidt tot verfijning van adaptaties bij predatoren en prooien. Evolutie van strategieën bij de ene groep vormt de selectieve kracht voor co-evolutie van strategieën bij de tegenpartij (evolutionaire wapenwedloop). Adaptaties kunnen zowel morfologisch (bv. kleurpatronen), fysiologisch (bv. alkaloïden) als gedragsmatig (bv. groeps-gedrag) zijn.

aposematisme

Mülleriaanse mimicry

Batesiaanse mimicry

Andere biotische interacties Symbiose verwijst naar een nauwe associatie tussen indi-viduen van twee of meer soorten als gevolg van co-evolutie. Afhankelijk van het type van symbiose kunnen symbionten voordeel, nadeel of neutraliteit ondervinden.

Andere biotische interacties Effect op 1 Effect op 2 Predatie van 2 door 1 positief negatief Mutualisme van 1 en 2 neutraal Parasitisme van 1 op 2 Competitie van 1 en 2 Commensalisme van 1 & 2

Mutualisme

Andere biotische interacties Effect op 1 Effect op 2 Predatie van 2 door 1 positief negatief Mutualisme van 1 en 2 neutraal Parasitisme van 1 op 2 Competitie van 1 en 2 Commensalisme van 1 & 2

Commensalisme

Andere biotische interacties Effect op 1 Effect op 2 Predatie van 2 door 1 positief negatief Mutualisme van 1 en 2 neutraal Parasitisme van 1 op 2 Competitie van 1 en 2 Commensalisme van 1 & 2

Parasitisme